Einde inhoudsopgave
Protocol betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
Artikel 2 [Bevoegdheid tot het vragen van een prejudiciële beslissing]
Geldend
Geldend vanaf 01-12-1998
- Redactionele toelichting
Zie voor de partijgegevens van deze wijziging het Verdrag van 29-11-1996, Trb. 1997, 69.
- Bronpublicatie:
29-11-1996, Trb. 1997, 69 (uitgifte: 18-03-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-1999, Trb. 1999, 104 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
De volgende rechterlijke instanties kunnen het Hof van Justitie verzoeken, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen over een vraagstuk van uitlegging:
- 1
- —
in België: het Hof van Cassatie — la Cour de Cassation en de Raad van State — le Conseil d'Etat,
- —
in Denemarken: højesteret,
- —
in de Bondsrepubliek Duitsland: die obersten Gerichtshöfe des Bundes,
- —
in Griekenland: τά άνώτατα Δικαστήρια,
- —
in Spanje: el Tribunal Supremo,
- —
in Frankrijk: la Cour de Cassation alsmede le Conseil d'Etat,
- —
in Ierland: the Supreme Court,
- —
in Italië: la Corte Suprema di Cassazione,
- —
in Luxemburg: la Cour supérieure de Justice siégeant comme cour de cassation,
- —
in Oostenrijk: het Oberste Gerichtshof, het Verwaltungsgerichtshof en het Verfassungsgerichtshof,
- —
in Nederland: de Hoge Raad,
- —
in Finland: korkein oikeus/högsta domstolen en korkein hallintooikeus/högsta förvaltningsdomstolen,
- —
in Zweden: Högsta Domstolen, Regeringsrätten, Arbetsdomstolen en Marknadsdomstolen,
- —
in Portugal: o Supremo Tribunal de justiça en o Supremo Tribunal Administrativo,
- —
in het Verenigd Koninkrijk: the House of Lords en de rechterlijke instanties die op grond van artikel 37, tweede lid, of artikel 41 van het Verdrag zijn aangeroepen;
- 2.
de rechterlijke instanties van de verdragsluitende Staten, wanneer zij recht spreken in hoger beroep;
- 3.
in de gevallen, bedoeld in artikel 37 van het Verdrag, de in dat artikel genoemde rechterlijke instanties.