Richtlijn 90/270/EEG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (vijfde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
Bijlage Minimumvoorschriften
Geldend
Geldend vanaf 11-06-1990
- Bronpublicatie:
29-05-1990, PbEG 1990, L 156 (uitgifte: 21-06-1990, regelingnummer: 90/270/EEG)
- Inwerkingtreding
11-06-1990
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-1990, PbEG 1990, L 156 (uitgifte: 21-06-1990, regelingnummer: 90/270/EEG)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
(Artikelen 4 en 5)
Opmerking vooraf
De in deze bijlage vervatte verplichtingen zijn ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn van toepassing, voor zover de betrokken onderdelen op de werkplek voorhanden zijn en de intrinsieke eisen of kenmerken van de taak dit niet beletten.
1. Apparatuur
- a)Algemene opmerking
Het gebruik op zich van de apparatuur mag voor de werknemers geen bron van risico's vormen.
- b)Beeldscherm
De tekens op het beeldscherm moeten voldoende scherp, duidelijk van vorm en voldoende groot zijn, met voldoende afstand tussen de tekens en de regels.
Het beeld op het scherm moet stabiel zijn, zonder flikkering of andere vormen van onstabiliteit.
De luminantie van en/of het contrast tussen de tekens en de achtergrond moeten/moet door de gebruiker van beeldschermstations gemakkelijk kunnen worden bijgesteld en gemakkelijk aan de omgevingsomstandigheden kunnen worden aangepast.
Het beeldscherm moet vrij en gemakkelijk verstelbaar en kantelbaar zijn om aan de behoeften van de gebruiker te kunnen worden aangepast.
Er kan van een afzonderlijke voet voor het beeldscherm of van een instelbare tafel gebruik worden gemaakt.
Het beeldscherm moet vrij zijn van glans en spiegelingen die de gebruiker kunnen hinderen.
- c)Toetsenbord
Het toetsenbord moet hellend kunnen worden geplaatst en mag geen geheel vormen met het beeldscherm, ten einde voor de gebruiker een comfortabele houding mogelijk te maken die geen vermoeidheid in armen of handen veroorzaakt.
Er moet vóór het toetsenbord voldoende ruimte zijn om steun te bieden voor handen en armen van de gebruiker.
Het toetsenbord moet een mat oppervlak hebben om reflecties te voorkomen.
De indeling van het toetsenbord en de vorm van de toetsen moeten zodanig zijn dat het gebruik van het toetsenbord wordt vergemakkelijkt.
De symbolen op de toetsen moeten voldoende contrastrijk en vanuit de normale werkhouding voldoende leesbaar zijn.
- d)Werktafel of werkvlak
De werktafel of het werkvlak moet een reflectiearm oppervlak hebben, voldoende groot zijn en een flexibele opstelling van beeldscherm, toetsenbord, documenten en accessoires mogelijk maken.
De documenthouder moet stabiel en regelbaar zijn en zodanig zijn geplaatst dat oncomfortabele hoofd- en oogbewegingen tot een minimum worden beperkt.
Er moet voldoende ruimte zijn om een comfortabele houding mogelijk te maken.
- e)Werkstoel
De werkstoel moet stabiel zijn, de gebruiker bewegingsvrijheid geven en hem een comfortabele werkhouding verschaffen.
De zitting moet in de hoogte verstelbaar zijn.
De hoogte en de hellingshoek van de rugleuning moeten verstelbaar zijn.
Desgewenst moet een voetsteun worden aangebracht.
2. Omgeving
- a)Ruimte
De werkplek moet, wat afmetingen en inrichting betreft, voldoende plaats bieden om veranderingen van houding en werkbewegingen mogelijk te maken.
- b)Verlichting
De algemene en/of gerichte verlichting (werklampen) moeten zorgen voor voldoende verlichting en een passend contrast tussen beeldscherm en omgeving, rekening houdende met de aard van het werk en de visuele behoeften van de gebruiker.
Mogelijke verblinding en hinderlijke reflecties op het scherm of op alle andere apparaten moeten vermeden worden door de inrichting van de ruimten en de werkplekken te coördineren met de situering en de technische kenmerken van de kunstmatige lichtbronnen.
- c)Verblinding en reflecties
De werkplek moet zo worden ingericht dat lichtbronnen zoals ramen en andere openingen, doorzichtige of doorschijnende wanden, alsmede helgekleurde apparaten en wanden, geen directe verblinding en geen hinderlijke reflecties op het beeldscherm veroorzaken.
De ramen moeten zijn uitgerust met een passende instelbare helderheidswering om de intensiteit van het licht dat op de werkplek valt, te verminderen.
- d)Geluid
Bij de inrichting van de werkplek moet rekening worden gehouden met het geluid dat wordt voortgebracht door de bij de werkplek behorende apparatuur, ten einde vooral verstoring van de aandacht en van het gesproken woord te voorkomen.
- e)Warmte
De tot de werkplek behorende apparatuur mag geen voor de werknemers hinderlijke warmte veroorzaken.
- f)Straling
Alle straling, met uitzondering van het zichtbare deel van het elektromagnetisch spectrum, moet worden verminderd tot uit het oogpunt van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers verwaarloosbare niveaus.
- g)Vochtigheid
Er moet een toereikende vochtigheidsgraad worden gecreëerd en gehandhaafd.
3. Interface computer/mens
Bij de uitwerking, de keuze, de aankoop en de wijziging van programmatuur alsmede bij de definitie van de taken die het gebruik van beeldschermen meebrengen, moet de werkgever met de volgende factoren rekening houden:
- a)
de programmatuur moet zijn aangepast aan de te verrichten taak;
- b)
de programmatuur moet gemakkelijk kunnen worden gebruikt en moet in voorkomend geval kunnen worden aangepast aan het kennis- en ervaringsniveau van de gebruiker; er mag zonder medeweten van de werknemers geen gebruik worden gemaakt van een kwantitatief of kwalitatief controlemechanisme;
- c)
de systemen moeten de werknemers gegevens verschaffen over de werking ervan;
- d)
de systemen moeten de informatie visualiseren in een vorm en een tempo die zijn aangepast aan de operateurs;
- e)
in het bijzonder bij de verwerking van informatie door de mens moeten de beginselen van de ergonomie worden toegepast.