Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-11-2016, nr. 200.100.230/01
ECLI:NL:GHARL:2016:8930
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
08-11-2016
- Zaaknummer
200.100.230/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:8930, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 08‑11‑2016; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2016-1283
PS-Updates.nl 2016-0476
VAAN-AR-Updates.nl 2016-1283
Uitspraak 08‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Papiersnijder/Heftruckchauffeur spreekt zijn ex-werkgever aan. Hij stelt dat hij (onder andere) lijdt aan artrose in zijn handen, die is veroorzaakt door de belastende werkzaamheden die hij bij zijn ex-werkgever verrichtte. Het hof dient te beoordelen of de papiersnijder heeft bewezen dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij de ex-werkgever de door hem gestelde gezondheidsklachten heeft opgelopen, dan wel of aan de vereisten voor toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel is voldaan en ook of de ex-werkgever heeft bewezen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Deskundigenbericht naar verband tussen de klachten de papiersnijder en de blootstelling bij de ex-werkgever.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.100.230/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 336689 / CV EXPL 06-3096)
arrest van 8 november 2016
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. F.A.P. Laporte, kantoorhoudend te Doorn, die ook heeft gepleit,
tegen
Smurfit Kappa Zedek B.V.,
gevestigd te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Smurfit,
advocaat: mr. P. Oskam, kantoorhoudend te Amsterdam, die ook heeft gepleit.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 31 mei 2007, 20 september 2007, 15 mei 2008, 10 juli 2008, 8 januari 2009, 19 maart 2009, 17 juni 2010, 12 augustus 2010 en 8 september 2011, hersteld bij herstelvonnis van 29 december 2011, die de kantonrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Deventer, heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 21 november 2011,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord,
- een akte van [appellant] d.d. 7 mei 2013 (met producties),- een antwoordakte van Smurfit d.d. 2 juli 2013 (met productie),
- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities,- een akte van [appellant] d.d. 24 maart 2015 (met producties),- een antwoordakte van Smurfit d.d. 14 april 2015.
2.2
Vervolgens heeft Smurfit de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof op één dossier arrest bepaald.
2.3
[appellant] vordert in het hoger beroep:"om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 8 september 2011 (…) te vernietigen en opnieuw rechtdoende het in eerste aanleg gevorderde toe te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van deze procedure in beide instanties."
3. De vaststaande feiten
3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet (gemotiveerd) weersproken en op grond van de overgelegde stukken, voor zover niet weersproken, staan de volgende feiten tussen partijen vast.
3.2
[appellant] (geboren [in] 1960) is van 1 februari 1990 tot 4 mei 2006 in dienst geweest van (de rechtsvoorganger van) Smurfit in de functie van heftruckchauffeur/ papiersnijder.
3.3
In 1999 heeft in de fabriek van Smurfit een brand gewoed, waarna (ook) de werkplek van [appellant] opnieuw, en wezenlijk anders dan voorheen, werd ingericht.
3.4
Op 16 oktober 2000 heeft [appellant] reumatoloog [B] bezocht. In zijn brief d.d. 30 oktober 2000 schrijft [B] :"Reden verwijzing: oordeel artrosis MCP 2 rechts en MCP 2, 3 links (verzoek voll van Erve, orthopeed)Anamnese: mechanisch type klacht MCP 2R en 2, 3L ws tgv zwre werk als papiersnijder; inmiddels al wel nieuwe machine. Daarnaast heftruckchauffeur. (…)Diagnose: akkoord artrosis, geen argumenten gevonden voor reumatoide artritis of hemochromatosis."
3.5
Sedert 26 november 2000 is [appellant] door Smurfit voor wisselende percentages, variërend van 25 tot 100% ziek gemeld vanwege klachten aan zijn handen en rechterschouder, doch hij heeft in die periode niettemin volledig, zij het op therapeutische basis, doorgewerkt.
3.6
In de Risico Inventarisatie en Evaluatie (hierna: RIE) van januari 2001, opgesteld door de Arbo Unie, wordt onder het kopje 'lichamelijke belasting' onder andere het volgende vermeld:"Werknemers moeten met handheftruck pallets van +/- 1000 kg in machine drukken over opstaande rand. Positioneren van pallets met handheftrucks is zeer zwaar werk. Een aantal hebben hierdoor al rug klachten gekregen.(…)Platen staan niet recht op pallet waardoor deze met hamer recht moeten worden geslagen. Soms moeten ze met de hand op nieuw gestapeld worden.Verwijderen van afval bij snijmachine in te hoge dozen geeft schouder en arm klachten.(…)Werknemers geven aan dat er:- een te hoge werkdruk is, waardoor het werk achterstand oploopt;- (groot aantal geeft aan dat er) een minder goede werksfeer is en dat men zich niet gewaardeerd voelt;- te veel achterstand van het werk is;- te veel moet worden overgewerkt;- (TD werkt structureel over)- conflicten zijn met collega's door hoge werkdruk en daardoor onprettige sfeer op de werkvloer is.Werknemers moeten geregeld overwerken. Al of niet vrijwillig. Een enkeling geeft aan hierdoor druk op het gezin is komen te liggen."
3.7
In het re-integratieplan van de Arbo Unie d.d. 26 juni 2001 is de volgende passage opgenomen:"zijn er mogelijkheden voor ander / aangepast werk? JaZo ja, welke?Eigen werk m.u.v. zwaar tilwerk."
3.8
Op 4 oktober 2001 heeft verzekeringsarts [C] van GAK Nederland B.V. verslag uitgebracht van het medisch onderzoek dat bij [appellant] is verricht. In dit verslag schrijft zij:"Voorgeschiedenis algemeen: (…) De klachten waarvoor betrokkene uitgevallen is zijn werkgerelateerd. Er is sprake van een (vermoedelijke) beroepsziekte. Een aantal activiteiten zijn niet meer mogelijk. Derhalve is de functie-inhoud aangepast aan de ervaren beperkingen en werkt betrokkene hele dagen in aangepast grotendeels eigen werk.Medische voorgeschiedenis:15 jaar terug whiplashtraumaCARASeborrhoisch eczeemHuismijtallergieAnamnese:De huidige klachten worden veroorzaakt door een artrose van MCP II rechts en MCP II en III links. Deze artrose is naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt door het jaren lang oppakken en in de machine voeren en verwijderen van grote stapels papier. Bij belasting van de handen ontstaat zwelling, roodheid en pijn. (…)Visie van belanghebbende:Betrokkene acht zich geschikt voor de deels aangepaste eigen werkzaamheden. Hij verwacht dat hij met een productieverlies van 25% draait tov zijn collega's. (…)Beschouwing:(…) Gezien de geconstateerde afwijkingen, de ervaren beperkingen en de prognose acht ik de belasting in de huidige aangepaste functie als passend. Daar er sprake is van beperkingen die een direct medisch objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte en gebrek is de belastbaarheid verwoord in een blp ter bepaling van het theoretisch verdienvermogen.
3.9
Op 7 januari 2002 heeft bedrijfsarts [D] het medische beeld van [appellant] aangemeld als (vermoedelijke) beroepsziekte bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Op het Registratieformulier Beroepsziekten heeft [D] onder andere het volgende ingevuld:"4. Werkzaamheden of omstandigheden die tot de aandoening hebben geleid (blootstelling): handmatig inleggen + uithalen stapeltjes papier/karton (groot formaat vellen).Zo mogelijk bootstelling karakteriseren: 20.000 kg papier per dag in de handen.5. Economische activiteit werkgever ten tijde van blootstelling: fabricage luxe verpakkingsmateriaal.6. Diagnose/klinisch beeld: arthrose MCP II Rechts + MCP II + III Links, pijn + stijfheid / gestoorde functie. CAS: L649Omschrijving: Arthrose7. Hebben naar uw mening persoonlijke eigenschappen of preexistente aandoeningen in overwegende mate bijgedragen aan het manifest worden van de aandoening?: Neen.8. Hoe waarschijnlijk acht u de causale relatie tussen het klinisch beeld en de blootstelling aan het schadelijk agens?: Mogelijk"
3.10
Bij brief van 18 januari 2002 heeft het UWV aan [appellant] met ingang van 27 november 2001 een arbeidsongeschiktheidsuitkering verleend waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 25 tot 35%.
3.11
[appellant] heeft op verzoek van zijn huisarts op 20 maart 2002 revalidatie-arts [E] (hierna: [E] ) bezocht. In zijn brief d.d. 29 maart 2002 schrijft [E] :"Vraagstelling: gaarne hulp bij arthroseklachten met veel pijn in de handen waardoor werken niet goed lukt. Diagnostiek door collega [B] maakt een inflammatoire oorzaak onwaarschijnlijk. De oorzaak ligt waarschijnlijk in tien jaar overbelasting bij papiersnijden. Voorgeschiedenis: patiënt werkt sinds 1990 bij Kappa Zedek. Bij dit bedrijf werkt hij als papiersnijder en heftruckchauffeur. Het werk was tot voor 2000 fysiek zwaar; nadien zijn er nieuwe papiermachines en is de fysieke belasting aanzienlijk gereduceerd. Dhr. [appellant] meldt al geleidelijk toenemende pijnklachten in beide handen te hebben sinds 1996/97."
3.12
Bij brief van 7 september 2004 heeft [F] , Schaderegelaar Bureau Beroepsziekten FNV, Smurfit namens [appellant] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade, zowel materieel als immaterieel. Bij brief van 13 september 2004 heeft Smurfit aansprakelijkheid afgewezen.
3.13
Het dienstverband is op verzoek van [appellant] door de kantonrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Deventer, per 4 mei 2006 ontbonden wegens gewijzigde omstandigheden, waarbij geen oordeel is gegeven over de vraag of de toen bestaande arbeidsongeschiktheid van [appellant] een gevolg was van het verrichten van zijn werkzaamheden in dienst van Smurfit.
3.14
Bij brief van 14 augustus 2006 heeft het UWV de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [appellant] per 4 juli 2006 herzien en het percentage van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80 tot 100%.
4. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.1
[appellant] heeft in eerste aanleg kort samengevat gevorderd dat Smurfit wordt veroordeeld tot vergoeding van alle geleden en te lijden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat, als gevolg van door hem in de uitoefening van zijn functie in dienst van Smurfit opgelopen arbeidsongeschiktheid.
4.2
Smurfit heeft verweer gevoerd.
4.3
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 19 maart 2009 een deskundigenbericht door de orthopedische chirurg dr. [G] gelast, waarbij hem een oordeel is gevraagd omtrent de eventuele aanwezigheid van een oorzakelijk verband tussen de door [appellant] ervaren gezondheidsklachten aan zijn beide handen, zijn rechter schouder, hoofd en nek enerzijds en de door hem van 1995 tot en met 1999 in dienst van Smurfit uitgevoerde werkzaamheden in zijn functie van papiersnijder, zoals in het tussenvonnis van 10 juli 2008 onder 2 als vaststaand aangenomen en beschreven anderzijds.
4.4
Dr. [G] heeft op 20 januari 2010 zijn rapport uitgebracht. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:"CONCLUSIEVanaf 1989 werkte de heer [appellant] bij de firma Zedek te [A] in de kartonnage. Hij sneed papiervellen, 15.000 tot 25.000 per dag en stapelde deze maximaal 100 tot 140 stuks. Hij wisselde dit af met heftruckwerk. Vanaf 1995 kreeg hij last van zijn handen. Zijn handen gingen pijn doen en er traden zwellingen op. Aanvankelijk periodiek, maar deze periodes kwamen vaker en duurden langer. In 1995 heeft hij ook klachten gekregen van zijn rechterschouder, hetgeen hij weet aan het duwen van pakken van 200 kg, zij het met een luchtkussen.De handklachten zijn langzamerhand iets verergerd, de schouderklachten zijn duidelijk toegenomen. Vanaf 1999 tot en met 2002 heeft hij voornamelijk als heftruckchauffeur gewerkt, periodiek afgewisseld met papier snijden. Vanaf 2002 heeft hij niet meer gewerkt, hij zat toen in de ziektewet en in 2006 is hij volgens zijn mededeling (anamnestisch) voor 100% afgekeurd.De klachten bevinden zich vooral in de rechterschouder en de rechterbovenarm. Deze treden vooral op bij draaibewegingen, bij school- en vlinderslag tijdens het zwemmen en duwen in de stand van de armen en schouders recht naar voren.Bij onderzoek worden aan de cervicale wervelkolom geen afwijkingen gevonden. Ook de schouderfunctie is met name in de rotaties links en rechts gelijk, alleen de anteflexie en de abductie zijn rechts licht beperkt. Oriënterend neurologisch onderzoek levert geen afwijkingen op. De polsfunctie is links en rechts gelijk en onbeperkt. De afwijkingen in functie van de vingers bevinden zich vooral in de distale interfalangeale gewrichten van digitus II tot en met V in beide handen.Röntgenologisch worden aan de rechterschouder en de cervicale wervelkolom geen afwijkingen gevonden. Aan beide handen wordt osteoarthrose gevonden. Links het meest uitgesproken in digitus I en II, de metacarpofalangeale gewrichten en de distale interfalangeale gewrichten I, II en III. Aan de rechterzijde bevindt zich een osteoarthrose in het interfalangeale gewricht van de eerste straal, het metacarpofalangeale gewricht van de tweede straal, het PIP-gewricht van de vijfde vinger en het DIP-gewricht van de tweede en de derde vinger. De vierde en de vijfde vinger vertonen röntgenologisch geen afwijkingen. In vergelijking met de opnames uit 2006 uit Deventer is een geringe toename van de osteoarthrose zichtbaar.De schouder en cervicale wervelkolom vertonen hetzelfde beeld als in 2009. BEANTWOORDING DER VRAGEN zoals vastgelegd in het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 08-01-2009 ad. 5, bladzijde 2. Ad. 5a) [Hebt u voor het samenstellen van uw rapport de beschikking gekregen over alle medische informatie betreffende [appellant] ? Zo niet, welke informatie heeft ontbroken en wat was daarvan de oorzaak? Acht u aannemelijk dat de conclusies van uw bevindingen in relevante mate zouden afwijken als die informatie was verstrekt?] Voor het samenstellen van het rapport heb ik de beschikking gekregen over de processtukken en met name de volgende producties: A, B, C, D, E, G, J, M, N, O, T, en de röntgenfoto's uit het Deventer Ziekenhuis van november 2004 tot en met 28 oktober 2008 (digitaal op CD)Ad. 5b) [Constateert u bij onderzoek tekortkomingen in het functioneren van de rechterschouder en/of beide handen, hoofd, nek van [appellant] , en zo ja, welke?] Bij onderzoek constateer ik geen tekortkomingen in het functioneren van de nek van de heer [appellant] . De rechterschouder vertoont een anteflexie van 170º en dit is 10º minder dan aan de linkerzijde en een abductie van 160º en dit is 20º minder aan de rechterzijde. De rotaties zijn onbeperkt. Aan de handen constateer ik een beperking van 30º in de DIP-gewrichten van beide tweede stralen. De PIP-gewrichten zijn onbeperkt.In digitus IV en V is een lichte beperking van 10º ten opzichte van normaal in de DIP-gewrichten. De kracht is 5/5.Ad. 5c) [Wilt u bij uw anamnese ook aandacht schenken aan de anamnestische aspecten van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen, het ervaren resultaat van deze behandelingen en de door [appellant] ervaren beperkingen met betrekking tot school- of beroepsactiviteiten, activiteiten in en rond het huis, activiteiten in het alledaagse leven en hobby's en recreatieve bezigheden waaronder sport?]De anamnese vermeldt duidelijk het verloop van zijn klachten en de beperking die dit heeft opgeleverd in zijn werkzaamheden. Vanaf 2002 heeft hij niet meer gewerkt en vanaf 2006 is hij volgens zijn mededeling tijdens de anamnese volledig afgekeurd in verband met klachten van zijn rechterschouder en zijn handen. Met name de pijn in zijn handen heeft hierbij de doorslag gegeven. In zijn hobby's ondervindt hij beperkingen, in die zin dat hij wat minder lang in zijn tuin kan werken, met name het stekken van planten, nogal fijn werk, levert pijnklachten op. Hij fietst elke dag 20 km, maar heeft een toerfiets met stuuraanpassing nodig. Ad. 5d) [Welke stoornissen blijken uit uw anamnese en onderzoek, en welke beperkingen vloeien (direct of indirect) voort uit de door u vastgestelde stoornissen? Welke van de door [appellant] aangegeven beperkingen acht u aannemelijk op grond van de door vastgestelde stoornis(sen)?] Alle beperkingen en pijnklachten in zijn handen kunnen verklaard worden door de bij het onderzoek en röntgenonderzoek beschreven arthrose (slijtage) in de kleine vingergewrichten. Aan de schouder rechts worden röntgenologisch géén afwijkingen gevonden. Ad. 5e) [Wilt u elke stoornis/diagnose op uw vakgebied opsommen met daarachter welk percentueel functieverlies hiermee overeenkomt? Wilt u dat functieverlies uitdrukken volgens de richtlijn van de AMA-guides (laatste druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?] Op basis van het klachtenpatroon, het onderzoek en de op de röntgenfoto's geconstateerde slijtage in de kleine vingergewrichten, kan het functieverlies berekend worden volgens de richtlijnen in de AMA-guides, vijfde editie. (…)De totale invaliditeit is voor de linker bovenste extremiteit 2%, dit is 1% voor de gehele mens en voor de rechter bovenste extremiteit 1%+1%+2%=4% en dit is 2% voor de gehele mens. De totale invaliditeit voor de gehele mens is 1%+2%=3%. Ad. 5f) [Verwacht u in de toekomst nog relevante verbeteringen of verslechteringen van de geconstateerde tekortkomingen en zo ja welke en op welke termijn?] Ik verwacht in de toekomst uiteraard een toename van de osteoarthrose in de kleine vingergewrichten. Echter op welke termijn dit zal plaatsvinden, gezien zijn hobby's en het feit dat de heer [appellant] niet meer werkt, kan ik niet voorspellen.Ad. 5g) [Uitgaande van de in het tussenvonnis van 10 juli 2008 onder 2 vastgestelde functieaspecten van het beroep van papiersnijder, zoals door [appellant] in dienst van Smurfit verricht, acht u dan aannemelijk dat de door u geconstateerde tekortkomingen, zoals hiervoor onder b bedoeld, een gevolg zijn van die werkzaamheden? Indien u deze vraag bevestigend beantwoordt, kunt u dan zoveel mogelijk gemotiveerd en in een percentage aangeven de mate van waarschijnlijkheid ten aanzien van dat causale verband?] De heer [appellant] is geboren in 1960 en dus 49 jaar oud. Op het moment dat hij deze klachten kreeg, was hij 35 jaar oud en op zijn 42e had hij zoveel klachten dat hij niet meer werken en in de ziektewet verkeerde. In 2006 is hij volgens zijn mededeling voor 100% afgekeurd voor het werk als papiersnijder. In de familieanamnese komen geen duidelijke klachten van slijtage van de vingers. In ieder geval heeft hij dat anamnestisch niet bevestigd. Het is derhalve aannemelijk dat door het vele repeterende werk, 15.000 tot 25.000 vellen per dag snijden en stapelen in stapels van maximaal 100 tot 140 stuks, deze klachten kunnen ontstaan, zij het dat betrokkene daarvoor toch enige aanleg moet hebben. Het percentage invaliditeit komt dan 100% ten laste van deze werkzaamheden, indien wij dit causale verband aannemen. Handklachten kunnen ontstaan door werkzaamheden, althans niet uitgesloten is dat deze klachten ook ontstaan op basis van aanleg. (…)Conclusie: behoudens de biologische medische behandeling van de locale problematiek is het erg belangrijk om de psychosociale factoren en een goede begeleiding van de werknemer door werkgever en medische diensten in te stellen.De heer [appellant] heeft tussen 1993 en 1999 enige aanpassingen in zijn werkzaamheden gehad. Echter toen zijn collega schouderproblemen kreeg, kreeg hij deze werkzaamheden erbij en werd met name de afwisseling met het werken met een heftruck weggelaten. Hij kreeg toen alleen maar het repeterende snijwerk, acht uur per dag. In 1995 heeft hij een periode gehad waarin hij alleen maar in de heftruck heeft gereden. Zijn arm- en schouderklachten namen toen toe. Ook het werk met een nieuwe automatische snijmachine heeft niet geleid tot vermindering van de klachten. Ik acht derhalve zijn klachten werk gerelateerd. Ad. 5h) [Indien u de hiervoor onder g als eerste gestelde vraag bevestigend beantwoordt, is er dan sprake geweest van een bijzondere kwetsbaarheid aan de zijde van [appellant] waardoor die werkzaamheden juist bij hem tot de hoor u vastgestelde afwijkingen konden leiden?] Zie 5g.Ad. 5i) [Indien en voor zover door u functionele beperkingen van blijvende aard worden geconstateerd, waaruit bestaan die beperkingen op basis van uw onderzoek dan precies en in welke mate is [appellant] daarin dan beperkt? Op welk percentage schat u dan de mate van blijvende functionele invaliditeit van het getroffen lichaamsdeel, respectievelijk de mens, het gezonde lichaamsdeel respectievelijk de gehele gezonde mens stellende op 100%? Hebt u in dat geval nog therapeutische suggesties en zo ja, welke precies en welk resultaat mag daarvan dan redelijkerwijze verwacht worden ten aanzien van de huidige invaliditeit en beperkingen?] Ik acht de functionele beperking van blijvende aard. Osteoarthrose van de kleine vingergewrichten is in principe niet te genezen. Wel zijn de pijnklachten met behulp van medicatie, NSAID's, eventueel ofschoon dat niet bewezen is glucosamine 1500 mg per dag, vaak redelijk onder controle te houden. Dit zijn mijn therapeutische suggesties."
4.5
Bij tussenvonnis van 17 juni 2010 heeft de kantonrechter de deskundige verzocht nader te rapporteren door een reactie te geven op de vragen c.q. opmerkingen zoals in dat vonnis opgenomen.
4.6
Op 25 oktober 2010 heeft dr. [G] nader gerapporteerd. In dit rapport is voor zover relevant het volgende vermeld:"Beantwoording vraag 2Ad 2a+b: [a. De deskundige heeft - in strijd met het tussenvonnis van 8 januari 2009 - geen kennis genomen van alle beschikbare medische gegevens betreffende eiser, en heeft blijkens zijn rapport slechts van de processtukken met producties en röntgenfoto's uit het Deventer ziekenhuis van november 2004 tot en met 28 oktober 2008 (digitaal op cd) kennis genomen. Daarmee zijn zijn bevindingen dus op onvolledige medische informatie gebaseerd (beantwoording van vraag a uit het tussenvonnis van 8 januari 2009).b. Gelet op deze onvolledige informatie konden de vragen in het tussenvonnis van 8 januari 2009 onder D, F, G, H, J niet volledig worden beantwoord.]De medische gegevens van 1990 tot en met 2004 zijn uiteindelijk aangeleverd door DeMedicus@Intermediair, Drs. [H] , RGA en worden meegewogen in deze beantwoording. Ad 2c: [Het rapport biedt onvoldoende inzicht in de causaliteitsvraag. Bij de beantwoording van die vraag zijn ten onrechte niet betrokken activiteiten van eiser in de privésfeer die ook een lichamelijke belasting kunnen hebben meegebracht of aan de ontstane situatie kunnen hebben bijgedragen. Zo blijkt uit het rapport dat eiser als grote hobby tuinieren heeft, dat hij dagelijks 20 km fietst, en in het verleden werkzaam is geweest als landbouwer/veehouder.]De causaliteitsvraag is mijns inziens voldoende beantwoord. Klachten van arthrose, pijn en bewegingsbeperking kunnen verergeren door overbelasting. Of deze overbelasting in werk of privésfeer ligt doet er niet toe. Hoe veel, hoe snel en hoe erg de klachten en afwijkingen door overbelasting verergeren is niet in maat en getal vast te leggen. De persoonlijke en erfelijke factoren spelen hierbij een rol. Werk, hobby's en voorgeschiedenis, bijvoorbeeld een ongeval in het verleden, kunnen hier een invloed op hebben. Ad 2d: [Volgens medische literatuur is de geconstateerde aandoening van ostheoartrose multifactorieel bepaald. De deskundige geeft aan in zijn rapport dat eiser voor de ontwikkeling van deze aandoening enige aanleg moet hebben maar verbindt daaraan vervolgens geen conclusie.] Zoals onder 2c vermeld is, speelt een bepaalde familiaire/erfelijke aanleg een rol. Volgens het medisch dossier van de huisarts in 2004 heeft betrokkene Heberdense knobbeltjes. Dit indiceert arthrose in de kleine hand- en vingergewrichten. Dit komt veel voor en is vaak familiair bepaald. Betrokkene heeft mijns inziens aanleg voor arthrose in de kleine hand- en vingergewrichten. Ad 2e: [De omstandigheid dat bij recent röntgenologisch onderzoek enige progressie van de aandoening is geconstateerd, terwijl eiser al meerdere jaren in het geheel geen loonvormende arbeid meer verricht, lijkt te wijzen op een andere, en bovendien nog steeds voortdurende oorzaak dan de werkbelasting bij gedaagde.] De geconstateerde progressie van de arthrose in de kleine handgewrichten zonder voortdurende werkbelasting, maar wel belasting in het algemeen dagelijks leven en hobby's is een normaal verloop van arthrose in die gewrichten. De snelheid en ernst van progressie is niet voorspelbaar. Ad 2f: [De door de deskundige geconstateerde klachten en beperkingen zijn relatief mild van aard en rechtvaardigen niet de conclusie van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Die conclusie lijkt evenmin gerechtvaardigd door de hobby's, zoals het dagelijks 20 km fietsen, het tuinieren en het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan een huis in Tsjechië.]Zie het antwoord op vraag 2e."
4.7
De kantonrechter heeft bij eindvonnis van 8 september 2011 de kritiek van [appellant] op (de totstandkoming van) het aanvullende rapport van dr. [G] gepasseerd en geoordeeld dat met de deskundigenberichten niet in rechte is komen vast te staan dat de klachten aan de rechterschouder, hoofd en nek in een oorzakelijk verband staan met de door [appellant] bij Smurfit verrichtte werkzaamheden. Ten aanzien van de artrose aan beide handen heeft de kantonrechter geoordeeld dat in de rapporten van de deskundige, gezien zijn conclusies en antwoorden op de gestelde vragen, geen steun te vinden is voor de door [appellant] gestelde en de aan de vordering ten grondslag gelegde "beroepsziekte" artrose.De kantonrechter heeft het door [appellant] gevorderde afgewezen en [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1
[appellant] heeft in hoger beroep zeven grieven opgeworpen. De grieven beogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen en zullen om die reden niet afzonderlijk worden besproken.
5.2
[appellant] baseert zijn vordering op artikel 7:658 BW en legt daaraan de stelling ten grondslag dat hij lijdt aan artrose in beide handen en in zijn rechterschouder, hetgeen het gevolg is van de belastende werkzaamheden die hij bij Smurfit heeft verricht. [appellant] heeft als papiersnijder/heftruckchauffeur werkzaamheden verricht die belastend waren voor zijn handen en schouders. Op grond van een gedetailleerde uiteenzetting van de werkzaamheden die hij diende te verrichten, en de hem daarbij beschikbaar gestelde gereedschappen en hulpmiddelen, concludeert hij dat de artrose een gevolg is van de vele, frequent repeterende handelingen bij het behandelen van stapels papier op en rond de snijmachines, alsmede het bedienen van de heftruck. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [appellant] verwezen naar de diagnose van reumatoloog [B] van 16 oktober 2000 waarbij is aangegeven dat de artrose bij [appellant] waarschijnlijk is ontstaan ten gevolge van het zware werk als papiersnijder, de melding van de bedrijfsarts [D] op 7 januari 2002 van de aandoening van [appellant] als beroepsziekte bij het NCvB, de brief van revalidatiearts [E] van 29 maart 2002 waarin genoemd wordt dat de oorzaak van de klachten van [appellant] waarschijnlijk ligt in tien jaar overbelasting bij papier snijden, en de brief van verzekeringsarts [C] van 4 oktober 2004 waarin geschreven is dat de klachten waarvoor [appellant] uitgevallen is waarschijnlijk werk gerelateerd zijn en dat er sprake is van een (vermoedelijke) beroepsziekte.
5.3
Smurfit heeft betwist dat [appellant] aan gezondheidsklachten lijdt die zijn ontstaan door de arbeidsomstandigheden die [appellant] bij haar heeft verricht. Smurfit stelt dat [appellant] slechts in beperkte mate snijwerkzaamheden verrichtte en (dus) veel minder repeterende handelingen heeft uitgevoerd dan door hem wordt gesteld. Daarbij bestaan er volgens Smurfit teveel argumenten die tegen een relatie tussen de gestelde klachten en de gestelde werkzaamheden pleiten. Smurfit stelt in dat verband dat [appellant] in 1993 reeds gezondheidsklachten had, dat uit het rapport van dr. [G] blijkt dat hij aanleg heeft voor artrose, dat de klachten van [appellant] niet significant zijn verminderd nadat hij de werkzaamheden had gestaakt, dat persoonlijke en erfelijke factoren, werk, hobby's en voorgeschiedenis bij artrose een rol spelen, dat [appellant] tuinwerkzaamheden verrichtte die (eveneens) pijnklachten veroorzaakten, en dat de UWV-artsen die [appellant] hebben beoordeeld concluderen dat er sprake is van een niet-arbeidsgebonden aandoening. Smurfit is dan ook van mening dat een causaal verband tussen de werkzaamheden en de door [appellant] gestelde klachten niet kan worden aangenomen.
5.4
Het hof stelt het volgende voorop.
De vordering van [appellant] is toewijsbaar indien (1) bij hem sprake is van gezondheidsklachten die door de blootstelling aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden zijn veroorzaakt en deze blootstelling bij Smurfit heeft plaatsgevonden (in dat geval is sprake van schade in de uitoefening van de werkzaamheden in de zin van artikel 7:658 BW), (2) Smurfit in haar zorgplicht is tekortgeschoten, (3) er sprake is van causaal verband tussen deze zorgplichtschending en de gezondheidsschade van [appellant] en (4) [appellant] daardoor schade heeft geleden.
Op [appellant] rusten stelplicht en bewijslast ten aanzien van het onder 1 omschreven vereiste. Daarbij geldt wel, zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 7 juni 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ1721) onder verwijzing naar eerdere rechtspraak heeft overwogen, dat wanneer een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden en schade aan zijn gezondheid heeft opgelopen, het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade in beginsel moet worden aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden dergelijke schade lijdt.
Voor de toepassing van deze regel, de arbeidsrechtelijke omkeringsregel, is nodig (a) dat de werknemer niet alleen stelt en zo nodig bewijst dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid, maar ook (b) dat hij stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt. Deze regel drukt het vermoeden uit dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht. Dat vermoeden wordt gerechtvaardigd door hetgeen in het algemeen bekend is omtrent de ziekte en haar oorzaken, alsook door de schending door de werkgever van de veiligheidsnorm die beoogt een en ander te voorkomen. Gelet daarop is voor dit vermoeden geen plaats in het geval het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is, aldus de Hoge Raad.Bovendien geldt, onder meer op grond van het arrest van de Hoge Raad van 17 november 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA8369), dat van Smurfit, als werkgever die op grond van artikel 7:658 lid 2 BW door een werknemer wordt aangesproken, in het kader van de motivering van de betwisting van de stellingen van [appellant] mag worden gevergd dat zij in het algemeen de omstandigheden aangeeft die meer in haar sfeer dan in die van [appellant] liggen.
5.5
Voor wat betreft het onder 2 vermelde vereiste van de zorgplicht geldt dat Smurfit dient te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat zij niet in haar zorgplicht is tekortgeschoten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de vraag of een werkgever op grond van de op hem rustende zorgplicht die maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt, beantwoord dient te worden aan de hand van de in de betrokken periode geldende maatstaven. Indien concrete voorschriften ontbreken, dient aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval te worden beoordeeld of de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Daarbij is onder meer van belang of het gevaar dat zich heeft gerealiseerd, kenbaar was op het moment dat de veiligheidsmaatregelen getroffen werken (vgl. HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1721).
5.6
Het hof zal met inachtneming van het bovenstaande beoordelen of [appellant] met de tot op heden in het geding gebrachte stukken heeft bewezen, dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij Smurfit de door hem gestelde gezondheidsklachten heeft opgelopen, dan wel of aan de vereisten voor toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel is voldaan en ook of Smurfit heeft bewezen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. De arbeidsomstandigheden
5.7
Op grond van de in het geding gebrachte stukken, de over en weer door partijen ingenomen stellingen en de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen overweegt het hof omtrent de arbeidsomstandigheden waaronder [appellant] bij Smurfit heeft gewerkt - mede in aanmerking nemend hetgeen het hiervoor heeft overwogen over de aan de betwisting door Smurfit te stellen eisen betreffende de stellingen van [appellant] omtrent de arbeidsomstandigheden, nu deze omstandigheden meer in haar sfeer liggen; [appellant] behoort als werkgever immers inzicht te hebben in de omstandigheden waaronder haar werknemers werken, om aan de op haar rustende zorgplicht ten aanzien van hun veiligheid te kunnen voldoen - als volgt. [appellant] was bij Smurfit werkzaam in de functie van papiersnijder en heftruckchauffeur. Zijn taken bestonden onder andere uit het snijden van papier met behulp van een snijmachine. Daartoe haalde [appellant] het te snijden papier met een heftruck op een pallet uit het magazijn. De pallet werd vervolgens op een stapellift gezet, waarna de lift op de juiste positie werd geplaatst. Het handmatig plaatsen van de stapellift was zwaar werk, onder andere doordat de stapellift instabiel was. In de situatie vóór de brand in 1999 (hierna: de oude situatie) werden de vellen papier vervolgens handmatig van de stapellift op de snijmachine gestapeld. Smurfit heeft erop gewezen dat de stapellift in hoogte verstelbaar was en op dezelfde hoogte kon worden gezet als de snijmachine. De getuigen [I] , [J] en [K] hebben evenwel, conform de stelling van [appellant] , verklaard dat de stapels papier regelmatig zo hoog waren dat de papiersnijder het eerste deel boven zijn macht van de stapel af moest pakken. [appellant] pakte, afhankelijk van het formaat papier, enkele centimeters papier in voorovergebogen houding van de stapel waarbij hij zijn handen in knijphouding belastte. Bij het grootste formaat papier (110 x 160 cm) werd een stapel van ongeveer 2 tot 3 cm, inhoudende 100 tot 120 vel, met een gewicht van ongeveer 400 gram per vel, tegelijk opgepakt. Aldus betrof het circa 40 à 48 kilo. Bij het kleinste formaat (70 x 100 cm) ging het om stapels van 4 á 5 centimeter, bevattende ongeveer 200 vel, met een gewicht van ongeveer 150 tot 175 gram per vel. Aldus betrof het circa 30 à 35 kilogram. Weliswaar was het volgens Smurfit aan de papiersnijder zelf om te bepalen hoeveel papier hij tegelijk oppakte, terwijl ook de hoogte van de stapel die hij onder de snijmachine liet snijden ter vrije bepaling was, maar [appellant] heeft er onweersproken op gewezen dat er in de praktijk altijd stapels van enkele centimeters dik tegelijk gepakt werden, omdat het anders moeilijk was de stapel papier uiteindelijk recht te krijgen. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] is geïnstrueerd over de (maximale) hoeveelheid papier die per keer kon worden gesneden. Uit deze gegevens volgt naar het oordeel van het hof dat [appellant] zeer geregeld meer dan 25 kg diende te tillen. Dat sluit ook aan bij de RIE 2001, die als een van de knelpunten beschrijft dat op meerdere plaatsen in het bedrijf geregeld meer dan 25 kg dient te worden getild. Het recht leggen van het papier gebeurde door het handmatig loswaaieren van de vellen, waarna het papier recht werd gelegd door de stapel met een houten blok aan te kloppen. Dit aankloppen gebeurde in een voorovergebogen houding. Vervolgens werd het papier gesneden en werden de gesneden vellen weer op de stapellift gelegd. De snijtafel was uitgerust met een luchtblaasmechanisme, waardoor het papier makkelijker over de tafel gemanoeuvreerd kon worden. Het verschuiven van het papier gebeurde echter wel handmatig en kostte handkracht. Per dag verwerkte [appellant] op deze wijze ongeveer 15.000 tot 25.000 vellen papier. Vanaf 2000 was een snijmachine in gebruik genomen die voorzien was van een automatische op- en afstapeling van het papier. Het snijafval dat bij het snijden ontstond werd in afvalcontainers of in hoge dozen geworpen. In de RIE 2001 is beschreven dat het verwijderen van het afval in te hoge dozen schouder- en armklachten geeft. [appellant] en Smurfit twisten over de verhouding tussen de snijwerkzaamheden en het heftruckwerk. [appellant] stelt dat zijn werkzaamheden tot 1997 voor 90% uit snijwerk bestonden, terwijl Smurfit meent dat [appellant] in veel grotere mate heftruckwerk heeft gedaan. Op grond van de verklaringen van de getuigen [L] en [I] , die beiden verklaard hebben dat de werkzaamheden van een papiersnijder/heftruckchauffeur voor 60% uit snijwerk en voor 40% uit heftruck werk bestonden, en de verklaring van [K] in de rapportage van [M] (productie 1 bij conclusie van dupliek), die uitging van een 50%/50% verhouding, alsmede in aanmerking genomen de omstandigheid dat [appellant] (aanvankelijk) een voorkeur had voor snijwerkzaamheden en zijn collega's daarom regelmatig vroeg het snijwerk voor hem te laten liggen, gaat het hof er vanuit dat [appellant] in de periode tot 1997 in overwegende mate snijwerkzaamheden heeft verricht, terwijl hij in 1996 als gevolg van de uitval van collega [L] tot 1997 al het snijwerk voor zijn rekening heeft genomen. In de periode na 1997 heeft [appellant] als gevolg van bij hem ontstane klachten in mindere mate snijwerk verricht. Tot de werkzaamheden van [appellant] behoorde tevens het vervangen van de messen in de snijmachine. [appellant] heeft onweersproken verklaard dat de messen ongeveer eens per vier weken vervangen moesten worden, dat de messen ongeveer 25 kilogram wogen en het verwijderen van de messen in een moeilijke houding gebeurde. Dit wordt onderschreven door de getuigen [N] , [I] en [J] , die hebben verklaard dat het vervangen van de messen zwaar werk was. [appellant] maakte vanaf 2000 één tot enkele keren per dag lijm aan, waarbij hij per keer vijf zakken lijm van 25 kilogram in een trechter leeg moest gooien. Ten aanzien van de werkdruk waaronder de werkzaamheden werden verricht heeft [appellant] aangevoerd dat de druk hoog was omdat de machines moesten blijven draaien en er vaak spoed was bij een klus. Smurfit heeft daar tegenin gebracht dat op het snijwerk geen tijdsdruk zat en dat [appellant] zijn eigen tempo kon bepalen. In de RIE 2001 is echter opgenomen dat de werknemers hebben aangegeven dat sprake is van een hoge werkdruk, waardoor het werk achterstand oploopt, dat er teveel achterstand van het werk is en dat er te veel moet worden overgewerkt. In de RIE wordt Smurfit geadviseerd om systematisch aandacht te besteden aan de werkdruk en het werktempo. De RIE 2001 biedt dan ook steun voor de stelling van [appellant] dat de werkdruk hoog was. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de werkdruk zoals [appellant] die ervaren heeft hoog was. Tot slot staat vast dat [appellant] bij Smurfit geen vaste pauzes had. Volgens Smurfit kon [appellant] regelmatig pauze nemen, maar uit de in zoverre onweersproken verklaringen van [appellant] en getuige [J] blijkt dat de werknemers hun lunch vrijwel altijd tijdens het werk nuttigden, terwijl gesteld noch gebleken is dat de werknemers werden geïnstrueerd om ook daadwerkelijk hun pauzes te nemen. De gezondheidsklachten
5.8
Voor wat betreft de gezondheidsklachten van [appellant] heeft te gelden dat hij op 30 oktober 2000 door reumatoloog [B] is gediagnosticeerd met artrose in zijn beide handen. Deze diagnose is nadien bevestigd door revalidatiearts [E] en verzekeringsarts [C] . [appellant] heeft voorts sedert 1998 melding gemaakt van klachten in zijn (rechter) schouder. Het verband tussen de arbeidsomstandigheden en de gezondheidsklachten
5.9
De vraag die vervolgens voorligt is of de artrose en/of schouderklachten van [appellant] veroorzaakt zijn (dan wel of aannemelijk is dat ze veroorzaakt kunnen zijn) door de blootstelling aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden bij Smurfit.
5.10
Ter beantwoording van (onder andere) de causaliteitsvraag heeft de kantonrechter in het tussenvonnis van 8 januari 2009 een deskundigenbericht bevolen, waarbij (uiteindelijk) orthopedisch chirurg dr. [G] tot deskundige is benoemd. De inhoud van de rapporten van dr. [G] - hiervoor in essentie weergegeven onder rechtsoverweging 4.4 en 4.6 - bieden naar het oordeel van het hof echter een onvoldoende beantwoording van de vraag naar het al dan niet bestaan van causaal verband tussen de arbeidsomstandigheden en de gezondheidsklachten. Dr. [G] heeft bij [appellant] artrose in zijn handen en lichte beperkingen in de rechterschouder geconstateerd. Op de vraag of hij aannemelijk acht dat deze tekortkomingen een gevolg zijn van de werkzaamheden bij Smurfit, antwoordt dr. [G] : "Het is derhalve aannemelijk dat door het vele repeterende werk, 15.000 tot 25.000 vellen per dag en stapelen van 100 tot 140 stuks, deze klachten kunnen ontstaan, zij het dat betrokkene daarvoor toch enige aanleg moet hebben. (…) Handklachten kunnen ontstaan door werkzaamheden althans niet uitgesloten is dat deze klachten ook ontstaan op basis van aanleg. (…) Ik acht derhalve zijn klachten werkgerelateerd." Na kritiek op de rapportage van de zijde van Smurfit, heeft dr. [G] in zijn aanvullende rapportage omtrent de causaliteit het volgende opgenomen: "De causaliteitsvraag is mijns inziens voldoende beantwoord. Klachten van arthrose, pijn en bewegingsbeperking kunnen verergeren door overbelasting. Of deze overbelasting in werk of privésfeer ligt doet er niet toe. Hoe veel, hoe snel en hoe erg de klachten en afwijkingen door overbelasting verergeren is niet in maat en getal vast te leggen. De persoonlijke en erfelijke factoren spelen hierbij een rol. Werk, hobby's en voorgeschiedenis, bijvoorbeeld een ongeval in het verleden kunnen hier een invloed op hebben." Op grond van de bevindingen van dr. [G] kan naar het oordeel van het hof niet geconcludeerd worden of de bij [appellant] geconstateerde tekortkomingen al dan niet een gevolg zijn van de arbeidsomstandigheden waaronder hij bij Smurfit werkzaam is geweest, laat staan hoe groot de mate van waarschijnlijkheid is dat causaal verband bestaat tussen de klachten en de werkomstandigheden. Door dr. [G] is slechts in zijn algemeenheid aangegeven dat handklachten kunnen ontstaan en/of verergeren door overbelasting in werk- of privésfeer, terwijl persoonlijke en erfelijke factoren tevens 'een rol' spelen.
5.11
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat nader onderzoek noodzakelijk is naar het verband tussen de klachten van [appellant] en de blootstelling. Nu door Smurfit uitdrukkelijk ter discussie is gesteld of de door [appellant] gestelde klachten wel veroorzaakt kunnen worden door de blootstelling aan de omstandigheden waaronder [appellant] bij Smurfit werkzaam is geweest, acht het hof het aangewezen (vooreerst) een deskundigenbericht in een breed kader te gelasten, waarbij aan de te benoemen deskundige(n) de vraag zal worden voorgelegd of artrose in de handen door overbelasting kan worden veroorzaakt en/of verergerd. Het hof zal een comparitie van partijen gelasten om het benoemen van de deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen, nader met partijen te bespreken.
5.12
Onder deze omstandigheden kan de door [appellant] geuite kritiek op het deskundigenrapport van dr. [G] onbesproken blijven. Het hof merkt daarbij op dat voor zover de grief die [appellant] heeft gericht tegen het deskundigenrapport zou slagen, dit slechts tot gevolg zou hebben dat aan de inhoud van het deskundigenbericht voorbijgegaan zal worden, in welk geval er nog (steeds) geen bewijs zou bestaan voor de stelling van [appellant] dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Smurfit schade heeft geleden die door Smurfit vergoed dient te worden. De zorgplicht
5.13
Het hof ziet aanleiding thans reeds in te gaan op de vraag of Smurfit tekort is geschoten in haar zorgplicht. Smurfit heeft te dien aanzien gesteld dat zij voldaan heeft aan de op haar rustende zorgverplichting.
5.14
Artikel 5.2 Arbobesluit houdt in dat de arbeid zodanig wordt georganiseerd, de arbeidsplaats zodanig wordt ingericht, een zodanige productie- en werkmethode wordt toegepast of zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt, dat de fysieke belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer. Deze bepaling is mede van belang voor de omlijning van de door de werkgever ingevolge artikel 7: 658 BW jegens zijn werknemer te betrachten zorgplicht (zie HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6717). Genoemd artikel 5.2 bevat een open norm. In de artikelsgewijze toelichting bij dat artikel wordt in dat verband nog opgemerkt dat om te kunnen beoordelen of bepaalde tilsituaties risico's met zich brengen voor de veiligheid van de werknemers wordt gewezen op de NIOSH-methode, welke rekenmethode kan worden gebruikt om in een gegeven tilsituatie uit te rekenen wat het toelaatbare tilgewicht is.
5.15
Het hof is van oordeel dat Smurfit de stelling van [appellant] dat uitgaande van de door hem getilde gewichten de NIOSH-norm ruimschoots is overschreden, onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden. Het hof verwijst daartoe naar hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5.7 is vastgesteld ten aanzien van de arbeidsomstandigheden waaronder [appellant] bij Smurfit werkzaam is geweest. In het bijzonder acht het hof in dit kader van belang dat vast is komen te staan dat [appellant] per dag 15.000 tot 25.000 vellen papier diende te verwerken, waarbij hij de vellen in stapels, variërend qua gewicht van 30 tot 48 kg, handmatig van een stapellift op en af de snijmachine stapelde, waarbij hij (vanwege de hoogte van de stapels) deels boven zijn macht moest tillen.Bovendien staat vast dat [appellant] zijn handen bij het verwerken van de vellen in knijphouding belastte, terwijl hij onder een hoge werkdruk moest werken en hij geen (vaste) pauzes had. Met het laatste is voldoende aannemelijk geworden dat [appellant] geregeld (in strijd met het bepaalde in artikel 5:4 Arbeidstijdenwet) meer dan vijfeneenhalf uur aaneengesloten heeft gewerkt.
5.16
Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, kan er niet van worden uitgegaan dat Smurfit ten aanzien van de arbeidsomstandigheden van [appellant] heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen op grond van artikel 5.2 Arbobesluit. Nu gesteld noch gebleken is dat Smurfit niet in staat was het werk zodanig te organiseren dat het werk minder belastend was voor [appellant] , heeft Smurfit de op haar rustende zorgplicht van artikel 7:658 lid 1 BW geschonden.
5.17
Uit het voorgaande volgt dat grief 3, waarin [appellant] opkomt tegen het voorshands oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een zorgplichtschending, slaagt. De slotsom
5.18
Het hof zal een comparitie van partijen gelasten met het hiervoor onder 5.11 omschreven doel. De te gelasten comparitie van partijen zal tevens dienen voor het beproeven van een minnelijke regeling. In dat verband verdient het aanbeveling dat [appellant] een (eenvoudige) schadeberekening in het geding brengt, of in elk geval een benadering van zijn jaarschade (inkomen zonder beroepsziekte minus feitelijk inkomen).
5.19
Iedere verdere beslissing wordt aanhouden.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
beveelt partijen, [appellant] in persoon en Smurfit deugdelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en die bevoegd is om een schikking te treffen, tezamen met hun advocaten te verschijnen voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling;
bepaalt dat deze verschijning van partijen zal worden gehouden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr. H. de Hek, hiertoe benoemd tot raadsheer-commissaris;
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 22 november 2016 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en van hun raadslieden voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van de verschijning zal vaststellen;
verstaat, voor het geval één van partijen zich tijdens vorenbedoelde comparitie wenst te beroepen op de inhoud van schriftelijke bescheiden, dat deze bescheiden ter comparitie bij akte in het geding moeten worden gebracht, alsmede dat een kopie van die akte uiterlijk veertien dagen voor de datum van de comparitie moeten worden toegezonden aan de griffie van het hof en aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. K.E. Mollema en mr. A.W. Jongbloed en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 8 november 2016.