V-N 2024/18.18
Uitleg Hoge Raad over bewijslastverdeling in WOZ-zaken
HR 12-04-2024, ECLI:NL:HR:2024:571, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 april 2024
- Magistraten
Feteris, Wortel, Van der Voort Maarschalk
- Zaaknummer
22/03770
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS956783:1
- Vakgebied(en)
Waardering onroerende zaken (V)
Fiscaal procesrecht / Bewijs
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:571, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑04‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1069, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 24‑11‑2023
- Wetingang
art. 17 lid 3 Wet WOZ
Essentie
De Hoge Raad verduidelijkt in een zaak over de bedrijfswaarde de bewijslastverdeling in WOZ-zaken.
Samenvatting
X bv is eigenaar van een golfcomplex. X bv bepleit in de procedure bij het hof dat de onroerende zaak moet worden gewaardeerd op de lagere bedrijfswaarde. Hij baseert zich mede op de kasstromen van de gebruiker van de onroerende zaak. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat geen aanleiding bestaat om het golfcomplex voor de WOZ-waardering te waarderen op de lagere bedrijfswaarde omdat hij geen waardebepaling heeft opgemaakt die enkel ziet op de kasstromen die hem aangaan. Een extra functionele afschrijving is niet mogelijk. In geschil ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.