Hof Arnhem, 04-06-2010, nr. 24-001796-08
ECLI:NL:GHARN:2010:BM7073
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
04-06-2010
- Zaaknummer
24-001796-08
- LJN
BM7073
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2010:BM7073, Uitspraak, Hof Arnhem, 04‑06‑2010; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 30 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; Wet op de economische delicten
Uitspraak 04‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt ter zake van het vervoeren van een aantal runderen vanuit een 20-kilometergebied als bedoeld in bijlage I bij de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006 naar een bedrijf gelegen buiten dat gebied veroordeeld tot een geldboete van € 220,-, subsidiair 4 dagen hechtenis. Het hof heeft de door de raadsvrouw gevoerde verweren betreffende de niet-ontvankelijkheid van het OM, de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de dader verworpen.
Partij(en)
Parketnummer: 24-001796-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-994998-07
Arrest van 4 juni 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W.E. van Veldhuizen, advocaat te Apeldoorn.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem ten laste gelegde tot een geldboete van € 2.000,-, waarvan € 1.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
verdachte op of omstreeks 16 februari 2007 in de gemeente [gemeente], gelegen in het 20-kilometergebied als bedoeld in bijlage I bij de "Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006", tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een aantal herkauwers (runderen) heeft vervoerd vanuit dat gebied.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat het door de AID gehanteerde handhavingsbeleid - en in het verlengde daarvan het optreden van het openbaar ministerie - bij geconstateerde overtredingen van de - zogenoemde - blauwtongregeling, wordt gekenmerkt door willekeur, althans rechtsongelijkheid. De raadsvrouw heeft in dit kader gewezen op de zaak van het bedrijf [bedrijf], waarin aan die verdachte voor - volgens de raadsvrouw - hetzelfde feit als in onderhavige zaak (slechts) een transactievoorstel van
€ 220,- is gedaan.
Het hof is ambtshalve bekend met de verschillen in de reacties van de zijde van het openbaar ministerie op overtredingen van onderhavige wet- en regelgeving. Hiermede staat echter niet vast dat deze verschillen in het handhavingsbeleid slechts gebaseerd zijn op willekeur. Het hof acht de verschillen eerder getuigen van een zoektocht naar de juiste reactie op overtredingen van dergelijke (crisis)wet- en regelgeving. Gelet hierop staat het in een andere zaak aanbieden van een (lagere) transactie niet aan het vervolgen van verdachte in onderhavige zaak in de weg. Het hof acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van verdachte en verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, nu uit het procesdossier niet kan worden afgeleid dat er op 16 februari 2007 sprake is geweest van vervoer van runderen vanuit een zogenoemd 20-kilometergebied.
Het hof is van oordeel dat uit de mededelingen van de verbalisant op p. 4 van het procesdossier genoegzaam blijkt dat de gemeente [gemeente] op 16 februari 2007 was gelegen in een 20-kilometergebied als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006. Nu ook verdachte ten overstaan van de verbalisant heeft verklaard dat hij wist dat de runderen uit een 20-kilometergebied werden vervoerd, acht het hof dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
verdachte op 16 februari 2007 in de gemeente [gemeente], gelegen in het 20-kilometergebied als bedoeld in bijlage I bij de "Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006", tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, een aantal herkauwers (runderen) heeft vervoerd vanuit dat gebied.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Strafbaarheid van het feit
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Er zou sprake zijn van een gewijzigd inzicht van de wetgever in de strafwaardigheid van het onderhavige feit, zodat toepassing zou dienen te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 1, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. De Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006 is immers op 5 december 2007 ingetrokken en vervangen door een andere regeling, te weten de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten. Hiermede zouden de verbodsbepalingen ten aanzien van het vervoer van herkauwers - op voor verdachte gunstige wijze - zijn gewijzigd.
Het hof stelt allereerst vast dat op 16 februari 2007 de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006, zoals ook ten laste is gelegd, gold. Weliswaar is de tekst van de overtreden bepaling door het intrekken van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006 en het in werking treden van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten veranderd, dit is, naar het oordeel van het hof, geen gevolg van een gewijzigd inzicht omtrent de strafwaardigheid van de in onderhavige zaak in het geding zijnde bepaling.
In de (nieuwe) EG-verordening nr. 1266/2007 is overwogen dat het op grond van nieuwe ervaringen met de bestrijding van bluetongue dienstig werd geacht dat de harmonisatie op communautair niveau van de bepalingen inzake bestrijding, monitoring, surveillance en beperkingen op verplaatsingen van vatbare dieren in verband met bluetongue werd verbeterd. Derhalve is de Beschikking 2005/393/EG, inzake beschermings- en toezichtsgebieden in verband met bluetongue en de voorwaarden voor verplaatsingen uit of binnen deze gebieden ingetrokken en vervangen door eerdergenoemde EG-verordening. Ten gevolge hiervan is de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006 vervangen door de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten.
Het hof leidt uit vorenstaande af dat de regelgever onderhavige bepaling heeft aangepast in verband met opgedane ervaringen op het gebied van de bestrijding van bluetongue. Er is dan ook slechts sprake van een gewijzigd inzicht in de aanpak en bestrijding van het bluetonguevirus en niet van een gewijzigd inzicht in de strafwaardigheid van het bewezenverklaarde feit. Het feit dat in voornoemde EG-verordening is opgenomen dat de bepalingen inzake bestrijding, monitoring, surveillance en beperkingen op verplaatsingen van vatbare dieren van fundamenteel belang worden geacht voor de veilige handel in vatbare landbouwhuisdieren die binnen of uit beperkingsgebieden worden verplaatst om op die wijze een duurzame strategie voor de bestrijding van bluetongue vast te stellen, onderstreept deze conclusie van het hof.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep eveneens betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu er sprake is van afwezigheid van alle schuld. De raadsvrouw heeft in dit kader aangevoerd dat verdachte heeft gewacht met het vervoeren van de runderen tot de 60 dagen, nadat de knuttenvrije periode was aangevangen, waren verstreken. Op dat moment zou de blauwtongvrije periode zijn aangevangen, waarin het vervoer vanuit 20 kilometergebieden naar andere gebieden onverkort mogelijk zou moeten worden. Blijkens mededelingen van het ministerie van LNV zou deze knuttenvrije periode op 18 december 2006 zijn aangevangen, hetgeen zou betekenen dat op 16 februari 2007 runderen zouden mogen worden vervoerd. Nu er geen nieuwe mededelingen zijn gedaan waaruit voor verdachte kon blijken dat de blauwtongvrije periode toch niet op 16 februari 2007 zou ingaan, ontbreekt schuld in de zin van verwijtbaarheid bij verdachte.
Het hof begrijpt het verweer van de raadsvrouw aldus dat verdachte een beroep doet op verontschuldigbare rechtsdwaling. Dit verweer wordt verworpen.
Verdachte is een ervaren veehandelaar die - zo ook ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken - steeds op de hoogte is geweest van het feit dat de regelgeving aangaande de bestrijding van bluetongue soms binnen een uur kon worden gewijzigd. Op grond van deze feiten en omstandigheden mocht van verdachte worden verwacht dat - voordat hij de runderen zou laten vervoeren - hij zichzelf op de hoogte zou stellen van de op dat moment geldende regelgeving. Nu verdachte op het moment van vervoeren van de runderen geen initiatief in die richting heeft ontplooid, komt aan verdachte geen beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling toe.
Het feit dat in een pas op 9 maart 2007 gevoerd telefoongesprek tussen verdachte en een ambtenaar van de AID door die ambtenaar zou zijn medegedeeld dat er inderdaad was aangekondigd dat met ingang van 16 februari 2007 vervoer van herkauwers kon plaatsvinden, maakt dit oordeel niet anders.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Toen zich in Nederland in 2006 een geval van bluetongue - een virusziekte bij herkauwers - voordeed, zijn ter uitvoering van Europese richtlijnen beperkende maatregelen ingesteld om bluetongue te bestrijden en uit te roeien, vervat in de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006. Een van die maatregelen hield in dat het vervoer van herkauwers vanuit het 20-kilometergebied rondom het besmette bedrijf werd verboden. Verdachte heeft op 16 februari 2007 echter runderen laten vervoeren vanaf een bedrijf - gelegen in het 20-kilometergebied - naar een bedrijf gelegen buiten dat gebied.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 februari 2010 is gebleken dat verdachte eenmaal eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
In hetgeen de raadsvrouw van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep omtrent het transactievoorstel in de zaak van het bedrijf [bedrijf] naar voren heeft gebracht, ziet het hof aanleiding om in onderhavige zaak een geldboete ter hoogte van dit transactievoorstel op te leggen. Er is naar het oordeel van het hof niet gebleken van zodanige feiten en omstandigheden dat toepassing zou moeten worden gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 4 van de Regeling beperkingsgebieden bluetongue 2006, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van tweehonderdtwintig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vier dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Meijer-Campfens voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.