Einde inhoudsopgave
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
Artikel 35 [Post]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2023
- Bronpublicatie:
24-05-2023, Stb. 2023, 202 (uitgifte: 19-06-2023, kamerstukken: 35936)
- Inwerkingtreding
01-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2023, Stb. 2023, 307 (uitgifte: 28-09-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
De verpleegde heeft, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met vijfde lid te stellen beperkingen, het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen. De hieraan verbonden kosten komen, tenzij het hoofd van de instelling anders bepaalt, voor rekening van de verpleegde.
2.
Het hoofd van de instelling is bevoegd enveloppen of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor verpleegden op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. Het openen geschiedt, voor zover mogelijk, in aanwezigheid van de betrokken verpleegde. Ten aanzien van de in artikel 4, eerste lid, onder g, genoemde verpleegden geldt deze bevoegdheid slechts indien de kantonrechter van de rechtbank Den Haag hiertoe de last heeft gegeven.
3.
Het hoofd van de instelling is bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig van of bestemd voor de verpleegde telkens voor een periode van ten hoogste vier weken toezicht uit te oefenen, indien dit noodzakelijk is met het oog op één van de volgende belangen:
- a.
de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
- b.
de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
- c.
de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde;
- d.
de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven;
- e.
de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
4.
Het toezicht, bedoeld in het derde lid, kan worden beperkt tot bepaalde personen of instanties.
5.
Het hoofd van de instelling kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in het derde lid.
6.
Het hoofd van de instelling draagt zorg dat de niet uitgereikte brieven of andere poststukken dan wel bijgesloten voorwerpen, hetzij worden terug gegeven aan de verpleegde of voor diens rekening worden teruggezonden aan de verzender of een ander door de verpleegde op te geven adres, hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de verpleegde worden bewaard, hetzij met toestemming van de verpleegde in diens aanwezigheid worden vernietigd, hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.