Artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Rb. Midden-Nederland, 28-03-2023, nr. UTR 22/5411
ECLI:NL:RBMNE:2023:1324
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
28-03-2023
- Zaaknummer
UTR 22/5411
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2023:1324, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 28‑03‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Proceskostenveroordeling)
Uitspraak 28‑03‑2023
Inhoudsindicatie
BNT UHT, beroep gegrond
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5411
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2023 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , Curaçao, eiseres
(gemachtigde: U. Petronella),
en
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder
(gemachtigde: mr. [A] ).
Inleiding
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 17 mei 2022 tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag.
Op 5 december 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Overwegingen
1. Het beroep is ingediend bij de rechtbank Rotterdam, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze laatste rechtbank is namelijk de bevoegde rechtbank om op het beroep van eiseres te beslissen.1.
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.2.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.3.Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.4.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling, te weten bij brief van 2 november 2022, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
6. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.5.Verweerder heeft gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk tien weken, zo nodig verlengd met een termijn die ziet op de periode in afwachting van de hoorzitting van de bezwaarschriftenadviescommissie.6.Verweerder heeft uiteengezet dat de procedure die hij volgt bij de herbeoordelingen deze termijn rechtvaardigt.
7. De rechtbank is van oordeel dat de beslistermijn van twee weken voor verweerder te kort is, gezien het grote aantal aanvragen en de complexiteit van de herbeoordelingen en verweerders uitleg over het besluitvormingsproces. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval. Daarom is er tot op heden aan verweerder in soortgelijke zaken over de bezwaarprocedure veelal een langere termijn gegund dan de gebruikelijke termijn.
8. De rechtbank verleent verweerder in principe een termijn van tien weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken. In dit geval is de termijn van tien weken vanaf de datum van het verweerschrift al verstreken. Daarom bepaalt de rechtbank de termijn in dit geval toch op de standaard wettelijke termijn van twee weken na verzending van de uitspraak.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Griffierecht
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2023.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier | rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 28‑03‑2023
Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.