ABRvS, 31-05-2017, nr. 201609358/1/R6
ECLI:NL:RVS:2017:1447
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
31-05-2017
- Zaaknummer
201609358/1/R6
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2017:1447, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 31‑05‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht; Wet ruimtelijke ordening; Besluit omgevingsrecht; Crisis- en herstelwet
- Vindplaatsen
AR 2017/2743
TBR2017/126 met annotatie van H.J. de Vries
JOM 2017/564
OGR-Updates.nl 2017-0110 met annotatie van Tycho Lam
Jurisprudentie Grondzaken 2017/54 met annotatie van Loo, F.M.A. van der
Uitspraak 31‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 29 september 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Oosterwold" vastgesteld.
201609358/1/R6.
Datum uitspraak: 31 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. AM Grondbedrijf B.V., gevestigd te Utrecht, en anderen,
2. Bouwinvest Development B.V., gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Almere,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Oosterwold" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben AM Grondbedrijf en anderen en Bouwinvest Development beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2017, waar AM Grondbedrijf en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en mr. M.G.J. Maas-Cooymans, advocaat te Rotterdam, Bouwinvest Development, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. S.A.B. Boer, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door S.C. van den Broek zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partijen gehoord [belanghebbende] en Woningstichting Goede Stede, vertegenwoordigd door mr. R. Evens, advocaat te Nijmegen.
Overwegingen
Het plan
1. Oosterwold ligt in het landelijk gebied van de gemeenten Almere en Zeewolde. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het Almeerse deel van Oosterwold. Het grootste deel van het plangebied (86%) is thans in gebruik als landbouwgrond, met name akkerbouwbedrijven. Het plangebied biedt ruimte voor de realisatie van ongeveer 15.000 woningen in landelijke woonmilieus. Ook biedt het plangebied ruimte aan 20 ha kantoren, 135 ha bedrijventerreinen, 25 ha stedelijke voorzieningen, 150 ha recreatieve voorzieningen, 1.800 ha stadslandbouw en 450 ha groenstructuren. Verder wordt 290 ha bestaande hoofdgroenstructuur doorontwikkeld. In het plan wordt uitgegaan van uitnodigingsplanologie. Niet de overheid, maar de initiatiefnemers bepalen binnen de grenzen die het plan stelt hoe het plangebied eruit komt te zien. Het plan is vastgesteld met toepassing van artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder k, van de Crisis- en herstelwet gelezen in samenhang met artikel 7c, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
De beroepen
INLEIDING
2. Bouwinvest Development is eigenares van twee percelen aan de Goudplevierweg (ongenummerd), kadastraal bekend gemeente Almere sectie C, nummers 878 en 948, die in het plangebied liggen. Bouwinvest Development kan zich vinden in het doel van het bestemmingsplan om het gebied Oosterwold te ontwikkelen naar een groen woon-werkgebied. De uitwerking van dit doel in de planregels en op de verbeelding is volgens haar echter gebrekkig gemotiveerd.
AM Grondbedrijf en anderen zijn eigenaren van percelen die liggen binnen het plangebied. AM Grondbedrijf en anderen kunnen zich eveneens vinden in het doel van het bestemmingsplan om het gebied Oosterwold te ontwikkelen naar een groen woon-werkgebied. De percelen van AM Grondbedrijf en anderen liggen echter nabij het plangebied van het voorontwerp inpassingsplan waarin windturbines zijn voorzien. Zij vrezen dat de realisatie van het windpark Zeewolde aanzienlijke beperkende gevolgen heeft voor de ontwikkeling van woningen in het voorliggende plangebied. AM Grondbedrijf en anderen stellen zich op het standpunt dat hiermee onvoldoende rekening is gehouden bij het vaststellen van het bestemmingsplan. Gelet hierop hebben zij beroep ingesteld tegen dit plan.
BEROEPSGRONDEN
Intrekking beroepsgrond
3. Ter zitting heeft Bouwinvest haar beroepsgrond dat niet duidelijk is wat moet worden verstaan onder "buitenranden" in artikel 13, lid 13.7, aanhef en onder a, van de planregels ingetrokken.
Bebouwingsmogelijkheden
4. Bouwinvest richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Bestaand" voor haar gronden, voor zover daaraan de aanduiding "overige zone - eemvallei - 1" of "overige zone - eemvallei - 2" is toegekend. Zij voert aan dat door de toekenning van deze aanduidingen geen ontwikkelingen mogelijk zijn op deze gronden. Niet is gemotiveerd dat deze beperking noodzakelijk is, aldus Bouwinvest. Zij betoogt dat de aanduiding ook willekeurig is toegekend aan een gedeelte van de gronden in het plangebied en dat zij daardoor onevenredig wordt getroffen ten opzichte van andere grondeigenaren in het plangebied.
4.1. De raad stelt dat de aanduidingen "overige zone - eemvallei - 1" en "overige zone - eemvallei - 2" zijn opgenomen met als doel de borging van het gebied als landschapsstructuur en het behoud en de ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden binnen het gebied. Volgens hem is de aanduiding niet willekeurig toegekend aan een gedeelte van de gronden in het plangebied, maar is aansluiting gezocht bij de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland. De op die kaart zichtbare delen van de geul van de Eem zijn bij het opstellen van de "Intergemeentelijke Structuurvisie Oosterwold" aan elkaar verbonden tot een aaneengesloten gebied dat is aangemerkt als de Eemvallei. De raad stelt dat Bouwinvest niet onevenredig wordt getroffen door de toekenning van de aanduidingen "overige zone - eemvallei - 1" of "overige zone - eemvallei - 2", omdat de bestaande gebruiksmogelijkheden van de gronden door toekenning van de bestemming "Bestaand" behouden blijven. De ontwikkelregels bieden ten opzichte van de bestaande situatie ook aanvullende mogelijkheden voor andere functies waarvan gebruik kan worden gemaakt, aldus de raad.
4.2. De gronden van Bouwinvest zijn bestemd als "Bestaand". Tevens is de aanduiding "overige zone - ontwikkelregels" toegekend. Daarnaast is aan een gedeelte van de gronden van Bouwinvest de aanduiding "overige zone - eemvallei - 1" of "overige zone - eemvallei - 2" toegekend. In de als bijlage bij deze uitspraak opgenomen planregels wordt de betekenis van de bestemming en de aanduidingen verklaard.
4.3. In de "Intergemeentelijke Structuurvisie Oosterwold" staat dat in de ondergrond van het gebied stroomgeulen liggen van de vroegere Eem, een zone waar de rivier de Eem in het pleistoceen doorheen heeft geslingerd. Deze zone loopt dwars door het gebied van noord naar zuid, en de bodemopbouw is er anders dan in de rest van het gebied. De sporen van deze Oereem zijn in het veld niet te zien, met uitzondering van de hoogteverschillen die rijdend over de Vogelweg te ervaren zijn. De ligging van de Eemvallei op de conditiekaart geeft de contour aan waarbinnen de Eem heeft geslingerd en is geen statisch gegeven. Op het moment dat meer informatie beschikbaar is over de bodemgesteldheid en archeologische waarden worden de specifieke condities steeds duidelijker. De Eemvallei wordt aangegrepen als basis voor de ontwikkeling van een nieuwe landschappelijke structuur. Deze kan vergezeld gaan van een recreatieve route. De ruimtelijke kenmerken van straks gerealiseerde initiatieven in en rond de Eemvallei zorgen voor de uiteindelijke begrenzing van dit nieuwe landschap.
4.4. De keuze van de raad om de aanduiding "overige zone - eemvallei - 1" of "overige zone - eemvallei - 2" toe te kennen aan een gedeelte van de gronden in het plangebied, is in overeenstemming met de situering van het gebied dat in de "Intergemeentelijke Structuurvisie Oosterwold" is aangemerkt als de Eemvallei. Vaststaat dat voor de situering van dit gebied aansluiting is gezocht bij de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland. De Afdeling acht de keuze van de raad voor de toekenning van de aanduidingen aldus voldoende gemotiveerd. In hetgeen Bouwinvest heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de toekenning van de aanduidingen getuigt van willekeur.
Het betoog faalt.
4.5. De raad heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat Bouwinvest niet onevenredig wordt getroffen door de toekenning van de aanduidingen "overige zone - eemvallei - 1" of "overige zone - eemvallei - 2" aan een gedeelte van haar gronden. Hierbij is van belang dat de bestaande gebruiksmogelijkheden door toekenning van de bestemming "Bestaand" behouden blijven. Voorts is van belang dat de ontwikkelregels, anders dan Bouwinvest stelt, aanvullende mogelijkheden bieden voor andere functies waarvan gebruik kan worden gemaakt. Deze aanvullende mogelijkheden zijn weliswaar niet zo groot als op gronden waaraan de aanduidingen niet zijn toegekend, maar dit is het gevolg van de keuze van de raad om de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden binnen het gebied met de aanduidingen te behouden en te ontwikkelen. De raad heeft dit belang van groter gewicht kunnen achten dan het belang van Bouwinvest bij een verruiming van de ontwikkelingsmogelijkheden op haar gronden. Hierbij wordt voorts nog in aanmerking genomen dat slechts aan een deel van de gronden van Bouwinvest de aanduiding "overige zone - eemvallei - 1" of de aanduiding "overige zone - eemvallei - 2" is toegekend, zodat uitruilmogelijkheden bestaan bij het indelen van het perceel.
Het betoog faalt.
Voortzetting bestaand gebruik
5. Bouwinvest betoogt dat het bestaande agrarische gebruik ter plaatse van haar gronden ten onrechte in feite onder het overgangsrecht is gebracht. Volgens haar mag het agrarische gebruik op haar gronden niet worden gewijzigd en mag zij haar gronden niet verkopen aan agrarische bedrijven, omdat dan sprake is van nieuw agrarisch gebruik. Bouwinvest voert aan dat de raad er in artikel 13, lid 13.3, gelezen in samenhang met lid 13,7 aanhef en onder b, en artikel 1, lid 1.49, van de planregels ten onrechte vanuit gaat dat zij haar gronden met de aanduiding "overige zone - eemvallei - 1" of de aanduiding "overige zone - eemvallei - 2" openbaar toegankelijk gaat maken en voor onder meer natuurontwikkeling zal gaan gebruiken. Bouwinvest betoogt dat het bestemmingsplan in zoverre niet uitvoerbaar is.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het bestaande agrarische gebruik ter plaatse van de gronden van Bouwinvest mag worden voortgezet, omdat dit als zodanig is bestemd. Volgens de raad mag het agrarische gebruik worden gewijzigd en mag Bouwinvest haar gronden aan een agrarisch bedrijf verkopen. Omdat Bouwinvest het bestaande gebruik van haar gronden mag voortzetten, is zij niet verplicht om haar gronden openbaar toegankelijk te maken en voor onder meer natuurontwikkeling te gebruiken volgens de mogelijkheden die de ontwikkelregels bieden, aldus de raad. Het bestemmingsplan is volgens de raad dan ook uitvoerbaar.
5.2. De Afdeling stelt vast dat het bestaande agrarische gebruik ter plaatse van de gronden van Bouwinvest niet en ook niet in feite onder het overgangsrecht is gebracht, omdat dit in artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels als zodanig is bestemd. Anders dan Bouwinvest aanvoert, verzet deze bepaling zich niet tegen wijziging van het gebruik van haar gronden, mits dat agrarisch blijft en de verkoop van deze gronden aan agrarische bedrijven. Gelet op de omschrijving van het begrip "bestaand" in artikel 1, lid 1.20, van de planregels, is dan nog steeds sprake van bestaand agrarisch gebruik. Artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels staat alleen in de weg aan de vestiging van agrarische bedrijven op percelen waarop ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp geen agrarisch gebruik plaatsvond. Reeds omdat het bestaande gebruik mag worden voortgezet is niet aan de orde dat het plan niet uitvoerbaar is. Bouwinvest heeft de keuze om haar gronden te ontwikkelen volgens de ontwikkelregels, zoals opgenomen in artikel 13 van de planregels, maar zij is hiertoe niet verplicht. Van een verplichting om haar gronden openbaar toegankelijk te maken en voor natuurontwikkeling te gebruiken, is geen sprake.
Het betoog faalt.
Regels kavelindeling en -samenstelling
6. Bouwinvest en AM Grondbedrijf en anderen betogen dat op basis van de omschrijving van de begrippen "kavel" en "perceel" in artikel 1, lid 1.45 en 1.57, van de planregels niet duidelijk is wanneer een stuk grond als één kavel moet worden aangemerkt. Voor een goed begrip van de ontwikkelregels is echter noodzakelijk dat ten behoeve van de rechtszekerheid duidelijk is wat hieronder moet worden verstaan, aldus Bouwinvest en AM Grondbedrijf en anderen. Zij vrezen dat zij door de omschrijving van de begrippen "kavel" en "perceel" hun gronden na verlening van een omgevingsvergunning niet meer kadastraal kunnen splitsen in afzonderlijke kadastrale percelen, omdat de nieuw ontstane kadastrale percelen als afzonderlijke kavels moeten worden aangemerkt. De afzonderlijke kavels moeten dan ook voldoen aan de regels voor de inrichting en indeling van kavels in artikel 13, lid 13.7, van de planregels, terwijl dat volgens Bouwinvest en AM Grondbedrijf en anderen niet werkbaar is. Zij wijzen in dit verband erop dat in lid 13.7, aanhef en onder c, van de planregels is bepaald dat de roodkavel niet wordt opgedeeld, maar als een aaneengesloten bouwveld wordt gerealiseerd.
6.1. In artikel 1, lid 1.47, van de planregels is het begrip "kavel" als volgt omschreven: "het perceel waarop het geheel van de ontwikkelregels van toepassing is". In lid 1.57 is het begrip "perceel" als volgt omschreven: "een aaneengesloten terrein dat zowel kadastraal als optisch samenhangt".
6.2. De Afdeling ziet in hetgeen Bouwinvest en AM Grondbedrijf en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat op basis van de omschrijving van de begrippen "kavel" en "perceel" in artikel 1, lid 1.45 en 1.57, van de planregels voor hen onvoldoende duidelijk is wanneer een stuk grond als één kavel moet worden aangemerkt. Een redelijke uitleg van deze bepalingen brengt met zich dat een kavel uit meer kadastrale percelen kan bestaan wanneer deze kadastraal en optisch met elkaar samenhangen. In de planregels staat niet dat een kavel uit slechts één kadastraal perceel kan bestaan. Het voorgaande betekent dat artikel 13, lid 13.7, van de planregels niet in de weg staat aan splitsing van kadastrale percelen na verlening van een omgevingsvergunning. Zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, blijven de gesplitste kadastrale percelen één kavel vormen. Wat betreft lid 13.7, aanhef en onder c, van de planregels overweegt de Afdeling dat deze bepaling alleen inhoudt dat de roodkavel wordt geconcentreerd op een aangewezen deel op de kavel. Deze bepaling ziet niet op het splitsen van kadastrale percelen en de eigendomsverhoudingen, zoals de raad in het verweerschrift heeft toegelicht.
Het betoog faalt.
7. Bouwinvest betoogt dat de voorgeschreven minimale en maximale percentages per functie in artikel 13, lid 13.6, van de planregels onwerkbaar zijn. Zij noemt als voorbeeld dat het onmogelijk is om minimaal 50% stadslandbouw te realiseren op een kleine kavel. Het vereiste dat een kavel uit een minimumpercentage aan stadslandbouw moet bestaan is volgen haar een gebruiksgebod, terwijl de raad niet voornemens is om te gaan onteigenen. Deze regeling is volgens Bouwinvest dan ook niet uitvoerbaar.
7.1. De Afdeling overweegt dat de raad heeft toegelicht dat een kavel een minimum oppervlak zal moeten hebben om aan alle vaste onderdelen, waaronder stadslandbouw bij de standaardkavel, van de voorgeschreven ruimteverdeling te kunnen voldoen. Volgens de raad zijn de regels voor de kavelsamenstelling opgenomen om de kwaliteit van Oosterwold te borgen zoals opgenomen in de "Intergemeentelijke Structuurvisie Oosterwold". De verhouding tussen onbebouwd en bebouwd is daarin een belangrijk aspect. De Afdeling ziet in hetgeen Bouwinvest heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de regeling in artikel 13, lid 13.6 over de kavelsamenstelling niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Niet aannemelijk is gemaakt dat de regeling niet werkbaar is. Daarbij is van belang dat kleine percelen kunnen worden samengevoegd tot één perceel. Voorts is het vereiste in lid 13.6 dat een kavel uit een minimumpercentage aan stadslandbouw bestaat geen gebruiksgebod. Een initiatiefnemer is niet verplicht om zijn gronden te ontwikkelen volgens de ontwikkelregels. Pas als een initiatiefnemer ervoor kiest om zijn gronden te ontwikkelen, dient hij te voldoen aan het vereiste dat een kavel uit een minimumpercentage aan stadslandbouw bestaat
Het betoog faalt.
Afwijkingsmogelijkheid lid 13.6.3
8. Bouwinvest betoogt dat niet duidelijk is of verrekening op grond van artikel 13, lid 13.6.3, van de planregels mogelijk is, indien aangrenzende kavels in handen zijn van verschillende eigenaren. Verder betoogt zij dat verrekening als bedoeld in dit artikel ten onrechte niet mogelijk is bij kavels die niet aan elkaar grenzen.
AM Grondbedrijf en anderen betogen eveneens dat verrekening als bedoeld in artikel 13, lid 13.6.3, van de planregels ten onrechte niet mogelijk is bij kavels die niet aan elkaar grenzen. Dit is volgens hen vooral kwalijk, omdat de hinderzones van de voorziene windturbines, maar ook die van bijvoorbeeld de A27, een maximale invulling met roodkavels onmogelijk zullen maken. Gelet hierop wensen zij dat aan artikel 13, lid 13.6.3, van de planregels een afwijkingsmogelijkheid wordt toegevoegd op grond waarvan het mogelijk is om met een niet aansluitende kavel te verrekenen, indien dit noodzakelijk is om "rood" te ontwikkelen buiten hindercontouren. AM Grondbedrijf en anderen voeren aan dat de uitruilregeling in artikel 13, lid 13.6.3, van de planregels ook een aanzienlijke belemmering oplevert bij het vormen van kernen.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voor uitruil van de samenstelling op het naastgelegen kavel niet is voorgeschreven dat de eigendom van beide kavels in één hand moet zijn. De Afdeling acht dit juist. Van rechtsonzekerheid is in zoverre geen sprake. Verder heeft de raad toegelicht dat alleen mag worden uitgeruild met aansluitende kavels om het doel te bereiken dat optisch altijd een kavel wordt gerealiseerd dat geheel aan de ontwikkelregels voldoet. Volgens de raad ontstaat op deze manier een evenwichtige spreiding van rode en groene functies over het gehele plangebied van Oosterwold. De Afdeling is van oordeel dat de raad aan dit belang in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen dan aan het belang van Bouwinvest en AM Grondbedrijf en anderen bij ruimere bouwmogelijkheden. Hierbij heeft de raad terecht in aanmerking genomen dat het bestemmingsplan bij grotere kavels, zoals van Bouwinvest en AM Grondbedrijf, mogelijkheden biedt om deze zodanig in te richten dat de onbebouwde delen zich concentreren op eventuele hindercontouren.
De betogen falen.
Programma
9. Bouwinvest betoogt dat artikel 13, lid 13,10.1 en lid 13.10.2, van de planregels in strijd is met de rechtszekerheid, omdat het bouwrecht afhankelijk is van wat de vele andere eigenaren in het plangebied doen. Zij stelt dat voor wijzigingen in het kaveltype en gebruikswijzigingen geen omgevingsvergunning benodigd is waardoor deze niet kenbaar zullen zijn bij het gemeentebestuur. In dit verband wijst zij naar de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AS3197. Verder is volgens Bouwinvest onduidelijk welk doel de maximum percentages in lid 13.10.2, van de planregels dienen en op basis van welk geheel deze percentages moeten worden berekend. Het is volgens haar evenmin duidelijk of dit betekent of de percentages worden berekend aan de hand van de gehele oppervlakte van het plangebied of aan de hand van de gebruikte oppervlakte voor alle functies gezamenlijk.
9.1. Zoals de Afdeling in de genoemde uitspraak van 19 januari 2005 heeft overwogen dient voor gebruikers en eigenaren een redelijke mate van zekerheid te bestaan over de vraag of voor een bepaald bouwvoornemen een bouwvergunning kan worden verleend en of een bepaald voorgenomen gebruik in overeenstemming met het plan kan worden geacht. De Afdeling is van oordeel dat het plan aan dit vereiste voldoet, mede gelet op de omstandigheid dat het bestemmingsplan een experimenteel karakter heeft. Daarbij is van belang dat de raad heeft toegelicht dat een gebiedsregisseur de kaveluitgifte en de verlening van omgevingsvergunningen monitort, zodat een initiatiefnemer bij de gebiedsregisseur kan informeren of de maximumpercentages in artikel 13, lid 13,10.1 en lid 13.10.2, van de planregels al zijn bereikt. Een initiatiefnemer behoeft dus niet eerst een gedetailleerd onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vraag of voor het mogelijk maken van een bepaald bouwvoornemen een omgevingsvergunning kan worden verleend. Bovendien heeft de raad ter zitting toegelicht dat de gebiedsregisseur de verleende omgevingsvergunningen voor initiatieven op een plattegrond van het plangebied zal bijhouden die via een website voor iedereen is te raadplegen. De Afdeling acht voorts van belang dat uit artikel 13, lid 13.6, van de planregels volgt dat voor een wijziging in het kaveltype een omgevingsvergunning benodigd is, nu daarin is bepaald dat de percentages die bij een kaveltype horen in stand moeten worden gehouden. Voorts volgt uit het systeem van de planregels dat bij de beoordeling of aan lid 13.10.2 wordt voldaan alleen wordt gekeken naar functies die zijn toegestaan op grond van een omgevingsvergunning, zoals de raad ter zitting heeft toegelicht. Een functiewijziging die zonder omgevingsvergunning plaatsvindt heeft geen invloed op de beoordeling of een omgevingsvergunning kan worden verleend.
Wat betreft de vraag welk doel de maximumpercentages in lid 13.10.2 dienen, heeft de raad toegelicht dat het doel van deze percentages is om een evenwichtige verdeling van functies over het plangebied te bereiken. De percentages komen onder meer voort uit de "Intergemeentelijke Structuurvisie Oosterwold", aldus de raad. Voorts heeft de raad in zijn verweerschrift gesteld dat de maximumpercentages gelden per functie voor het gehele plangebied en dat dit betekent dat van de beschikbare kavels in het plangebied maximaal 61% kan worden gebruikt voor de functie wonen, 29% voor bedrijven, 4,5% voor kantoren en 5,5% voor voorzieningen. Gelet op deze toelichting heeft de raad in redelijkheid maximumpercentages kunnen stellen aan de functies in het plangebied. Voorts brengt een redelijke uitleg van lid 13.10.2 met zich dat de daarin opgenomen maximumpercentages worden berekend op basis van de totale oppervlakte van de percelen die beschikbaar zijn voor het in ontwikkeling brengen van kavels in het plangebied. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan op dit punt is vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.
Het betoog faalt.
Bouwregels
10. Bouwinvest voert aan dat artikel 13, lid 13.12.2, van de planregels niet in overeenstemming is met het Besluit omgevingsrecht. Hiertoe stelt zij dat de bepaling dat alleen een roodkavel als erf in de zin van het Besluit omgevingsrecht wordt aangemerkt op onrechtmatige wijze het Besluit omgevingsrecht aanvult of wijzigt.
10.1. In artikel 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht staat: "In deze bijlage wordt verstaan onder erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden."
10.2. Wat wordt aangemerkt als erf is bepalend voor de mogelijkheden die bijlage II van het Besluit omgevingsrecht biedt voor vergunningvrij bouwen. In artikel 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht worden deze mogelijkheden afhankelijk gemaakt van het bestemmingsplan. Gelet hierop is het niet in strijd met dit artikel dat in artikel 13, lid 13.12.2, van de planregels is bepaald dat alleen een roodkavel wordt aangemerkt als erf in de zin van het Besluit omgevingsrecht.
Het betoog faalt.
Conclusie
11. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Van Driel Kluit
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2017
703. BIJLAGE
Artikel 1 Begrippen
1.20 bestaand
- bij bouwwerken: bestaande legale bebouwing ten tijde van de ter inzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- bij gebruik: bestaand legaal gebruik ten tijde van het van de ter inzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
1.24 bouwveld
een aaneengesloten stuk grond, dat door zijn vorm over het gehele oppervlakte reële mogelijkheden biedt voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.30 erf
-een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
- als erf bij een hoofdgebouw als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt bij de kavels die worden gerealiseerd onder de ontwikkelregels het roodkavel verstaan. In het geval van vergunningvrije nuts- en energievoorzieningen wordt onder erf het totale kavel verstaan.
1.37 gebiedsregisseur
een facilitator die namens de overheden initiatiefnemers ontvangt en voorziet van de benodigde informatie, plannen beoordeelt en aanwijzingen geeft om tot een volwaardige vergunningaanvraag te komen;
1.45 kavel
het perceel waarop het geheel van de ontwikkelregels van toepassing is;
1.48 landbouwkavel
een type ontwikkelkavel met een op grond van dit Chw bestemmingsplan voorgeschreven verhouding tussen bebouwing, verharding, groen, water en stadslandbouw, waarbij het landbouwkavel een relatief hoog percentage stadslandbouw kent, primair gericht op het voortbrengen van agrarische producten;
1.49 landschapskavel
een type ontwikkelkavel met een op grond van dit Chw bestemmingsplan voorgeschreven verhouding tussen bebouwing, verharding, groen en water waarbij het landschapskavel een relatief hoog percentage openbaar toegankelijk landschap kent, primair gericht op groen, natuur en recreatieve doeleinden;
1.57 perceel
een aaneengesloten terrein dat zowel kadastraal als optisch samenhangt;
1.62 roodkavel
het deel van het kavel dat voor bebouwing mag worden ingericht inclusief parkeren, tuin en overige verharding;
1.66 standaardkavel
een type ontwikkelkavel met een op grond van dit Chw bestemmingsplan voorgeschreven verhouding tussen bebouwing, verharding, groen, water en stadslandbouw, waarbij het standaardkavel relatief ruime bebouwingsmogelijkheden kent;
Artikel 4 Bestaand
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bestaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het bestaande (agrarisch) gebruik;
b. wegen en straten met ten hoogste 2 rijstroken, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld, ter plaatse van de aanduiding 'verkeer (v)';
c. het behoud en herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden ter plaatse van de 'overige zone - Eemvallei - 1' en de 'overige zone - Eemvallei - 2';
d. bestaande windmolens, waarbij geldt dat deze tot maximaal 1 januari 2020 zijn toegestaan en de gronden daarna worden ingericht en gebruikt ten behoeve van agrarische activiteiten;
e. bestaande wegen;
f. paden;
g. nutsvoorzieningen;
h. openbare parkeervoorzieningen;
i. openbare terreinen;
j. groenvoorzieningen;
k. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. nieuwe bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig de regels voor vergunningvrij bouwen;
b. voor bestaande bouwwerken, voorzover niet vergunningvrij, geldt de bestaande afmeting als maximale maat.
4.3 Specifieke gebruiksregels
In afwijking van het bepaalde in lid 4.1 mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
Artikel 13 Ontwikkelregels
13.1 Ontwikkelfuncties
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkelregels' mogen de volgende nieuwe functies worden toegevoegd:
a. wonen;
b. bedrijven tot en met categorie 3.1 uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels met uitzondering van Bevi - inrichtingen, vuurwerkbedrijven en Wgh-inrichting;
c. kantoren;
d. commerciële voorzieningen;
e. maatschappelijke voorzieningen;
f. verblijfsrecreatie;
g. extensieve recreatie;
h. stadslandbouw;
i. groenvoorzieningen;
j. natuur;
k. wegen en straten;
l. paden;
m. parkeervoorzieningen;
n. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
o. nuts- en energievoorzieningen;
p. combinaties van de hierboven genoemde functies.
13.1.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1 onder b. ten behoeve van:
a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in categorie 3.2 uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' die als bijlage 1 is opgenomen bij deze regels indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 13.1 onder b met uitzondering van Bevi - inrichtingen, vuurwerkbedrijven en Wgh-inrichting;
b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die, hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 13.1 onder b maar niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden genoemd;
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de beslisbomen te worden gehanteerd zoals opgenomen in Bijlage Beslisbomen.
13.2 Samenhang met overige bestemmingen
De ontwikkelregels zijn van overeenkomstige toepassing op de overige bestemmingen binnen het aanduidingsgebied, met dien verstande dat bouw- en gebruiksmogelijkheden die gelden op basis van de artikelen 3 t/m 12 niet hoeven te voldoen aan de ontwikkelregels tenzij dat in het artikel zelf anders is bepaald.
13.3 Eemvallei
Voor de gronden binnen de aanduidingen 'overige zone - Eemvallei - 1' en 'overige zone - Eemvallei - 2' gelden de volgende regels:
a. binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - Eemvallei -1';
1. worden de kavels uitsluitend ingericht als landschapskavels;
2. geldt dat de landschapskavels een minimale breedte hebben van 150 meter binnen de gebiedsaanduidingen 'overige zone - Eemvallei - 1' en 'overige zone - Eemvallei - 2';
3. zijn roodkavels niet toegestaan.
b. binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - Eemvallei - 2' worden de kavels voor ten minste 50% ingericht als landschapskavel, voor ten hoogste 25% als landbouwkavel en voor ten hoogste 25% als standaard kavel.
13.4 Openbaar vervoer
Binnen de aanduiding 'openbaar vervoer' zijn roodkavels niet toegestaan.
13.5 Bos en stadsweide
Voor de gronden met de aanduidingen 'specifieke vorm van bos - 1', 'specifieke vorm van bos - 2' en 'specifieke vorm van recreatie - stadsweide' gelden de volgende regels:
a. binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van bos - 1' en 'specifieke vorm van bos - 2' zijn uitsluitend landschapskavels toegestaan;
b. binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 1' zijn roodkavels niet toegestaan;
c. binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stadsweide' zijn roodkavels niet toegestaan;
d. in afwijking van het bepaalde in 13.5 onder c. zijn roodkavels wel toegestaan, indien er sprake is van een samengesteld kavel als bedoeld in 13.9.1 en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stadsweide' geen bebouwing wordt gerealiseerd.
13.5.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.5 b. ten behoeve van roodkavels binnen gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 1', met dien verstande dat:
a. het roodkavel uitsluitend mag worden ingericht en gebruikt ten behoeve van openbaar toegankelijke voorzieningen die een bijdrage leveren aan de (extensieve) recreatieve gebruikswaarde van het bos;
b. de aanwezige waarden van de (cultuur) landschappelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
c. de gevarieerde bosstructuren, ongelijkjarigheid en de natuurlijke soortenrijkdom niet onevenredig worden aangetast;
d. de ontwikkeling van het roodkavel per saldo leidt tot een kwaliteitsimpuls van de onder b. en c. genoemde waarden.
13.6 Kavelsamenstelling
Per kavel geldt dat de volgende verhouding tussen bebouwing, verharding, groen, water en stadslandbouw wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden:
13.6.1 Gezamenlijke percentages
Ten behoeve van een effectieve samenstelling van de kavel gelden de volgende regels:
a. het percentage 'Groen - verspreid' mag worden gerealiseerd als 'Water', waarbij het gezamenlijk percentage 'Groen - verspreid' en 'Water' niet minder mag bedragen dan 9,0% bij standaardkavels, 3,0 % bij landbouwkavels en 3,8% bij landschapskavels;
b. bij standaardkavels mag het percentage 'Roodkavel' worden gerealiseerd als 'Verharding / infra', waarbij het gezamenlijk percentage 'Roodkavel' en 'Verharding / infra' maximaal 36% mag bedragen en waarbij binnen dat gezamenlijk percentage het 'Roodkavel' niet meer mag bedragen dan 25%;
c. bij landbouwkavels mag het percentage 'Roodkavel' worden gerealiseerd als 'Verharding / infra', waarbij het gezamenlijk percentage 'Roodkavel' en 'Verharding / infra' maximaal 12% mag bedragen en waarbij binnen dat gezamenlijk percentage het 'Roodkavel' niet meer mag bedragen dan 7%;
d. bij landschapskavels mag het percentage 'Roodkavel' worden gerealiseerd als 'Verharding / infra' waarbij het gezamenlijk percentage 'Roodkavel' en 'Verharding / infra' maximaal 11% mag bedragen waarbij binnen dat gezamenlijk percentage het 'Roodkavel' niet meer mag bedragen dan 6%.
13.6.2 Afwijken maximaal percentage verharding / infra
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artkel 13.6 en 13.6.1 b. c. en d. voor een hoger percentage verharding / infra, met dien verstande dat:
a. de noodzaak daartoe voort komt uit artikel 13.7 onder d. in het geval er aan 2 of meer kanten van het kavel ontsluiting noodzakelijk is van aansluitende kavels;
b. de in artikel 13.6 genoemde minimale percentages in stand worden gehouden.
13.6.3 Uitruil samenstelling
Van het bepaalde in 13.6 kan worden afgeweken ten behoeve van een andere ruimteverdeling op de kavel mits het afwijkende ruimtegebruik wordt verrekend met een aansluitende kavel zodat het samengestelde kavel in zijn geheel alsnog voldoet aan de voorgeschreven samenstelling.
13.7 Kavelindeling
Met betrekking tot de indeling en instandhouding van de kavel gelden de volgende regels:
a. het voorgeschreven percentage 'Groen - verspreid' bevindt zich aan een of meer van de buitenranden van de kavel;
b. alle buitenranden van de kavel worden openbaar toegankelijk voor fietsers en voetgangers ingericht en in stand gehouden met een minimale breedte van 2 meter;
c. het roodkavel wordt niet opgedeeld, maar als een aaneengesloten bouwveld gerealiseerd;
d. ten minste één zijde van de kavel wordt aangewezen voor de verharding / infra ten behoeve van de kavelontsluiting;
e. de verharding / infra sluit aan op, en biedt doorgang aan, bestaande of nieuw aan te leggen infrastructuur van de aansluitende kavel;
f. het voorgeschreven percentage 'Water' wordt gerealiseerd in aansluiting op, dan wel in verbinding met, bestaande waterlopen en/of waterberging;
g. het roodkavel bij landbouwkavels bestaat voor maximaal 1/3 deel uit woonfuncties en voor 2/3 deel uit agrarische bedrijfsbebouwing;
h. parkeren is uitsluitend toegestaan binnen het roodkavel en verharding / infra.
13.7.1 Afwijken ten behoeve van collectieve waterberging
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 13.7 onder b. ten behoeve van collectieve waterberging, met dien verstande dat:
a. de collectieve waterberging wordt aangelegd en in stand gehouden ten behoeve van maximaal 5 kavels;
b. de openbare toegankelijkheid voor fietsers en voetgangers voor niet meer dan 150 meter wordt onderbroken.
13.7.2 Afwijken situering kavelontsluiting
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 13.7 onder d. ten behoeve van een kavelontsluiting die niet is gelegen langs een zijde van de kavel, met dien verstande dat:
a. door de specifieke vorm van de kavel een kavelontsluitingsweg, voor zover deze niet is gelegen langs een zijde van de kavel, leidt tot een lager percentage verharding / infra;
b. de afwijking de meest efficiënte wijze van ontsluiten van aansluitende kavels niet in de weg staat.
13.8 Tijdelijk afwijken
Gronden die in de omgevingsvergunning zijn aangewezen voor 'Verharding / infra' mogen, zolang er nog geen aansluitende kavels zijn die ontsluiting behoeven, tijdelijk worden ingericht met 'Groen - natuur', 'Groen - verspreid', 'Water' en / of 'stadslandbouw'.
13.9 Floor area ratio
Voor bebouwing binnen het roodkavel is de maximum floor area ratio 0,5.
13.9.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij standaard kavels afwijken van het bepaalde in 13.9 en een maximum floor area ratio van 1,0 worden toegestaan, als:
a. de extra oppervlakte 1:1 wordt gecompenseerd op een aansluitende kavel zodat het samengestelde kavel in zijn geheel alsnog voldoet aan de voorgeschreven floor area ratio, en;
b. het realiseren van een hogere dichtheid op het bebouwbare oppervlak wordt gecompenseerd door een verdubbeling van de bijdrage aan de ontwikkeling van 'Groen - verspreid' op de kavel (14% in plaats van 7%);
c. de samengestelde kavel voldoet aan de overige in 13.6 voorgeschreven samenstelling.
13.10 Programma
13.10.1 Percentage kavels per programma
Binnen het gehele plangebied gelden de volgende maximale percentages per kaveltype:
13.10.2 Verdeling van functies
Binnen het gehele plangebied geldt per functie het volgende maximale percentage:
13.11 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de ontwikkelregels, wordt in ieder geval gerekend:
a. gevoelige functies binnen de reserveringen voor uitbreiding van het wegennet en spoor;
b. gevoelige functies binnen de vrijwaringszone van hoogspanningsleidingen;
c. detailhandel met een oppervlakte van meer dan 2.000 m2 per kavel;
d. kassen met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2 per kavel;
e. intensieve veehouderij;
f. pelsdierfokkerij;
g. het bieden van gokgelegenheid;
h. seksinrichtingen;
i. motorclubs;
j. coffeeshops;
k. belwinkels.
13.12 Bouwregels
13.12.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan binnen het roodkavel.
13.12.2 Vergunningvrije bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken gelden de regels voor vergunningvrij bouwen op basis van het Besluit omgevingsrecht, met dien verstande dat als erf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgeringsrecht, het roodkavel wordt verstaan.
13.12.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen buiten het roodkavel geldt dat;
1. de hoogte niet meer mag bedragen dan 1.2 meter;
2. deze voor ten minste 90% transparant zijn, en;
3. deze onderdeel uitmaken van een natuurlijke erfafscheiding.
b. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op het roodkavel geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter;
c. voor windinstallaties voor het opwekken van duurzame energie geldt dat:
1. deze worden gerealiseerd op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw;
2. de bouwhoogte van hoofdgebouwen met maximaal 3 meter wordt overschreden;
3. de rotordiameter van de windinstallaties niet meer bedraagt dan 2 meter.
d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter en zijn uitsluitend toegestaan binnen het roodkavel;
e. in afwijking van het bepaalde in 13.12.3 onder d. kunnen vergunningvrije bouwwerken buiten het roodkavel worden gerealiseerd voorzover deze betrekking hebben op nuts- en energievoorzieningen;
f. in afwijking van het bepaalde in 13.12.3 onder d. kunnen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van stadslandbouw buiten het roodkavel worden gerealiseerd, waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 0,5 meter en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10% van het kavel.
13.13 Milieu- en omgevingsfactoren
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning dient de initiatiefnemer aan te tonen dat het initiatief voldoet aan de hieronder beschreven normen voor milieu- en omgevingsfactoren. Indien het intiatief niet voldoet aan een of meer van de genoemde normen, dan wel kan voldoen aan de in de Bijlage Beslisbomen genoemde voorwaarden voor die milieu- of omgevingsfactor, past het initiatief niet binnen het bestemmingsplan.
13.14 Archeologie
13.14.1 Bescherming archeologische waarden
Bij het realiseren van gebouwen en overige bouwwerken, en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, wordt aangetoond dat archeologische waarden niet worden aangetast. Ten behoeve van de toets of aan hieraan is voldaan wordt de 'beslisboom archeologie' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.
13.14.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 13.14.1 indien en voorzover de in 13.14.1 genoemde activiteiten dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze activiteiten zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden van de gronden en een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning;
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.15 Bedrijven en milieuzonering
13.15.1 Voldoende afstand
Bij het realiseren van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden en gebruikswijzigingen geldt dat voldoende afstand in acht wordt genomen zodat er geen hinder is op aangrenzende kavels.
Ten behoeve van de beoordeling of voldoende afstand in acht wordt genomen, wordt de 'beslisboom bedrijven en milieuzonering' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.
13.15.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 13.15.1 en functies op kortere afstand van elkaar toestaan, als:
a. hiertoe een gezamenlijke verzoek wordt gedaan door de betrokken eigenaren;
b. het gezamelijk verzoek wordt gedaan in de vorm van de aanvraag om één omgevingsvergunning;
c. is aangetoond dat voldaan wordt aan de regels uit de Wet milieubeheer;
d. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in beslisboom '2.3 vrijwillige acceptatie hinder' zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.
13.16 Bodem
Bij het realiseren van gebouwen en bij functiewijziging geldt dat sprake is van een functionele bodemkwaliteit. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom bodemkwaliteit' in doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.
13.17 Duurzame energie
Bij het realiseren van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ten behoeve van het opwekken van duurzame energie geldt dat de activiteit geen negatieve invloed heeft op de mogelijkheid tot het opwekken van duurzame energie buiten de eigen kavel.
13.18 Ecologie
Bij het realiseren van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden geldt dat de vergunningsplichtige activiteit geen onevenredige gevolgen heeft voor ecologische waarden. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom ecologie' in doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.
13.19 Externe veiligheid
Bij het realiseren van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden geldt dat er geen onevenredige veiligheidsrisico's optreden. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom externe veiligheid' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.
13.20 Geluid
Bij het realiseren van geluidgevoelige objecten en/of het realiseren of reconstrueren van wegen geldt dat een aanvaardbare geluidsituatie dient te bestaan. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom geluid' in doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.
13.21 Kostenverhaal
Alvorens omgevingsvergunning wordt verleend voor een bouwplan (ingevolge 6.2.1 Bro) waarvoor kostenverhaal verplicht is, dient het kostenverhaal te zijn verzekerd overeenkomstig artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening.
13.22 Luchtkwaliteit
Bij het realiseren van gebouwen, gebruikswijzigingen en het aanleggen van wegen geldt dat wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom luchtkwaliteit' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.
13.23 Magneetvelden
Bij het realiseren van gebouwen en bij functiewijzigingen dient vermeden te worden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen van jonger dan 15 langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom magneetvelden' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.
13.24 Parkeren
13.24.1 Voldoende parkeergelegenheid
Bij het realiseren van gebouwen en bij functiewijzigingen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
a. de landelijke parkeerkencijfers zoals deze zijn opgenomen in CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (2012);
b. bij toepassing van de parkeerkencijfers dient te worden uitgegaan van de kolom 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk gebied';
c. indien een bandbreedte aan parkeerkencijfers is aangegeven, dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven.
13.24.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.24.1 en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
13.25 Water
Bij het realiseren van gebouwen, gebruikswijzigingen en het aanleggen van verharding geldt dat geen negatief effect optreedt op het watersysteem. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom water' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.
13.26 Monitoring en evaluatie
Het College van burgemeester en wethouders zal de cumulatieve effecten van de ontwikkeling van Oosterwold minimaal één keer per twee jaar monitoren en evalueren, voor zover het betreft:
verkeer: toename verkeersintensiteiten in relatie tot de capaciteit, veiligheid en functie van de aanwezige wegen die in beheer zijn van de gemeente of een andere overheid;
geluid: toename geluidbelasting door toename verkeersintensiteit op bestaande geluidgevoelige objecten binnen de wettelijke geluidzones van wegen;
externe veiligheid: verantwoording over veranderingen van het groepsrisico en over de mogelijkheden voor hulpverlening en bestrijdbaarheid binnen het gebied met de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen';
natuur: behoud van de foerageerfunctie voor kiekendief van het deel van het plangebied dat binnen 6 kilometer van het broedgebied van kiekendieven in de Oostvaardersplassen ligt.
13.26.1 Stappen
Het monitoring en evaluatieprogramma doorloopt de volgende stappen:
1. Welke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden sinds de vorige check?
2. Vallen de (gecumuleerde) gevolgen van deze ontwikkelingen binnen de acceptabel geachte grenzen zoals opgenomen in 13.26.2?
3. Moet het bevoegd gezag mitigerende maatregelen nemen zoals opgenomen in 13.26.3 om (gecumuleerde) gevolgen acceptabel te houden of te krijgen?
13.26.2 Kritieke grenzen
De cumulatieve effecten van Oosterwold zijn aanvaardbaar zolang zij de volgende kritieke grenzen niet overschrijden:
verkeer: een inrichting van een weg die niet past bij de functie van de weg;
geluid: een gevelbelasting van meer dan 58 dB, na aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder;
externe veiligheid: groepsrisico boven de oriëntatiewaarde en een negatief advies van de Brandweer Flevoland over de mogelijkheden voor rampbestrijding en zelfredzaamheid;
natuur: afname areaal waar voor kiekendief geschikt gewas wordt verbouwd.
13.26.3 Mitigerende maatregelen
Als de kritieke grenzen zoals geformuleerd in 13.26.2 worden overschreden, zal het College van burgemeester en wethouders passende mitigerende maatregelen nemen om de gevolgen tot onder de kritieke grens terug te brengen.
De maatregelen kunnen bestaan uit:
verkeer: functie van de weg aanpassen, weginrichting aanpassen, nieuwe wegen realiseren en/of in overleg treden met een andere wegbeheerder teneinde wegaanpassingen te bewerkstelligen;
geluid: verlaging van de verkeersintensiteit door verkeersmaatregelen als de aanleg van een nieuwe weg elders, functie van de weg aanpassen (snelheid), geluidreducerende maatregelen aan de bron, het overdrachtsgebied en/of bij de ontvanger.
externe veiligheid: invloedsgebied herinrichten, personendichtheid in invloedsgebied verlagen of maatregelen op gebouw-/kavelniveau;
natuur: inrichten optimaal foerageergebied.