Cessantiawet BES
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
16-12-2010, Stb. 2010, 350 jo Stb. 2010, 830 (uitgifte: 24-12-2010, kamerstukken: 32428)
17-05-2010, Stb. 2010, 350 jo Stb. 2010, 830 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken: 31959)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2010, Stb. 2010, 831 (uitgifte: 24-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Uitkeringshoogte
Sociale zekerheid werkloosheid (V)
1.
Deze wet wordt uitgevoerd door Onze Minister, met dien verstande, dat de heffing van de premie geschiedt door de inspecteur en dat de invordering daarvan geschiedt door de ontvanger.
2.
Een ieder is verplicht ten behoeve van de uitvoering van artikel 4 alle door Onze Minister verlangde inlichtingen te verstrekken, desverlangd schriftelijk en binnen een door Onze Minister te stellen redelijke termijn.
3.
De werkgever, die verkeert in de toestand als vermeld in artikel 4, is verplicht bij het beëindigen en bij het eindigen van de dienstbetrekking Onze Minister onverwijld hieromtrent in te lichten. Onze Minister kan voor het verstrekken van deze inlichtingen formulieren beschikbaar stellen waarop de voor het beoordelen van het recht van de werknemer op de cessantia-uitkering door Onze Minister gewenste gegevens dienen te worden vermeld en welke door de werkgever ondertekend bij Onze Minister dienen te worden ingediend.
4.
Ingeval de dienstbetrekking van de werknemer krachtens het bepaalde in artikel 3, tweede lid, dan wel anderszins als rechtens ononderbroken dient te worden beschouwd, en de werkgever verkeert in de toestand als vermeld in artikel 4, geeft de werkgever zo spoedig mogelijk hiervan kennis aan Onze Minister.
5.
Degene aan wie door Onze Minister een cessantia-uitkering als bedoeld in artikel 4 geheel of gedeeltelijk ten onrechte betaalbaar is gesteld of uitbetaald, geeft onverwijld hiervan kennis aan Onze Minister. Hij is verplicht het ten onrechte genotene op eerste vordering van Onze Minister terug te betalen. Het bepaalde in artikel 8 is van overeenkomstige toepassing.