Hof Leeuwarden, 02-07-2003, nr. WAHV 03/00389
ECLI:NL:GHLEE:2003:AI1175
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
02-07-2003
- Zaaknummer
WAHV 03/00389
- LJN
AI1175
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2003:AI1175, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 02‑07‑2003; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 1.1 Voertuigreglement; art. 3.6.12 Voertuigreglement; art. 3.6.18 Voertuigreglement; art. 5.6.8 Voertuigreglement; art. 1 Wegenverkeerswet 1994
Uitspraak 02‑07‑2003
Inhoudsindicatie
overschrijding maximum constructiesnelheid van bromfiets; test door middel van rollenbank; van toepassing zijnde regelgeving;
Partij(en)
WAHV 03/00389
2 juli 2003
CJIB 69049687710
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage
van 3 maart 2003
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1.
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van €Euro 115,-- opgelegd ter zake van "bromfiets (constructie max. 45 km/h) overschrijdt max. constructiesnelheid meer dan 25 en t/m 30 km/h", welke gedraging zou zijn verricht op 29 januari 2002 op de Breestraat te Leiden.
3.2.
De kantonrechter heeft - onder meer - geoordeeld dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het niet tijdig zou zijn ingesteld.
3.3.
Door de gemachtigde van de betrokkene is bij brief van 23 juli 2002, ingekomen bij het arrondissementsparket op 25 juli 2002, beroep ingesteld. Bij brief van 6 juni 2002 is de betrokkene een brief verzonden, houdende de beslissing van de officier van justitie. In een bijlage bij deze brief is vermeld, zakelijk weergegeven, dat door het CJIB een nieuwe acceptgiro zal worden gezonden, alsmede dat, op welke wijze en binnen welke termijn beroep tegen de beslissing kan worden ingesteld. Op 15 juni 2002 is de betrokkene een formulier toegezonden met daaraan gehecht een acceptgiro. Dit formulier draagt als opschrift: Beslissing van de officier van justitie. De tekst luidt onder meer: "De officier van justitie heeft op het beroep, ingesteld tegen bovengenoemd beschikking, beslist. Voor de inhoud en motivering van de beslissing wordt verwezen naar de door de officier van justitie afzonderlijk verzonden motivering.
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u hiertegen schriftelijk beroep instellen bij het Kantongerecht. (...) De officier van justitie moet uw beroepschrift uiterlijk op 27 juli 2002 hebben ontvangen."
3.4.
Gelet op de inhoud van dit formulier moet, ondanks de schijn van het tegendeel, de brief van de officier van justitie van 6 juni 2002 worden gezien als de motivering van diens beslissing, die op 15 juni 2002 is bekendgemaakt. Het tegen de beslissing van de officier van justitie ingestelde beroep is derhalve tijdig ingesteld. Het oordeel van de kantonrechter, dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard is derhalve onjuist.
3.5.
De kantonrechter heeft voorts, zij het ten overvloede, het beroep inhoudelijk behandeld en ongegrond verklaard.
3.6.
De gemachtigde van de betrokkene voert aan, dat de voor een bromfiets geldende snelheid niet daadwerkelijk is overschreden, maar (slechts) via een test op een rollenbank. De gemachtigde van de betrokkene stelt vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de test, vraagt zich tevens af op welke wet en Europese richtlijn de inleidende beschikking stoelt. De betreffende scooters worden nieuw afgeleverd met een maximale snelheid van 60 km/u. Verder is volgens hem van belang dat de rollenbank het vermogen van de motor meet, maar dat dat niets zegt over de te bereiken maximumsnelheid.
Hij verzoekt om "te beslissen dat:
- 1.
het gevraagde bewijs van ijking en de informatie over de relevante (Europese) wetgeving - na twee eerdere verzoeken - alsnog overgelegd dient te worden, en
- 2.
nadat voldoende tijd gegeven is om de bovenstaande gegevens te bestuderen, het beroep alsnog op basis van de door mij aangevoerde gronden behandeld dient te worden."
3.7.
Bij de stukken bevindt zich een op ambtsbelofte door de verbalisant opgemaakt proces-verbaal van aanvulling d.d. 28 augustus 2002 met als bijlage een ijkrapport. Niet blijkt, dat aan de gemachtigde van de betrokkene ondanks zijn verzoeken een afschrift van deze stukken is toegezonden.
3.8.
Het hof zal, gezien de omstandigheid dat door de kantonrechter (mede) een inhoudelijk oordeel is gegeven, om proceseconomische redenen de zaak niet terugwijzen naar de rechtbank, maar deze zelf afdoen.
3.9.
Richtlijn 92/61/EEG legt - zoals kort samengevat in de considerans van Richtlijn 2002/24/EG, die met ingang van 9 november 2003 Richtlijn 92/61/EEG zal vervangen - ,"de communautaire goedkeuringsprocedures vast voor motorvoertuigen op twee of drie wielen, onderdelen en technische eenheden die overeenkomstig de technische eisen van de bijzondere richtlijnen zijn vervaardigd." Deze richtlijn voorziet onder meer in een definitie van bromfietsen. Blijkens art. 1, tweede lid zijn bromfietsen: "twee- of driewielige voertuigen met een motor waarvan de cilinderinhoud ten hoogste 50 cm³ bedraagt, indien het een motor met inwendige verbranding is, en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h."
Onder goedkeuring verstaat Richtlijn 92/61/EEG in art. 2 , lid 6: "de handeling waarbij een Lid-Staat vaststelt dat een type voertuig in overeenstemming is met de technische voorschriften van de bijzondere richtlijnen en met de door de fabrikant verstrekte gegevens, opgenomen in de uitputtende lijst van bijlage I."
Richtlijn 95/1/EG is een bijzondere richtlijn als bedoeld in Richtlijn 92/61/EEG. Art. 5 van richtlijn 95/1/EG houdt in: "De Lid-Staten stellen de bepalingen die nodig zijn om uiterlijk op 2 augustus 1996 aan deze richtlijn te voldoen, vast en maken deze bekend. (....) Vanaf bovengenoemde datum mogen de Lid-Staten het voor het eerst in het verkeer brengen van voertuigen die aan de bepalingen van deze richtlijn beantwoorden, niet meer verbieden. Zij passen deze bepalingen toe vanaf 2 februari 1997."
De richtlijnen harmoniseren derhalve de eisen die gesteld worden voor toelating van - onder meer - bromfietsen tot de weg.
3.10.
In overeenstemming met het bepaalde in Richtlijn 92/61/EEG luidt artikel 1, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, voor zover hier van belang:
"In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
e.: bromfietsen: motorrijtuigen op twee of drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 45 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cylinderinhoud van ten hoogste 50 cm³ of met een
elektromotor met uitzondering van gehandicaptenvoertuigen;"
3.11.
Art. 1.1. van het Voertuigreglement (VR) luidt, voor zover hier van belang: "In dit besluit en de daarop berustende regelingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:
m.: bromfiets: motorrijtuig op twee of drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 45 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cylinderinhoud van ten hoogste 50 cm³ of met een elektromotor en niet zijnde een gehandicaptenvoertuig; motorrijtuigen die op de in artikel 5.6.1, tweede lid, bedoelde wijze zijn voorzien van één of twee gele of oranje platen, dan wel gele of oranje vlakken, worden mede als bromfiets aangemerkt;"
3.12.
Het Voertuigreglement (Besluit van 16 juni 1994, Stb. 450) kent een duidelijk onderscheid tussen enerzijds de eisen voor toelating tot de weg, die in hoofdstuk 3 zijn opgenomen, en anderzijds de permanente eisen voor het gebruik van voertuigen op de weg in hoofdstuk 5.
De Nota van Toelichting op het Voertuigreglement bevat ten aanzien van de inhoud van het reglement onder meer het navolgende ( NvT ) :
"In hoofdstuk 3 zijn de eisen voor toelating van voertuigen tot de weg uitgewerkt. (....) Hoofdstuk 5 bevat de permanente eisen die gelden voor voertuigen op de weg. De permanente eisen bestaan uit twee groepen eisen, te weten enerzijds eisen aan de onderscheiden categorieën voertuigen en anderzijds de zogenaamde gebruikseisen. (...)"
3.13.
Bij Besluit van 24 november 1994, Stb. 603 zijn onder meer art. 3.6.12 (thans 3.6.18) en 5.6.8 VR gewijzigd.
Art. I onder AA van dit Besluit houdt in dat artikel 3.6.12 wordt gewijzigd in:
"Bromfietsen moeten voor wat betreft de wijze van meten van de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, het maximumkoppel en het netto-maximumvermogen voldoen aan het bepaalde in richtlijn 95/1/EG."
De Nota van toelichting op dit onderdeel houdt in:
"Een van de bijzondere richtlijnen in het kader van richtlijn 92/61/EEG (goedkeuring twee- of driewielige motorvoertuigen) is richtlijn 95/1/EG (de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, het maximumkoppel en het netto-maximumvermogen van twee- of driewielige motorvoertuigen). De implementatie van laatstbedoelde richtlijn geschiedt in artikel 3.6.12. Omdat richtlijn 95/1/EG geen vermogenslimiet stelt, doch slechts de methode waarop het netto-maximumvermogen moet worden bepaald, kan het Voertuigreglement geen vermogenslimiet meer voorschrijven. Ingevolge richtlijn 95/1/EG ligt het zwaartepunt voor bromfietsen bij de door de constructie bepaalde maximum snelheid."
Artikel I onder XX van het besluit houdt onder meer in dat artikel 5.6.8 wordt gewijzigd in:
- "-
1. Bromfietsen die zijn geconstrueerd voor een maximumsnelheid van ten hoogste 45 km/h, moeten bij voortduring blijven voldoen aan deze door de constructie bepaalde maximumsnelheid.
- -
2. (....)"
De Nota van Toelichting op dit onderdeel houdt onder meer in: "De vervanging van art. 5.6.8 houdt verband met de vervanging van artikel 3.6.12 als voorzien bij artikel I onder AA. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij laatstbedoeld artikel. Zoals aldaar vermeld, komt ingevolge richtlijn 95/1/EG het zwaartepunt voor bromfietsen te liggen bij de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, welke beslist niet hoger mag liggen dan 45 km/h dan wel 25 km/h. Ook de in voorbereiding zijnde EG-richtlijn tegen het opvoeren legt voor bromfietsen het zwaartepunt bij de door de constructie bepaalde maximumsnelheid. Blijkt de snelheid overschreden te kunnen worden, dan is dat een indicatie dat de brommer is opgevoerd. Het is derhalve noodzakelijk te bepalen, dat de maximale constructiesnelheid bij voortduring niet overschreden mag worden. Artikel 5.6.8 strekt daartoe.
Of deze snelheid overschreden kan worden, kan door de politie bijvoorbeeld gemeten worden door met politievoertuigen met geijkte snelheidsmeters achter deze brom- of snorfietsen aan te rijden. Dit is echter een omslachtige en binnen de bebouwde kom moeilijk realiseerbare methode. Derhalve is gezocht naar een methode waarmede de poltie bij staandehouding langs de weg op een effectieve wijze kan controleren of de betrokken brom- of snorfiets voornoemde maximumsnelheid kan overschrijden.
Dit kan gemeten worden met de thans reeds bij de politie in gebruik zijnde rollentestbank nadat deze bank een geringe aanpassing heeft ondergaan en opnieuw is geijkt. Met de aanpassing en ijking van de bestaande rollentestbanken is inmiddels een aanvang gemaakt, zodat deze naar het zich thans laat aanzien bij de inwerkingtreding van het voorliggende besluit ingezet kunnen worden."
3.14.
Art. 5.6.8., derde lid VR luidt: "Onze Minister stelt regels vast omtrent de wijze van meten van de in het eerste en het tweede lid bedoelde snelheden." De hier bedoelde regels zijn opgenomen in de Regeling permanente eisen. De wijze van meten van de door de constructie bepaalde maximumsnelheid van een bromfiets dient te geschieden conform het bepaalde in de artt. 3.4.6a t/m 3.4.9 van de Regeling permanente eisen.
3.15.
Alvorens verder op het beroep te beslissen zal het hof de griffier opdragen de gemachtigde van de betrokkene te doen toekomen het aanvullend proces-verbaal d.d. 28 augustus 2002 en het bij dit proces-verbaal gevoegde ijkrapport, als bedoeld in 3.7.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het ingestelde beroep alsnog ontvankelijk;
alvorens verder te beslissen:
draagt de griffier van het hof op de in 3.15. bedoelde stukken aan de gemachtigde van de betrokkene te doen toekomen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Van Dijk, in tegenwoordigheid van Meester als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.