Rb. Dordrecht, 13-04-2012, nr. 11-860346-11
ECLI:NL:RBDOR:2012:BW6739
- Instantie
Rechtbank Dordrecht
- Datum
13-04-2012
- Zaaknummer
11-860346-11
- LJN
BW6739
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDOR:2012:BW6739, Uitspraak, Rechtbank Dordrecht, 13‑04‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2012/372
Uitspraak 13‑04‑2012
Inhoudsindicatie
De rechtbank acht de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte. Verdachte is ten onrechte als getuige gehoord, terwijl zij al als verdachte moest worden aangemerkt. Geen cautie gegeven en geen rechtsbijstand door een advocaat. Ernstige en onherstelbare vormverzuimen ten aanzien van de rechten van verdachte. Verdachte werd onder meer verweten het medeplegen van een poging tot mensenhandel ten aanzien van haar achtjarige dochter en het medeplegen van het plegen van ontucht door haar achtjarige dochter met derden te bevorderen (koppelarij). Deze feiten vonden plaats naar aanleiding van advertenties en contacten op internet.
Partij(en)
RECHTBANK DORDRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 11/860346-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 april 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1967] te [plaats],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost - Huis van Bewaring Ter Peel Paterstraat 4 te Evertsoord,
hierna: verdachte.
Raadsman: mr. J.H. van Dijk, advocaat te Amsterdam.
De zaak is laatstelijk behandeld ter terechtzitting van 13 april 2012.
Tijdens deze terechtzitting heeft de raadsman een preliminair verweer gevoerd strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van hetgeen de officier van justitie en de raadsman van verdachte naar voren hebben gebracht.
1. De tenlastelegging
De voorlopige tenlastelegging ex artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
2. De voorvragen
2.1
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
2.2
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
2.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
2.3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar de artikelen 28 en 29 van het Wetboek van Strafvordering, de (Europese) Salduz-jurisprudentie en de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor, betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte, omdat - kort samengevat - verdachte rechtsbijstand is onthouden, hetgeen tevens een schending oplevert van het bepaalde in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: het EVRM).
Voorafgaand aan het verhoor van [verdachte] als getuige d.d. 13 mei 2011 was op grond van de in het proces-verbaal van aanvraag machtiging tot doorzoeking genoemde feiten en omstandigheden reeds duidelijk, dat zij als verdachte kon en moest worden aangemerkt. Desondanks hebben politieambtenaren - onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie - [verdachte] niet als verdachte, maar als getuige gehoord. Daarbij is haar (uiteraard) de cautie niet gegeven en heeft de politie haar voorafgaande aan het drieëneenhalf uur durende verhoor - waarbij zij een goeddeels bekennende verklaring aflegde - niet in de gelegenheid gesteld een raadsman te raadplegen. Dit is een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde dat daarmee doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte, aan haar recht op een eerlijke behandeling van haar zaak tekort is gedaan.
Op grond van het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering levert dit een onherstelbaar vormverzuim op in het voorbereidend onderzoek, dat niet meer kan worden hersteld en waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken. Uit de jurisprudentie hieromtrent volgt, aldus de verdediging, dat deze schending van het recht slechts dient te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging van verdachte.
2.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verweer. Volgens de officier van justitie was er voorafgaand aan het getuigenverhoor van verdachte op 13 mei 2011 nog onvoldoende verdenking in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering om (juist) [verdachte] als verdachte aan te merken. Om die reden is zij als getuige gehoord, waarbij de politie, in overleg met de officier van justitie, zorgvuldig heeft gehandeld door haar te wijzen op haar verschoningsrecht ten opzichte van haar echtgenoot [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]). Verdachte zou niet doelbewust of moedwillig eerst als getuige zijn gehoord.
2.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het proces-verbaal van aanvraag machtiging tot doorzoeking ter inbeslagneming van 13 mei 2011 (proces-verbaalnummer 2011043713), dat ten grondslag heeft gelegen aan de eerst mondeling gedane en op 17 mei 2011 schriftelijk vastgelegde vordering van de officier van justitie tot machtiging doorzoeking ter inbeslagneming, blijkt dat al op 8 mei 2011 door [getuige 1] (schoonzus van [verdachte]) een melding is gedaan bij de meldkamer van de politie over een e-mailbericht, aangetroffen op de laptop van [medeverdachte 1], betreffende mogelijk seksueel misbruik van zijn dochtertje [slachtoffer]. De meldster heeft toen ook aangegeven dat de ouders van [slachtoffer] in de schuldsanering zitten, dat zij dringend geld nodig hebben en dat de moeder van [slachtoffer] (verdachte), al dan niet onder dwang, andere mannen ontvangt om geld te verdienen. Naar aanleiding van de melding heeft de politie op 9 mei 2011 contact opgenomen met de meldster. Op 9 mei 2011 heeft de meldster nadere informatie verstrekt aan de politie, inhoudende dat er een advertentie op Speurders.nl was geplaatst, waarin stond vermeld dat de moeder een vrouw is met een dochter van acht jaar en dat er een lening wordt gevraagd om geld te krijgen, en waarin werd gesuggereerd dat de dochter daarbij betrokken kon zijn. Op basis van deze informatie heeft er op 13 mei 2011 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte en [medeverdachte].
Uit voornoemd proces-verbaal blijkt verder dat de Raad voor de Kinderbescherming voornemens was om [slachtoffer] op diezelfde dag uit huis te plaatsen vanwege de dreiging van mogelijk seksueel misbruik en omdat haar veiligheid in gevaar was. Ten slotte stond in voornoemd proces-verbaal vermeld dat er kans bestond op het wegmaken, vernietigen, onklaar maken dan wel onbruikbaar maken van sporen door verdachte en [medeverdachte 1]. Naar aanleiding van al deze informatie heeft de politie contact opgenomen met het openbaar ministerie, waarna een aanvraag is gedaan voor een machtiging om de woning van verdachte en [medeverdachte 1] te mogen doorzoeken. De doorzoeking heeft uiteindelijk - na mondelinge machtiging van de rechter-commissaris - op 13 mei 2011 plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van alle voornoemde bij politie en het openbaar ministerie bekende informatie, op 13 mei 2011 reeds vaststond, althans had moeten staan dat ten aanzien van [verdachte] sprake was van een redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Door [verdachte] op 13 mei 2011 desondanks als getuige te horen in plaats van als verdachte en haar gedurende drieënhalf uur, zonder dat haar de cautie was gegeven en zonder dat zij in de gelegenheid was gesteld tevoren een raadsman te consulteren, te laten verklaren en door te vragen op en naar alle details van de verdenkingen, zijn naar het oordeel van de rechtbank de rechten van verdachte op ernstige en onherstelbare wijze geschonden. Nu de rechtsgevolgen van deze schending niet uit de wet blijken en als gevolg van voormelde schending er geen sprake (meer) kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet, moet dit leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. P. Joele en mr. A.A.J. de Nijs, rechters, in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2012.
BIJLAGE: De tenlastelegging (artikel 261, derde lid, Wetboek van Strafvordering)
- 1.
zij in of omstreeks de periode van 01 december 2010 tot en met 13 mei 2011
te Hardinxveld-Giessendam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
voordeel te trekken uit één of meer seksuele handeling(en) van haar dochter
[slachtoffer] (geboren [2003]), met of voor een derde tegen
betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van zestien jaren nog niet
had bereikt, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s)
- -
op internet (een) advertentie(s) geplaatst en/of (vervolgens) via internet
contacten gelegd waarbij seksuele handelingen tegen betaling werden
aangeboden en waarbij werd vermeld dat verdachte moeder is van een
achtjarige dochter en/of
- -
(via internet) gecommuniceerd met (een) volwassen man(nen) die interesse
had(den) getoond in seksueel contact met verdachte en/of haar dochter en/of
- -
(een) naaktfoto(s) van haar/hun achtjarige dochter aan deze (volwassen)
man(nen) verstuurd en/of
- -
met deze (volwassen) man(nen) gesproken over de prijs die betaald zou moeten
worden om seks te mogen hebben met haar/hun achtjarige dochter
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 273f lid 3 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 8º Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1º Wetboek van Strafrecht
- 2.
zij in of omstreeks 01 december 2010 tot en met 13 mei 2011
te Hardinxveld-Giessendam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met één of meer anderen, althans alleen,
één of meermalen (een) afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s),
bevattende (een) afbeelding(en) te weten een computer/laptop en/of een
fotocamera, (telkens) heeft verspreid en/of aangeboden en/of vervaardigd en/of
verworven en/of in bezit heeft gehad
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en), zichtbaar is/zijn
waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog
niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
- -
het geheel of gedeeltelijk naakt laten poseren van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij tussen de
gespreide benen van deze persoon de penis van een kennelijk volwassen naakte
man te zien is die zijn penis met zijn hand omkneld en waarbij bij de penis
van de man en op de buik van die persoon, juist boven de schaamlippen, een
substantie te zien is alsof er juist door de man is geejaculeerd
(foto [.jpg])
- -
het penetreren (met de penis) door een volwassen man van het lichaam van
een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft
bereikt, althans het geheel of gedeeltelijk naakt laten poseren van een
persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, waarbij
de borst / buik / vagina van die persoon zichtbaar is/zijn en/of waarbij de
penis van de man in of onder de vagina van deze persoon verdwijnt, waarbij
in elk geval suggestie wordt gewekt dat deze persoon door de man wordt
gepenetreerd
(foto [.jpg])
- -
het geheel of gedeeltelijk naakt laten poseren van een persoon (te weten,
haar/hun dochter [slachtoffer]) die de leeftijd van achttien jaren nog
niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de
- (onnatuurlijke)
pose nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld
gebracht worden
art 240b lid 1 Wetbeek van Strafrecht
art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
3.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
- 01.
december 2010 tot en met 13 mei 2011 te Hardinxveld-Giessendam, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, het plegen van ontucht, te weten het laten wassen van de rug van een
of meerdere volwassen man(nen) en/of het hebben van geslachtsgemeenschap met
een of meerdere volwassen man(nen) door haar minderjarig kind ([slachtoffer],
geboren [2003]) met (een) derde(n) opzettelijk heeft
teweeggebracht en/of bevorderd,
- -
door op internet (een) advertentie(s) te plaatsen en/of (vervolgens)
contacten te leggen waarbij verdachte en/of haar mededader(s), betaalde
seks aanbiedt/aanbieden en waarbij zij vermeld(en) een achtjarige dochter te
hebben en/of (vervolgens)
- -
door met (een) volwassen man(nen) af te spreken en/of daarbij de
mogelijkheid open te laten dat die mannen (ook) seks zouden kunnen hebben
met haar/hun achtjarige dochter en/of
- -
door met die volwassen man(nen) te spreken over de prijs die door die
man(nen) betaa1d zou moeten om seks te mogen hebben met haar/hun achtjarige
dochter
art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 250 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer: 11/860346-11
Vonnis d.d. 13 april 2012