Rb. Haarlem, 10-08-2006, nr. 15/533236-05
ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6676
- Instantie
Rechtbank Haarlem (Politierechter)
- Datum
10-08-2006
- Zaaknummer
15/533236-05
- LJN
AY6676
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6676, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 10‑08‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑08‑2006
Inhoudsindicatie
Vrijspraak; telefoontikken geen goed in de zin van art. 310 Sr. De politierechter is van oordeel dat allereerst niet bewezen is dat verdachte zich telefoontikken heeft toege-eigend en dat voorts telefoontikken niet zijn te beschouwen als een goed in de zin van artikel 310 Sr en artikel 321 juncto artikel 322 Sr. Bij het telefoneren wordt immers een dienst ingeroepen, welke wordt geleverd door de provider met wie de werkgever van verdachte een overereenkomst heeft gesloten. Ter vaststelling van het verbruik van de dienst wordt thans over het algemeen geen gebruik meer gemaakt van de zogeheten telefoontikken, maar van belminuten of tot stand gebrachte telefooncontacten. Uit de in het dossier bevindende stukken leidt de politierechter af dat ook in het onderhavige geval de afgenomen diensten zijn berekend aan de hand van belminuten of aantal telefoongesprekken en niet door middel van telefoontikken. Zelfs indien de geleverde diensten wel zouden zijn afgerekend met behulp van telefoontikken, zijn deze telefoontikken te beschouwen als een elektrisch hulpmiddel en rekeneenheid met behulp waarvan een provider van telefonie de kosten vaststelt, die hij in rekening brengt voor een geleverde communicatie verbinding. Derhalve bezitten telefoontikken niet de wezenlijke eigenschap van een goed dat degene die daarover de feitelijke macht heeft, deze noodzakelijkerwijze verliest als een ander zich de feitelijke macht erover verschaft.
RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
POLITIERECHTER
Parketnummer: 15/533236-05
Uitspraakdatum: 10 augustus 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juli 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 06 maart 2004 tot en met 31 december 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid telefoontikken (voor een totaalbedrag van ongeveer 41.222,918 euro) (door (telkens) gebruik te maken van een telefoon toebehorende aan [slachtoffer] en met die telefoon te bellen naar 090910001000 (0900-servicenummers) a 1,30 euro per gesprek), in elk geval enig goed, dat/die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als magazijnmedewerker onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeeigend;
subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 06 maart 2004 tot en met 31 december 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid telefoontikken (voor een totaalbedrag van ongeveer 41.222,918 euro), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan de [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2. Voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten lastegelegde feit en heeft gevorderd dat verdachte daartoe veroordeeld wordt tot één maand gevangenisstraf, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en tot tweehonderdveertig uur werkstraf te vervangen door honderdtwintig dagen vervangende hechtenis. Zij heeft voorts aangekondigd voornemens te zijn een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in te dienen.
4. Vrijspraak
Naar het oordeel van de politierechter is niet bewezen hetgeen verdachte onder primair en subsidiair ten laste is gelegd.
De politierechter overweegt in dit verband het volgende.
Uit de processtukken blijkt dat in de periode van medio februari tot en met eind december 2004 vanuit het magazijn, waar verdachte werkzaam was, zeer frequent is gebeld naar een 0900 service nummer à 1,30 euro per gesprek. Door dit telefoonnummer te bellen, kon een tegoed worden opgebouwd waarmee via een internet website gegokt kon worden. Verdachte heeft bekend dat hij elke werkdienst meerdere keren met dit telefoonnummer heeft gebeld, waardoor hij middels de computer op zijn werkplek op internet kon gokken. De hierdoor behaalde gokwinsten zijn op de bankrekening van verdachte uitbetaald. De bij zijn werkgever in rekening gebrachte gesprekskosten voor gesprekken met voornoemd telefoonnummer bedroeg ruim 40.000,- euro.
De politierechter is van oordeel dat allereerst niet bewezen is dat verdachte zich telefoontikken heeft toege-eigend en dat voorts telefoontikken niet zijn te beschouwen als een goed in de zin van artikel 310 Sr en artikel 321 juncto artikel 322 Sr. Bij het telefoneren wordt immers een dienst ingeroepen, welke wordt geleverd door de provider met wie de werkgever van verdachte een overereenkomst heeft gesloten. Ter vaststelling van het verbruik van de dienst wordt thans over het algemeen geen gebruik meer gemaakt van de zogeheten telefoontikken, maar van belminuten of tot stand gebrachte telefooncontacten. Uit de in het dossier bevindende stukken leidt de politierechter af dat ook in het onderhavige geval de afgenomen diensten zijn berekend aan de hand van belminuten of aantal telefoongesprekken en niet door middel van telefoontikken.
Zelfs indien de geleverde diensten wel zouden zijn afgerekend met behulp van telefoontikken, zijn deze telefoontikken te beschouwen als een elektrisch hulpmiddel en rekeneenheid met behulp waarvan een provider van telefonie de kosten vaststelt, die hij in rekening brengt voor een geleverde communicatie verbinding. Derhalve bezitten telefoontikken niet de wezenlijke eigenschap van een goed dat degene die daarover de feitelijke macht heeft, deze noodzakelijkerwijze verliest als een ander zich de feitelijke macht erover verschaft.
Uit voornoemd feitencomplex zou hoogstens kunnen worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van zijn werkgever, doch dit is niet aan hem tenlastegelegd.
5. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
6. Samenstelling van de rechtbank en de uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Bracco Gartner, politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Blaas,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2006.