Rb. Haarlem, 12-09-2008, nr. 15/801111-08
ECLI:NL:RBHAA:2008:BF8787
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
12-09-2008
- Zaaknummer
15/801111-08
- LJN
BF8787
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2008:BF8787, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 12‑09‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
NJFS 2008, 248
Uitspraak 12‑09‑2008
Inhoudsindicatie
Geweld aan boord van een luchtvaartuig in de lucht; veiligheid; artikel 385b Sr; feitelijke aanranding van de eerbaarheid; artikel 246 Sr.
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801111-08
Uitspraakdatum: 12 september 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] (Zweden),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
primair:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 18 juni 2008 aan boord van een Nederlands luchtvaartuig (KL562), tijdens de vlucht (in het internationale luchtruim), opzettelijk een daad van geweld heeft begaan tegen [slachtoffer 1], gezagvoerder, en/of [slachtoffer 2], co-piloot, en/of [slachtoffer 3], senior purser, en/of [slachtoffer 4], stewardess, immers heeft hij, verdachte,
- (al dan niet op dreigende toon) verklaard dat het vliegtuig niet (meer) in Nederland zou landen, maar in Italie en/of
- met zijn handen staan zwaaien en/of staan schreeuwen en/of
- stewardes(sen) (onzedelijk) vastgepakt bij schouders, neus en/of heupen en/of
- stewardes(sen) (onzedelijk) op de billen getikt en/of bij de billen gegrepen en/of haar borst(en) aangeraakt
- stewardes(sen) in een voor haar bedreigde situatie heeft gebracht, door zich in een kleine ruimte aan haar op te dringen en/of daarbij zijn (boven) broek te laten zakken (terwijl hij een duidelijk zichtbare erectie heeft) waardoor gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is geweest, immers heeft hij, verdachte, de veiligheid van het luchtvaartuig en/of de passagiersveiligheid, in gevaar gebracht door het niet opvolgen van de instructies van het cabinepersoneel en/of door voornoemde handelingen, waarbij:
- de gezagvoerder daardoor gedwongen werd om uit de cockpit te komen en/of
- de co-piloot daardoor gedwongen werd om uit de cockpit te komen en/of
- het cabinepersoneel gedurende langere tijd zich moest bezig houden met verdachte (kalmeren, in bedwang houden, boeien en/of aan te houden), waardoor de gezagvoerder, co-piloot en het cabinepersoneel zich niet (volledig) konden richten op hun normale werkzaamheden en/of hun werkzaamheden in het kader van de vliegveiligheid aan boord;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 juni 2008 aan boord van een Nederlands luchtvaartuig (KL562) de aanwijzingen van de gezagvoeder niet heeft opgevolgd, immers heeft hij, verdachte, geen gevolg gegeven aan het bevel van de gezagvoerder om te gaan zitten en/of de stewardessen en/of het cabinepersoneel en/of passagiers niet meer lastig te vallen en/of zich te gedragen.
feit 2:
hij op of omstreeks 18 juni 2008 te aan boord van een Nederlands luchtvaartuig (KL562), (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] (senior purser) en/of [slachtoffer 4], stewardess, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het (onverhoeds) aanraken van de borst(en) van [slachtoffer 3] en/of
- (onverhoeds) zijn handen op de heupen van die [slachtoffer 4] gedaan en haar in zijn richting getrokken en/of
- het (onverhoeds) grijpen van die [slachtoffer 4] bij haar billen en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in een voor haar/hun bedreigende situatie heeft gebracht, door het vastpakken van de neus en/of schouders van [slachtoffer 4] en door zich vervolgens in een kleine ruimte (pantry van vliegtuig) aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] op te dringen en/of daarbij zijn (boven) broek te laten zakken (terwijl hij een duidelijk zichtbare erectie heeft).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
feit 1:
primair:
hij op 18 juni 2008 aan boord van een Nederlands luchtvaartuig (KL562), tijdens de vlucht in het internationale luchtruim, opzettelijk een daad van geweld heeft begaan tegen [slachtoffer 1], gezagvoerder, en [slachtoffer 2], co-piloot, en [slachtoffer 3], senior purser, en [slachtoffer 4], stewardess, immers heeft hij, verdachte, (al dan niet op dreigende toon) verklaard dat het vliegtuig niet meer in Nederland zou landen, maar in Italie en met zijn handen staan zwaaien en staan schreeuwen en stewardessen onzedelijk vastgepakt bij schouders, neus en/of heupen en stewardess onzedelijk bij de billen gegrepen stewardessen in een voor haar bedreigde situatie heeft gebracht, door zich in een kleine ruimte aan haar op te dringen en daarbij zijn broek te laten zakken terwijl hij een duidelijk zichtbare erectie heeft waardoor gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is geweest, immers heeft hij, verdachte, de veiligheid van het luchtvaartuig en de passagiersveiligheid, in gevaar gebracht door het niet opvolgen van de instructies van het personeel en door voornoemde handelingen, waarbij de gezagvoerder daardoor gedwongen werd om uit de cockpit te komen en de co-piloot daardoor gedwongen werd om uit de cockpit te komen en het personeel gedurende langere tijd zich moest bezig houden met verdachte kalmeren, in bedwang houden, boeien en aan te houden, waardoor de gezagvoerder, co-piloot en het cabinepersoneel zich niet volledig konden richten op hun normale werkzaamheden en hun werkzaamheden in het kader van de vliegveiligheid aan boord;
feit 2:
hij op 18 juni 2008 te aan boord van een Nederlands luchtvaartuig (KL562), telkens door geweld of andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 3] (senior purser) en [slachtoffer 4], stewardess, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het onverhoeds zijn handen op de heupen van die [slachtoffer 4] gedaan en haar in zijn richting getrokken en het onverhoeds grijpen van die [slachtoffer 4] bij haar billen en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden uit die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in een voor haar bedreigende situatie heeft gebracht, door het vastpakken van de neus en schouders van [slachtoffer 4] en door zich vervolgens in een kleine ruimte (pantry van vliegtuig) aan die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op te dringen en daarbij zijn broek te laten zakken terwijl hij een duidelijk zichtbare erectie heeft.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen. De door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: In het toestel zat ik op stoel 30A.Voordat ik aan boord van het vliegtuig ging, had ik op de luchthaven al een halve liter bier gedronken. Bij de taxfreewinkel had ik een fles whiskey gekocht. In het vliegtuig heb ik bij het eten twee glazen wijn gedronken en bij de koffie drie glazen whiskey. Met het klapje op de billen heb ik niet de bedoeling gehad om mijn brothers en sisters te beledigen. Ik wilde iets vriendschappelijks doen. Ik begreep later dat het op een andere manier is begrepen. Het is duidelijk dat als je iets gedronken hebt, je je anders gedraagt. Ik heb mijn broek open gedaan;
• det in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 20 juni 2008, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: Ik heb een stewardess omarmd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van inverzekeringstelling d.d.18 juni 2008 (dossierpagina 1.1.2), waarin verdachte - zakelijk weergegeven - onder meer heeft verklaard: Ik raakte de stewardess aan, dit was een soort omhelzing;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor d.d. 18 juni 2008 (dossierpagina 1.1.3), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer de verklaring van verdachte: Ik heb onfatsoenlijk gepraat tegen de stewardessen. Ik heb tegen de gezagvoerder gezegd dat als hij een probleem met mij had, hij maar in Italië moest landen;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor d.d. 23 juni 2008 (dossierpagina 1.1.4), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer de navolgende verklaring van verdachte: Ik heb een stewardess aangeraakt bij haar bovenarmen. Ik had een gesprek met de gezagvoerder en zei dat ik mij ongewenst voelde. Ik maakte nog een grapje en wees op een kaart in Italië en zei tegen de gezagvoerder: kan ik hier niet uitstappen? Ik wist dat het vliegtuig naar Amsterdam ging;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van gezagvoerder [slachtoffer 1] d.d. 18 juni 2008 (dossierpagina 2.01), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Ik doe aangifte van een incident dat op 18 juni 2008 tussen 02.30 uur en 03.40 uur heeft plaatsgevonden aan boord van het vliegtuig op vlucht KL562 van Entebbe naar Amsterdam. Op deze vlucht was ik als gezagvoerder werkzaam. Omstreeks 02.30 uur hoorde ik van mijn purser dat personeel last van een passagier kreeg. Volgens mijn purser viel die passagier andere mensen lastig, was hij handtastelijk en luidruchtig, maakte hij obscene gebaren en luisterde hij niet naar instructies van het personeel. De purser vertelde mij dat zij de passagier niet onder controle had en assistentie van mij nodig had. Het is gevaarlijk om de cockpit te verlaten, omdat de co-piloot dan mogelijk lange tijd alleen is en mogelijk onwel wordt, in welk geval het vliegtuig door niemand bestuurd wordt. Ook is het risico aanwezig om aan te worden gevallen door een passagier. Ik heb uiteindelijk toch besloten naar achteren te gaan om mijn purser te helpen, ter voorkoming van escalatie. Ik ben op aanwijzen van de purser naar stoel 30A gelopen. De man in die stoel ging staan. Ik vroeg hem drie keer om te gaan zitten maar hij voldeed niet aan mijn verzoek. Ik heb hem aangesproken op zijn gedrag. Ik hoorde hem zeggen dat we niet naar Nederland vlogen maar naar Italië, hij zei dit een beetje lachend. Ik vertelde hem dat we wel naar Nederland vlogen. De man zei dat dit niet het geval was en dat hij wist dat we naar Italië gingen. Ik vatte deze opmerking als dreigend op. Ik heb hem drie keer gezegd dat hij zich moest gedragen en dat hij anders gearresteerd zou worden. Nadat de man was gaan zitten, ben ik terug gegaan naar de cockpit. Toen belde de purser weer omdat de man dreigend in de achterste gally stond en meerdere malen had gezegd dat het vliegtuig niet meer in Nederland zou landen maar in Italië. De purser vertelde ook dat de man zijn broek naar beneden had getrokken en op zijn erectie had gewezen. Ik heb de co-piloot erop af gestuurd, en hem de opdracht gegeven twee passagiers ter ondersteuning en ook handboeien mee te nemen. De man bleek niet te luisteren en ik heb opdracht gegeven om de man te boeien. De co-piloot is ongeveer 45 minuten weggeweest. Gezien de veiligheid van de vlucht is dit veel te lang en niet gewenst. Zelf ben ik ongeveer 20 minuten bij de man geweest, dus ook te lang gezien de vluchtveiligheid. Gezien het feit dat de man tot driemaal had gezegd dat hij in Italië wilde landen, vatte ik dit als een potentiële bedreiging op en heb ik zelfs overwogen om inderdaad in Italië te gaan landen. De vlucht is door de man in gevaar gebracht. Hij kwam erg dreigend over;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van co-piloot [slachtoffer 2] d.d. 18 juni 2008 (dossierpagina 0.1.3), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Op 18 juni 2008 vloog ik als co-piloot op de KLM vlucht van Entebbe naar Amsterdam. Op een gegeven moment kwam de purser de cockpit binnen vanwege een passagier die overlast veroorzaakte en niet naar de aanwijzingen en opdrachten van de purser wilde luisteren. Ik hoorde van de purser dat de passagier, naar mij later bleek [verdachte] genaamd, zeer vervelend en luidruchtig was, en door de cabine aan het schreeuwen was. Door het geschreeuw kwam de man agressief over op de hele crew. Naar aanleiding hiervan besloot de gezagvoerder om met de man te gaan praten. Hiervoor moest hij de cockpit verlaten en moest ik alle handelingen in de cockpit alleen uitvoeren. De gezagvoerder kwam na ongeveer 15 minuten terug in de cockpit. De gezagvoerder vertelde mij dat de man tegen hem had gezegd : “Je gaat niet naar Amsterdam, je gaat naar Ialie”. Nog geen 10 minuten daarna belde de purser opnieuw naar de cockpit en vroeg zij onze hulp. Ik ben toen met de man gaan praten. Op dat moment hoorde ik van de purser dat hij handtastelijk was geweest richting de purser en andere bemanningsleden en agressieve gebaren had gemaakt, zijn broek naar beneden had getrokken en een erectie had laten zien. Ik heb hem gezegd dat hij moest gaan zitten en zich rustig moest houden. Ik heb dit verschillende malen gezegd. Dat wilde de man niet en ik heb hem gezegd dat hij in naam van de gezagvoerder was aangehouden. Ik heb hem geboeid met zijn handen op zijn rug en zijn benen vastgezet met tie-wraps. Ik ben in totaal 30 tot 45 minuten uit de cockpit geweest en niet bezig geweest met cockpitwerk. De richtlijnen geven aan dat wij alleen voor boodschappen van persoonlijke aard de cockpit voor korte tijd mogen verlaten. Mijn collega was toen alleen in de cockpit. Hierdoor is de vluchtveiligheid in gevaar geweest;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van senior-purser [slachtoffer 3] d.d. 19 juni 2008 (dossierpagina 2.1.1.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Op 18 juni 2008 was ik als senior-purser aan boord van de KL562 op de vlucht van Entebbe naar Amsterdam. In het vliegtuig zag en hoorde ik dat de passagier op stoel 30A erg schreeuwde. Ik zag dat hij met beide handen naar zijn kruis greep en dat hij een erectie had. Ik liep hierop terug naar de pantry. De man kwam naar de pantry gelopen en hij zat aan de neus van mijn collega [slachtoffer 4] en pakte haar schouders vast. Wij zeiden dat hij terug moest gaan. De man liep naar [slachtoffer 4] toe en zat aan haar billen. Toen heb ik de gezagvoerder, [slachtoffer 1], erbij geroepen. Nadat ik [slachtoffer 1] de man op stoel 30A had aangewezen, ging [slachtoffer 1] met hem praten. Daarna ging [slachtoffer 1] weer naar de cockpit. Ik liep 5 minuten later weer naar achteren. Ik zag de man van 30A weer voor de ingang van de pantry staan en hoorde hem vreselijk schreeuwen, ook tegen mij. Hij schreeuwde meermalen dat we niet naar Amsterdam maar naar Italië gingen. Ik dacht dat hij mij zou gaan slaan en was echt bang. Hij trok zijn boek naar beneden en ik was bang dat hij mij in een hoek zou drukken en me zou verkrachten. Ik zag die waanzinnige blik in zijn ogen, hij was echt door het dolle heen. Twee passagiers kwamen helpen. Toen kwam [slachtoffer 2], de co-piloot. De man werd geboeid. Door het gedrag van de man is de veiligheid van de vlucht in gevaar geweest, want tot twee keer toe was er maar 1 persoon in de cockpit. Ik heb echt een gevoel van angst gehad, eerst doordat ik dacht dat de man mij ging slaan en daarna dat hij mij zou verkrachten;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van stewardess [slachtoffer 4] d.d. 19 juni 2008 (dossierpagina 2.2.1.), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Op 18 juni 2008 was ik als stewardess werkzaam op de vlucht KL562 van Entebbe naar Amsterdam. Omstreeks 02.30 uur hoorde ik de man op stoel 30A schreeuwen. Ik zag dat door zijn geschreeuw alle passagiers in zijn omgeving wakker waren geworden en dat er in het hele gebied rondom hem onrust begon te ontstaan. Ik sprak de man daarop aan. Ik voelde dat de man zijn beide handen op de zijkanten van mijn heupen plaatste en mij in zijn richting trok. De man probeerde mij op zijn schoot te trekken door mijn heupen beet te pakken. Ik stelde purser [slachtoffer 3] op de hoogte van de situatie. Zij liep mee en zei wat tegen de man. Ik zag dat hij haar vastpakte bij haar heupen om haar kennelijk met dezelfde intenties op zijn schoot te trekken. Zij sprak hem gebiedend toe. Tien minuten later kwam de man naar ons toe in de gally en wreef met zijn hand over zijn broek ter hoogte van zijn penis. Ik zag de tekening van een gezwollen penis op dat moment door zijn broek heen. [slachtoffer 3] sprak hem aan. De man bewoog beide handen in de richting van mijn nek, ik had het idee dat hij me wilde omhelzen en duwde hem weg. Wij zeiden dat hij moest gaan zitten. Toen greep de man zomaar mijn billen echt vast en kneep erin. Ik had op geen enkele manier aanleiding gegeven dat ik wilde dat de man mijn billen mocht aanraken of dat ik dit op prijs zou stellen. De captain sprak toen met de passagier. Na 20 minuten kwam de man weer naar de gally, met een donkere agressieve blik. Hij sprak [slachtoffer 3] heel boos aan en zei dat hij naar Italië wilde. Ik zag dat [slachtoffer 3] even helemaal verdoofd reageerde en dat zij bang was. We stonden op dat moment in een relatief kleine ruimte. De man zwaaide breed uit en schreeuwde agressief. De angst voor agressiviteit van deze man, maakte mij bang. Hij begon zijn broek los te knopen. Op dat moment kwam mijn collega [betrokkene] met twee mannen en ook de co-piloot kwam. Toen werd de man geboeid. De vlucht is ernstig verstoord geweest. De piloot en co-piloot hebben allebei gedurende enige tijd de cockpit moeten verlaten;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van passagier [getuige] d.d. 18 juni 2008 (dossierpagina 0.1.4), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende: Ik hoorde een man achter mij schreeuwen. Een stewardess vroeg mijn [collega] en mij of we zouden assisteren om de man rustig te krijgen. Ik zag dat de man zijn broek naar beneden had tot onder zijn boxer. Ik rook dat hij naar alcohol stond. Ik waarschuwde de man nogmaals en vertelde hem dat als hij zich niet gedroeg en in zijn stoel zou gaan zitten, hij gearresteerd zou worden. Hij reageerde hierop met luid kabaal en stemverhoging. Mijn collega en ik hebben de man naar de grond gebracht, waarna hij geboeid werd.
3.3 Bewijsoverweging
In het bijzonder met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde, overweegt de rechtbank als volgt.
Art. 385b lid 1 onderdeel 1º WvSr luidt: “Hij die opzettelijk een daad van geweld begaat tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is”.
Het artikel is op 26 september 1973 in werking getreden en dient ter uitvoering van het Verdrag van ’s-Gravenhage tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen (kaping) en van het Verdrag van Montreal tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen, gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart (terroristische aanslagen), welke verdragen tot stand zijn gekomen op respectievelijk 16 september 1970 en 23 september 1971.
In de MvT bij het wetsontwerp tot uitvoering van beide voornoemde Verdragen en tot invoering van onder meer art. 385b WvSr, wordt tot uiting gebracht dat bij iedere daad van geweld jegens passagiers of bemanning sprake moet zijn van samenhang met vliegtuigkapingen en aanslagen tegen de luchtvaart (Kamerstukken II 1971/72, 11 866, nr. 3, p. 7). Deze, het bereik van art. 385b WvSr beperkende, uitleg in de MvT kan naar het oordeel van de rechtbank thans als achterhaald worden beschouwd. Zo is kaping van een luchtvaartuig afzonderlijk strafbaar gesteld in art. 385a WvSr. En uit de invoering van de Wet terroristische misdrijven op 10 augustus 2004 kan worden afgeleid dat art. 385b Sr niet langer ziet op misdrijven met een terroristisch oogmerk. Ingevolge art. 415a in verbinding met art. 83 en art. 83a WvSr wordt immers de in art. 385b lid 1 onderdeel 1° bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd, indien het daarin strafbaar gestelde misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk.
Mede tegen deze achtergrond verstaat de rechtbank het bepaalde in art. 385b lid 1 onderdeel 1° thans aldus, dat daaronder misdrijven zonder terroristisch oogmerk zijn begrepen, zoals bijvoorbeeld “daden van geweld” van passagiers tegen “iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt”. Het begrip “in vlucht” is in art. 86a lid 2 WvSr omschreven als — voor zoveel hier van belang — de tijdsspanne tussen het moment van sluiten van de deuren na het instappen en het moment van openen van de deuren voor het uitstappen. Onder “iemand” dient te worden verstaan zowel de medepassagier als het lid van het boordpersoneel (cockpit- en cabinepersoneel). En een “daad van geweld” omvat, gezien art. 81 WvSr en de betreffende vaste jurisprudentie, niet alleen elke uitoefening van fysieke kracht tegen een persoon, maar ook een dreigend handelen. De daad van geweld dient — aldus art. 385b lid 1 — opzettelijk te zijn begaan. Hierop zal later in deze bewijsoverwegingen nader worden ingegaan.
De enkele daad van geweld tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig bevindt, is niet voldoende voor de toepasselijkheid van art. 385b lid 1 onderdeel 1° WvSr. Een belangrijke geobjectiveerde voorwaarde is immers ook dat als gevolg van de daad van geweld “gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is”, waaronder gelet op lid 2, tweede volzin van art. 385b WvSr tevens begrepen is “gevaar voor de veilige vaart van het luchtvaartuig”. Volgens voornoemde MvT beoogt dit artikel, zij het in iets andere bewoordingen, aan te knopen bij de definiëring in het Verdrag van Montreal, luidend: een daad van geweld die naar haar aard de veiligheid van het luchtvaartuig aan boord waarvan zij wordt begaan in gevaar kan brengen (Kamerstukken II 1971/72, 11 866, nr. 3, p. 7).
Juist in de veiligheid van het luchtvaartuig in vlucht, en daarvan afgeleid de veiligheid van passagiers en boordpersoneel, is het beschermde (rechts)belang gelegen. In dit licht beschouwd spreekt het vanzelf dat vooreerst het boordpersoneel optimaal in staat moet zijn en worden gesteld om zijn werkzaamheden en taken naar behoren uit te oefenen.
De vraag of van de daad van geweld gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is, dient naar objectieve maatstaven te worden beantwoord. Of de verdachte ook zelf dit gevaar heeft voorzien, is niet relevant. Gelet op de formulering van art. 385b lid 1 onderdeel 1° WvSr dient het opzet van de verdachte gericht te zijn op de daad van geweld, en niet op de geobjectiveerde gevaarzetting.
Voorop dient te worden gesteld dat een antwoord op de vraag of er, als gevolg van een daad van geweld begaan tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig bevindt, gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is, in zijn algemeenheid niet is te geven (vgl. Hof Amsterdam 26 februari 2008, Nieuwsbrief Strafrecht, 2008, 191). Dit antwoord is mede afhankelijk en zal ook in sterke mate beïnvloed kunnen worden door de concrete omstandigheden van het zich voordoende geval.
In de onderhavige strafzaak is op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen de gang van zaken als volgt uiteen te zetten. Tijdens de KLM-vlucht met het nummer KL562, van Entebbe naar Amsterdam, is verdachte aangehouden door de co-piloot, nadat hij zich een tijdlang ernstig had misdragen. Meermalen heeft verdachte op een dreigende toon gezegd dat het toestel niet naar Nederland, maar naar Italië zou gaan. Verdachte heeft voorts de senior- purser en een stewardess op onzedelijke wijze aangeraakt en lastig gevallen in een kleine ruimte, zijn erectie aan hen getoond en diverse malen staan schreeuwen, hetgeen niet alleen tot angst bij de senior-purser en de stewardess, maar ook tot onrust bij overige passagiers heeft geleid. Daarbij komt dat verdachte zijn broek heeft laten zakken en heeft geweigerd instructies op te volgen van de gezagvoerder, de co-piloot en de senior-purser. Ook is verdachte op zijn gedrag aangesproken door passagier [getuige].
Al met al heeft in vlucht dit incident ruim een uur geduurd, en zijn hierbij de gezagvoerder, de co-piloot, de senior-purser en een stewardess betrokken geweest. De gezagvoerder is hierdoor ongeveer 20 minuten uit de cockpit geweest en vervolgens de co-piloot ongeveer 45 minuten. Dat betekent dat gedurende ruim een uur de cockpit door slechts één piloot bestuurd werd. Ook heeft de gezagvoerder door de dreigende taal van verdachte zelfs even overwogen om daadwerkelijk in Italië te landen.
Gezien deze concrete omstandigheden en de lange tijdsspanne van het incident, is de rechtbank van oordeel dat door de misdragingen van verdachte de gezagvoerder, de co-piloot, de senior purser en een stewardess zich gedurende lange tijd niet of niet volledig hebben kunnen richten op hun werkzaamheden en taken, die zij met het oog op de vliegveiligheid aan boord van het luchtvaartuig in vlucht hebben te verrichten.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren wat zich in het vliegtuig heeft afgespeeld. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte waarschijnlijk te dronken was om enig besef te hebben van wat hij zei, waardoor per definitie gegeven is dat er geen sprake was van opzet.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De aard van de gedragingen van verdachte aan boord van het vliegtuig impliceert opzet, terwijl niet is gebleken dat gedurende het incident bij verdachte elk inzicht ontbrak in de reikwijdte van zijn gedragingen en de directe (fysieke) gevolgen daarvan voor het bedoelde boordpersoneel. Dat verdachte, naar zijn zeggen, zijn gedragingen – als gevolg van de hoeveelheid alcohol die hij zou hebben genuttigd - niet kan herinneren, doet daar niet aan af.
Derhalve kan wettig en overtuigend worden bewezen verklaard dat sprake is van een opzettelijke daad van geweld tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt, terwijl daarvan voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is, als bedoeld in artikel 385b lid 1 aanhef sub 1 º WvSr.
Wat betreft het tenlastegelegde feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat er onvoldoende bewijs is. Verdachte ontkent dat hij zijn broek heeft laten zakken en een erectie had. Verdachte had een portemonnee in zijn broek die daar wellicht voor is aangezien.
Deze uitleg is – gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen — naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig. Ook overigens acht de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de senior-purser en de stewardess onzedelijk heeft betast en zich hierdoor schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair: opzettelijk een daad van geweld begaan tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt, terwijl daarvan voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is.
feit 2: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd. .
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Wat betreft het verzoekschrift van verdachte tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis omdat verdachte op 1 en 2 september 2008 aanwezig dient te zijn bij een rechtszaak in Noorwegen, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit verzoek dient te worden afgewezen.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Door de misdragingen van verdachte waren de gezagvoerder en co-piloot gedwongen om beurtelings de cockpit gedurende lange tijd te verlaten. Hierdoor werd het vliegtuig een uurlang slechts door één van de piloten bestuurd en droeg alleen deze piloot de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het toestel en de zich daarin bevindende passagiers en bemanningsleden, met alle mogelijke risico’s van dien.
Daden van geweld in een besloten ruimte als de cabine in een luchtvaartuig in vlucht, meer in het bijzonder in een pantry dan wel gally, brengen snel gevoelens van grote onveiligheid teweeg bij medepassagiers en boordpersoneel die daarvan slachtoffer dan wel getuige zijn. De beslotenheid van de ruimte maakt tijdens de vlucht immers dat men zich niet aan de ontstane situatie kan onttrekken. Daarbij komt dat de mogelijkheid van escalatie van het geweld, waarbij meer personen betrokken kunnen raken, een nog grotere bedreiging voor de veiligheid van het luchtvaartuig en de inzittenden kunnen vormen.
Verder heeft verdachte de senior-purser en de stewardess onzedelijk betast, waarbij verdachte hen heeft vastgepakt bij de billen, heupen, schouder en neus. Op het moment dat verdachte hen lastig viel, bevonden zij zich in de pantry dan wel de gally van het luchtvaartuig in vlucht. Dit zijn – binnen een reeds besloten ruimte als de cabine van een luchtvaartuig - dermate kleine plaatsen dat het voor de senior-purser en de stewardess onmogelijk was om zich aan de handtastelijkheden van verdachte te onttrekken, hetgeen voor hen buitengewoon onaangenaam en angstig is geweest. De rechtbank rekent verdachte ook dit zwaar aan. Bovendien waren de beide leden van het cabinepersoneel gedwongen om ook na afloop van de handelingen nog enige tijd met verdachte door te brengen, zodat zij ook als gevolg daarvan niet op hun normale werkzaamheden en taken konden richten.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar. Hiermee beoogt de rechtbank te voorkomen dat verdachte, die als zakenman regelmatig deelneemt aan het internationale luchtverkeer, opnieuw dergelijke strafbare feiten begaat.
De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis reeds op de openbare terechtzitting afgewezen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 57, 246, 385b van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot drie maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Hofstee, voorzitter,
mr. M.J. Kronenberg en mr. R.E.A. Toeter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2008.