Rb. Haarlem, 11-07-2008, nr. 15/670504-06
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD7925
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
11-07-2008
- Zaaknummer
15/670504-06
- LJN
BD7925
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD7925, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 11‑07‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
NJFS 2008, 206
Uitspraak 11‑07‑2008
Inhoudsindicatie
De rechtbank Haarlem veroordeeld verdachte wegens het aan zijn schuld te wijten zijn van zwaar lichamelijk letsel tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, waarvan 90 uren voorwaardelijk en tot betaling van een schadevergoeding van € 2.000 aan het slachtoffer. Verdachte is namelijk als kliminstructeur bij een kliminstructie onvoorzichtig en nalatig geweest door niet met de nodige oplettendheid en alertheid instructie te geven. Tevens heeft verdachte nagelaten erop toe te zien dat iedereen zijn klimgordel op een veilige en deugdelijke manier had bevestigd. Hierdoor heeft het kunnen gebeuren dat het slachtoffer van een hoogte van meerdere meters naar beneden is gevallen, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/670504-06
Uitspraakdatum: 11 juli 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juni 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 april 2006 te Edam, gemeente Edam-Volendam, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig
- tijdens en/of voorafgaand aan het laten klimmen van [slachtoffer] op een klimwand bij de Stichting Welzijn Edam en/of het geven van een kliminstructie (terwijl hij, verdachte, kliminstructeur is, en/of een zogenaamde "Adventure Instructeur Certificaat" bezit en/of heeft behaald) -
(die) [slachtoffer] heeft laten klimmen op een klimwand bij bovengenoemde stichting met een oude en/of ondeugdelijke (klim)gordel, te weten
- een klimgordel waarvan de gesp geen goede en degelijke combinatie maakt met de band die is gebruikt om de gordel vast te maken en/of
- een klimgordel waarvan de stiksels waarmee de klimgordel in elkaar is gezet niet gelijk zijn aan de stiksels die worden gebruikt worden bij professioneel gefabriceerde klimgordel en/of
- een klimgordel waarvan het aanbindpunt zich niet bevindt boven het lichaamzwaartepunt en/of
- een klimgordel die geen keurmerk draagt dat de klimgordel voldoet aan de Europese Norm (keurmerk EN 12277) en/of
- een klimgordel waarvan de middenbalk van de gesp is verbogen
en/of
bij [slachtoffer] ondeugdelijk en/of onjuist een (klim)gordel heeft omgedaan en/of bevestigd, en/of onvoldoende heeft gecontroleerd of bovengenoemde (klim)gordel juist en/of deugdelijk was omgedaan en/of bevestigd door na te laten de band(en) (van bovengenoemde (klim)gordel) terug te slaan en/of terug te steken door de gesp(en) van die (klim)gordel, en/of door na te laten te controleren en/of toe te zien dat die [slachtoffer] de band(en) van die klimgordel had teruggeslagen en/of teruggestoken door de gesp(en) en/of - [slachtoffer] heeft laten klimmen met die ondeugdelijke bevestigde (klim)gordel, waarna en/of (mede) waardoor tijdens de afdaling van die klimwand door die [slachtoffer] een of meer banden van die klimgordel uit de gesp(en) is/zijn gegleden, in elk geval is/zijn losgeraakt en/of die [slachtoffer] (vervolgens) van een hoogte van ongeveer 6,5 meter, in elk geval van een hoogte van meerdere meters, op/tegen de trap en/of grond is gevallen waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een zware hersenschudding en/of een oogkasfractuur en/of een schaafwond op de (rechter)wang en/of een of meerdere gebroken middenvoetsbeentje(s) (van de (rechter)voet) en/of een scheurtje aan het (rechter)oor en/of een of meerdere inwendige kneuzing(en), al dan niet - onder meer - van een of meerdere rib(ben) en/of rugwervel(s), heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde dat betrekking heeft op de ondeugdelijkheid van de gebruikte klimgordel. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 16 juni 2008 is bij de rechter-commissaris getuige-deskundige [getuige-deskundige], beleidsmedewerker veiligheid, verhoord. Zij verklaart hierbij -verkort en zakelijk weergegeven- dat het stikwerk van de door de zeilmakerij gefabriceerde gordel op een professionele wijze is aangepakt en derhalve een sterke verbinding vormt. De gordel-gespcombinatie van de klimgordel beoordeelt zij als deugdelijk, evenals de kwaliteit van het materiaal van de banden. Tevens verklaart zij dat het aanbindpunt van dit soort klimgordel altijd onder het lichaamszwaartepunt zit, en dat het ontbreken van een keurmerk niet tot de conclusie leidt dat er niet voldaan is aan de EN 12277 norm. Hoewel de middenbalk van de gesp inderdaad is verbogen, zorgt dit niet voor een onveilige situatie. Wanneer de banden namelijk goed teruggestoken worden, verschuiven de banden niet meer door de gesp. Het feit dat de gespen bij de kliminstructie op 1 april 2006 volledig zijn losgeschoten kan naar haar oordeel alleen doordat geen van de banden was teruggestoken.
Dit in overweging genomen, is er geen grond om aan te nemen dat de gordel ondeugdelijk was.Verdachte moet daarom van het gedeelte van de het tenlastegelegde dat hierop betrekking heeft worden vrijgesproken.
3.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 1 april 2006 te Edam, gemeente Edam-Volendam aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig,
- tijdens en voorafgaand aan het laten klimmen van [slachtoffer] op een klimwand bij de Stichting Welzijn Edam en het geven van een kliminstructie (terwijl hij, verdachte, kliminstructeur is, en een zogenaamde "Adventure Instructeur Certificaat" bezit) ,- [slachtoffer] ondeugdelijk en onjuist een (klim)gordel heeft omgedaan en/of bevestigd, en onvoldoende heeft gecontroleerd of de (klim)gordel juist en deugdelijk was omgedaan en bevestigd bij [slachtoffer], door na te laten de band(en) (van bovengenoemde (klim)gordel) terug te slaan en/of terug te steken door de gesp(en) van die (klim)gordel, en door na te laten te controleren en toe te zien dat die [slachtoffer] de band(en) van die klimgordel had teruggeslagen en/of teruggestoken door de gesp(en) en [slachtoffer] heeft laten klimmen met die ondeugdelijke bevestigde (klim)gordel,
waardoor tijdens de afdaling van die klimwand door die [slachtoffer] een of meer banden van die klimgordel uit de gesp(en) zijn gegleden, en die [slachtoffer] (vervolgens) van een hoogte van meerdere meters op de trap en grond is gevallen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een oogkasfractuur en een schaafwond op de rechterwang en meerdere gebroken middenvoetsbeentjes van de rechtervoet en een scheurtje aan het rechteroor en kneuzingen van meerdere ribben, heeft bekomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.3 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Ik ben op 1 april 2006 ingehuurd door de stichting Welzijn Edam om onder andere een kliminstructie te geven aan een groep vrijwilligers die bij deze stichting werken. Het viel mij op dat we die dag een oud model gordels gebruikten. Bij dit type is het noodzakelijk om de banden terug te slaan. Ik kan mij niet meer herinneren dat ik de instructie heb gegeven dit te doen. Toen [slachtoffers] tuigje na ongeveer twee meter losraakte, heb ik het gewoon uit routine weer vastgemaakt. Ik vond het niet raar dat na controle de banden toch weer loskwamen. Daar sta je niet zo bij stil eigenlijk; er gingen geen alarmbellen rinkelen bij mij. Nadat ik het tuigje weer had vastgemaakt is ze weer verder gaan klimmen. Ik heb een diploma om instructie te geven aan een klimwand.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige-deskundige [getuige-deskundige], bij de rechter-commissaris d.d. 16 juni 2008, waarin zij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Dit is een prima gordel voor het doel waarvoor hij bestemd is. De belasting die bij een klimsituatie zoals op 1 april 2006 op de gordel plaatsvindt zou goed door deze gordel gehouden moeten worden. Ik zou zonder problemen met deze gordel durven klimmen. Voorwaarde is wel dat de banden terug worden gestoken. Bij het gebruik van de gordel was het van groot belang dat de banden teruggestoken zouden worden, dit is iets wat elke beginner leert in zijn eerste les. Het is van essentieel belang. Ook moderne gordels kunnen gespen hebben die teruggestoken moeten worden. Je mag bij een instructie niet vergeten te zeggen dat de band teruggestoken dient te worden. Je moet bij onervaren klimmers controleren of de gordel goed zit en of de banden zijn teruggestoken, als er een band losschiet dan dien je in elk geval alle andere gespen te controleren. Bij het ongeval zijn alle drie de gespen volledig losgeschoten. Dat kan naar mijn oordeel alleen als geen van de gespen teruggestoken was.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer] (dossierpagina 33-35), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Ik had mijn tuigje losjes aangetrokken. Hierop heeft [verdachte] de bandjes van het tuigje verder aangetrokken. [verdachte] vertelde niet dat de bandjes teruggeslagen moesten worden. Ik zag dat hij de bandjes niet had teruggeslagen. Op een hoogte van twee meten voelde ik dat het bandje om mijn rechterbeen losgleed. Ik zag dat het bandje volledig uit zijn gesp was gegleden. Ik ben weer naar beneden geklommen en [verdachte] heeft het losse bandje opnieuw vastgezet. Ik ben weer gaan klimmen. Bovenaan de klimwand hoorde ik [verdachte] zeggen dat ik de wand kon loslaten zodat hij mij naar beneden kon laten zakken. Toen ik de wand losliet en met mijn volle gewicht aan het touw hing, voelde ik dat de bandjes van mijn tuigje losgleden. Ik viel van een hoogte van ongeveer 10 meter. Ik belandde met mijn voeten op de trap en de rest van mijn lichaam belandde op de grond.
• een schriftelijk stuk, te weten het formulier medische informatie, d.d. 3 april 2006, inhoudende dat:
[slachtoffer] uitwendig lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een scheur in het rechteroor en een bloeduitstorting op de rechterkaak. Tevens is er vermoedelijk sprake van niet uitwendig waarneembaar letsel.
• een schriftelijk stuk, te weten het behandelverslag van [slachtoffer], opgesteld door [arts] van de Praktijk voor Orthopedische behandelingen, inhoudende, onder meer, dat:
[slachtoffer] als bij de val enige ribben gekneusd heeft, verder heeft zij haar oogkas gebroken en 2 middenvoetsbeentjes.
3.4 Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat de klimsport, zoals die door verdachte en slachtoffer werd beoefend, in beginsel een activiteit is welke niet zonder risico’s is.
Met het oog op de veiligheid van de klimmer moet daarom niet alleen van een klimmer zelf, maar in het bijzonder ook van een kliminstructeur, zoals verdachte, worden verwacht dat zij een hoge mate van zorgvuldigheid in acht nemen bij het naleven van de toepasselijke instructies en regels.
Op het moment dat de (onervaren) klimmer daadwerkelijk gaat klimmen dient de instructeur te waken over de veiligheid en te letten op het juiste gebruik van de materialen, zoals de klimgordel.
De rechtbank acht het niet relevant of verdachte het tuigje van het slachtoffer heeft vastgemaakt uit een 'routine' of, zoals de raadsvrouw van verdachte stelt, als automatisme en zonder erbij na te denken. Volgens verdachte zou ook de instructie aan de klimmers op dezelfde routinematige wijze zijn gegaan. De rechtbank merkt ten aanzien hiervan op dat ook als sprake zou zijn geweest van een routinematig handelen, dat verdachtes schuld niet weg neemt noch vermindert.
Verdachte had immers als kliminstructeur een bijzondere zorgplicht. Hij was verantwoordelijk voor een juist gebruik van de klimgordel en diende erop toe te zien dat alleen met een juist bevestigde klimgordel zou worden geklommen. Verdachte is in deze zorgplicht ernstig tekort geschoten. Met name nu de klimgordel van het slachtoffer voor de val al een keer was losgeraakt, had verdachte extra alert moeten zijn op een juist gebruik van de klimgordel. Desondanks heeft verdachte de klimgordel niet juist aangebracht bij het slachtoffer.
Het staat voor de rechtbank voldoende vast dat het ongeval te wijten is aan het niet terugslaan van de band van de klimgordel. De gebruikte klimgordel voldeed op zichzelf wel aan de eisen die aan een dergelijke gordel kunnen worden gesteld in de situatie waarin deze is gebruikt.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Aan zijn schuld te wijten dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 308 Wetboek van Strafrecht.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, bij het niet naar behoren te verrichten waarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd tot het toewijzen van de vordering van de benadeelde tot een bedrag van € 10.106,76 en de schadevergoedingsmaatregel conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft voorts in het bijzonder nog het volgende overwogen.
Verdachte is als kliminstructeur bij een kliminstructie onvoorzichtig en nalatig geweest door niet met de nodige oplettendheid en alertheid instructie te geven. Tevens heeft verdachte nagelaten erop toe te zien dat iedereen zijn klimgordel op een veilige en deugdelijke manier had bevestigd. Hierdoor heeft het kunnen gebeuren dat het slachtoffer van een hoogte van meerdere meters naar beneden is gevallen.
Het slachtoffer heeft daardoor onder andere een oogkasfractuur, meerdere gebroken middenvoetsbeentjes en gekneusde ribben opgelopen. Zij ondervindt momenteel, ruim twee jaar na het ongeval nog steeds last van haar letsel. Het slachtoffer is blijkens haar slachtofferverklaring ter terechtzitting nog steeds beperkt door de gevolgen van het ongeval. Dat geldt zowel ten aanzien van haar studie als ten aanzien van haar dagelijks leven.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, in zijn taak als kliminstructeur van onervaren klimmers - die vertrouwen hadden in zijn kundigheid en instructies -, heeft nagelaten met de noodzakelijke voorzichtigheid en oplettendheid zijn taak te verrichten. Met name nadat de klimgordel van het slachtoffer al na enkele meters losraakte had verdachte extra alert moeten zijn op de deugdelijkheid van de (bevestiging van de) gordel. Het begeleiden en instrueren van (onervaren) klimmers is een taak die te allen tijde bewust en nauwkeurig moet worden verricht.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening gehouden met de aard en de omvang van het verwijt dat verdachte terzake het slachtoffer kan worden gemaakt en de ingrijpende gevolgen van het bewezenverklaarde voor het slachtoffer. Ten voordele van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de ingrijpende gevolgen die het feit voor de verdachte heeft gehad, heeft en nog zal hebben. Het is voor de rechtbank duidelijk dat verdachte het ongeval betreurt en dat hij dat nooit heeft gewild.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde werkstraf voor een gedeelte voorwaardelijk dient te worden opgelegd.
6.3 Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft - als voorschot - een vordering tot schadevergoeding van € 11.983,06 ingediend tegen verdachte wegens materië¬le en immateriële schade die zij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit: € 9983,06 materiële schade en € 2000,00 immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade ten bedrage van € 2000,00 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade billijk voor. In zoverre zal de vordering ook worden toewezen.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade ten bedrage van € 9983,06 is de rechtbank van oordeel dat deze schade zich niet leent voor behandeling in het strafproces nu deze niet van eenvoudige aard is, daarom zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.4. Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe¬dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 2000,00.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 308 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van HONDERDTACHTIG (180) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis. Met bevel dat een gedeelte groot NEGENTIG (90) uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 45 dagen hechtenis, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 2.000,00 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer 7980811, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2.000,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. F.F.W. Brouwer en mr. P. Heidinga, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Achahbar,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2008.
Mr. P. Heidinga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.