Rb. Haarlem, 16-06-2006, nr. 15/002687-04
ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8978
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
16-06-2006
- Zaaknummer
15/002687-04
- LJN
AX8978
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2006:AX8978, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 16‑06‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑06‑2006
Inhoudsindicatie
artikel 246 Sr, ontuchtige handelingen, dwang, tegen de wil ondergaan van ontuchtige handelingen, niet bemerken van het dwangmiddel en het causaliteitsvereiste. Het heimelijk en onverhoeds filmen van vrouwen die gebruik maken van het toilet levert naar het oordeel van de rechtbank bewezenverklaring van het dwingen tot het dulden van een ontuchtige handeling door feitelijkheden op. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 16 juni 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 juni 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I (a t/m d) aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van de feiten 1 en 2 ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II (a) bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissing
3.1 Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 primair:
a. Ontuchtige handelingen
De vraag rijst of er in dit geval wel sprake is van ontuchtige handelingen. Meer specifiek is de vraag of de volgende handeling als ontuchtig kan worden gekwalificeerd: het (zonder toestemming) maken van een video-opname van een vrouw, terwijl zij gebruik maakt van het toilet en daarbij haar onderbroek naar beneden heeft.
De raadsvrouw heeft zich afgevraagd of het filmen, nu het een eenzijdige handeling betreft, wel aangemerkt kan worden als een ontuchtige handeling. In dit verband heeft zij er op gewezen dat met name in die gevallen waarin de gefilmde vrouwen niets hebben gemerkt hiervan geen sprake is. Daarnaast heeft zij betoogd dat er geen sprake kan zijn van een ontuchtige handeling omdat verdachte geen seksueel, maar slechts een financieel motief had: hij wilde alleen geld verdienen door de filmpjes te verkopen.
De rechtbank stelt vast dat uitgangspunt is dat onder ontuchtige handelingen het volgende dient te worden verstaan: handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vereist dat er sprake is van fysiek aanraken of interactie met het slachtoffer; het maken van video-opnamen van het slachtoffer kan onder het begrip ontuchtige handelingen vallen. Daarnaast is voor de kwalificatie van een handeling als ‘ontuchtig’ niet van belang of het slachtoffer de handeling al dan niet heeft bemerkt. Dit kan worden afgeleid uit het gegeven dat artikel 247 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) de mogelijkheid toelaat dat men met iemand die zich nergens van bewust is ontuchtige handelingen pleegt. De rechtbank verwerpt eveneens de stelling dat het directe motief van de verdachte bepalend zou zijn voor de vraag of er sprake is van ontuchtige handelingen. Bepalend is naar het oordeel van de rechtbank of het slachtoffer door de handeling in haar seksueel schaamtegevoel wordt gekwetst en of dit ook in de maatschappij in het algemeen zo wordt gevoeld. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank sprake indien een vrouw, zonder dat zij daar toestemming voor heeft verleend, wordt gefilmd terwijl zij met ontbloot onderlijf haar behoefte doet op het toilet. Dit wordt bevestigd door de verklaringen van de vier vrouwen die aangifte hebben gedaan, maar kan naar het oordeel van de rechtbank ook als feit van algemene bekendheid worden aangenomen voor de vrouwen die daar niets over hebben kunnen verklaren, omdat men hen niet heeft kunnen identificeren.
b. Dwang
In de tweede plaats is de vraag aan de orde of er wel sprake is van door de verdachte toegepaste dwang, met name in die gevallen waarin de vrouwen door verdachte zijn gefilmd, maar dit zelf niet hebben bemerkt.
Wil er sprake zijn van dwang in de zin van artikel 246 Sr, dan dient allereerst vast te staan dat het slachtoffer die ontuchtige handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. In dit geval moet dus zijn gebleken dat de vrouwen het filmen op het toilet tegen hun wil hebben ondergaan.
De rechtbank stelt vast dat alle in de tenlastelegging onder feit 1 en 2 bedoelde vrouwen zich naar een afgesloten ruimte in een toilettengroep op de luchthaven Schiphol hebben begeven met het doel om daar privé, buiten de blikken van anderen, naar het toilet te kunnen gaan. Door zich af te zonderen in een afgesloten toiletruimte hebben deze vrouwen naar het oordeel van de rechtbank al onmiskenbaar tegenover iedereen, dus ook verdachte, hun wil kenbaar gemaakt dat zij niet aan de blikken van anderen blootgesteld - laat staan gefilmd - wensen te worden. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vereist dat zij hun wil om niet gefilmd te worden bevestigen tegenover verdachte door tegen hem te schreeuwen of naar de mobiele telefoon te schoppen en/of door in een schriftelijke aangifte te verwoorden dat het filmen ongewenst was. Het voorgaande brengt met zich mee dat niet alleen voor die vrouwen die, nadat zij hadden bemerkt waar verdachte mee bezig was, tegenover hem duidelijk hebben gemaakt (door roepen, schoppen) dat zij niet gefilmd wensten te worden ([slachtoffer], [slachtoffer] en [slachtoffer]) en de vrouw van wie achteraf de identiteit is achterhaald en die in haar aangifte achteraf heeft aangegeven dat de opname tegen haar wil is geschied ([slachtoffer]) vast staat dat zij tegen hun wil zijn gefilmd: ook voor de vrouwen van wie beelden in verdachtes mobiele telefoon, voorzien van een camera, zijn aangetroffen en die niet geïdentificeerd hebben kunnen worden, moet worden aangenomen dat zij de handelingen van verdachte tegen hun wil hebben ondergaan.
Het tweede element dat is vereist voor de in artikel 246 Sr bedoelde dwang is dat verdachte door een in dat artikel genoemd middel opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de ontuchtige handelingen tegen haar wil heeft ondergaan (causaliteitsvereiste). In dit geval is het gebruikte middel volgens de tenlastelegging 'een andere feitelijkheid' die, naar de rechtbank begrijpt, nader is gespecificeerd als: het onverhoeds en heimelijk houden van een (opnamen makende) mobiele telefoon (voorzien van een camera) onder de deur of over het tussenschot van een toilet. De vraag is in dit geval derhalve of verdachte, door het onverhoeds en heimelijk houden van een (opnamen makende) mobiele telefoon (voorzien van een camera) onder de deur of over het tussenschot van een toilet opzettelijk heeft veroorzaakt dat de vrouwen de ontuchtige handelingen (te weten het filmen van deze vrouwen terwijl zij op het toilet stonden of zaten met hun onderbroek naar beneden) tegen hun wil hebben ondergaan. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord nu het heimelijk en onverhoeds richten van de camera op de (naakte onderlichamen van de) vrouwen bij uitstek een effectief middel is waardoor verdachte de vrouwen tegen hun wil kon filmen.
De raadsvrouw heeft in dit verband aangevoerd, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 1995 (DD 95-387), dat er alleen sprake kan zijn van dwang indien het slachtoffer het dwangmiddel heeft bemerkt. Dientengevolge is er bij de vrouwen die de handelingen van verdachte niet hebben bemerkt, geen sprake van dwang.
De rechtbank verwerpt deze stelling van de raadsvrouw en overweegt daartoe het volgende. Het door de raadsvrouw bedoelde arrest stelt slechts dat ‘door bedreiging met geweld dwingen’ geen sprake is indien het slachtoffer de bedreiging (in dat geval bestaande uit het afsluiten van een deur) niet heeft bemerkt of niet als zodanig heeft ervaren. Dit is begrijpelijk omdat het specifieke dwangmiddel ‘bedreiging met geweld’ alleen effect kan sorteren als het vermeende slachtoffer de bedreiging heeft bemerkt of als bedreiging heeft opgevat: alleen dan is de causaliteit tussen het gebruikte dwangmiddel en zoals de toen aan de orde zijnde verkrachting aanwezig. Naar het oordeel van de rechtbank dient het in dit arrest geëiste bewustzijn bij het slachtoffer van het dwangmiddel niet, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, als zelfstandig vereiste te worden gezien bij alle in artikel 246 Sr bedoelde dwangmiddelen, maar speelt het alleen een rol indien het bewustzijn bij het slachtoffer nodig is voor de causaliteit tussen het dwangmiddel en de ongewilde ontuchtige handelingen. Bij het middel dat de verdachte in de thans bij de rechtbank voorliggende zaak heeft gebruikt, tast het gegeven dat verschillende slachtoffers het dwangmiddel niet hebben bemerkt deze causaliteit niet aan. Verdachte heeft een middel gekozen waarvan de effectiviteit juist ligt in het heimelijke, onverhoedse karakter ervan: juist door het stiekeme van de handelswijze van verdachte werden de vrouwen in de positie gebracht dat zij tegen hun wil de ontuchtige handelingen hebben ondergaan.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat hij
1 primair
op tijdstippen in de periode van 10 augustus 2004 tot en met 16 september 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, telkens door feitelijkheden meerdere vrouwen, te weten
- [slachtoffer] en
- [slachtoffer] en
- [slachtoffer] en
- [slachtoffer]
heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, telkens bestaande uit het maken van een video-opname van deze vrouwen, terwijl zij gebruik maken van het toilet en daarbij hun onderbroek naar beneden hebben, en bestaande die feitelijkheden uit het - terwijl die vrouwen op het toilet zitten, met hun onderbroek naar beneden - onverhoeds en heimelijk steken van zijn, verdachtes, hand met daarin een telefoon voorzien van camera onder de deur of over het tussenschot van het toilet en vervolgens het filmen met die camera van die telefoon van onder meer naakte lichaamsdelen van die vrouwen;
2 primair
op tijdstippen omstreeks de periode van 11 augustus 2004 tot en met 16 september 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, telkens door feitelijkheden meerdere onbekend gebleven vrouwen heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, telkens bestaande uit het maken van een video-opname van deze vrouwen, terwijl zij gebruik maken van het toilet en daarbij hun onderbroek naar beneden hebben, en bestaande die feitelijkheden uit het - terwijl die vrouwen op het toilet zitten, met hun onderbroek naar beneden - onverhoeds en heimelijk steken van zijn, verdachtes, hand met daarin een telefoon voorzien van camera onder de deur of over het tussenschot van het toilet en vervolgens het filmen met die camera van die telefoon van onder meer naakte lichaamsdelen van die vrouwen;
3.
hij op 16 september 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, meermalen een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen onder meer bestaand uit het naakt poseren in seksueel getinte houdingen, te weten 40 beeldfiles (afbeeldingen) bestaande uit
1. serie van 15 afbeeldingen 0001.jpg tot en met 0020.jpg en
2. serie van 7 afbeeldingen fall01.jpg tot en met fall10.jpg en
3. serie van 18 afbeeldingen tf102.jpg tot en met tfl30.jpg,
bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, in bezit heeft gehad.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 2 primair:
telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
feit 3: een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
6.1 Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - tot het navolgende gerekwireerd:
- bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 120 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarbij voor iedere dag twee uur in mindering wordt gebracht;
- verbeurdverklaring van de mobiele telefoon van verdachte;
- onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte in beslag genomen diskettes.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland, ressort Arnhem, Unit Flevoland Noord uitgebrachte voorlichtingsrapport van 22 november 2004 alsmede uit de bespreking van het vanwege de Reclassering Nederland, ressort Arnhem, Unit Flevoland Noord uitgebrachte Afloopbericht Toezicht van 13 april 2006 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende bijna vijf weken heimelijk vrouwen gefilmd die gebruikt maakten van de toilet-voorzieningen op de luchthaven Schiphol. Daardoor heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen waarbij de betreffende vrouwen in hun seksuele schaamtegevoel zijn aangetast en degenen onder hen die dit hebben bemerkt zeer zijn geschrokken. De intentie van verdachte om de beelden op het internet te plaatsen teneinde daarmee geld te verdienen heeft hij niet tot uitvoer gebracht, maar acht de rechtbank desalniettemin zeer kwalijk. Het zou een nog grotere inbreuk op de privacy van de slachtoffers met zich mee hebben gebracht en hun schade hebben berokkend.
Naast voornoemd strafbaar handelen zijn in de auto van verdachte diskettes aangetroffen met daarop pornografische afbeeldingen van jonge meisjes onder de 18 jaar. Door dergelijke afbeeldingen te vergaren heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de industrie die zich inlaat met kinderpornografie.
Ter terechtzitting heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij de ernst van zijn handelen inziet. Verdachte stelde zich schuldbewust op en leek er alles aan te willen doen om herhaling te voorkomen. De behandeling bij De Waag heeft hij positief afgerond en verdachte heeft aangegeven op vrijwillige basis verdere behandeling te willen. Dit laat de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen.
Teneinde verdachte er in de toekomst van te weerhouden soortgelijke delicten te plegen, acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd. Deze straf zal van minder lange duur zijn dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank de persoonlijke omstandigheden meer in het voordeel van ver-dachte heeft laten wegen. Daarnaast is de rechtbank op grond van vorenoverwogene van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
6.3 Onttrekking aan het verkeer en verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen 14 diskettes dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze goederen behoren de verdachte toe. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het derde bewezenverklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan. Het ongecontroleerde bezit van voormelde, inbeslaggenomen voorwerpen is in strijd met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een mobiele telefoon met een camera, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het eerste en tweede bewezenverklaarde feit met behulp van die telefoon die aan verdachte toebehoort, is begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 120 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat 8 uren taakstraf in mindering worden gebracht.
De taakstraf moet worden voltooid binnen de termijn van één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIE MAANDEN voorwaardelijk, met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat ver-oordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig ge-maakt.
Verklaart verbeurd:
– 1.00 stk telefoontoestel kl: zwart
NOKIA mobiel
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
– 14.00 stk diskette kl: zwart
1.44 mb
verschil. merken 9xtdk, 4xverbatim, 1x fuji
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Dijk, voorzitter,
mrs. Burg en Van de Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Botma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 juni 2006.
Mr. Van de Bijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.