Rb. Groningen, 20-03-2008, nr. 18/670365-07
ECLI:NL:RBGRO:2008:BC7524
- Instantie
Rechtbank Groningen
- Datum
20-03-2008
- Zaaknummer
18/670365-07
- LJN
BC7524
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGRO:2008:BC7524, Uitspraak, Rechtbank Groningen, 20‑03‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2008/165
Uitspraak 20‑03‑2008
Inhoudsindicatie
Niet naleving van de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik leidt in casu niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie doch wel tot bewijsuitsluiting op meerdere onderdelen. Vrijspraak.
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670365-07
datum uitspraak: 20 maart 2008
op tegenspraak
raadsman: mr. E. Manders
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 december 2007 en 6 maart 2008.
Tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 21 april 2007, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of de borsten en/of vagina en/of de schaamstreek en/of de billen van die [slachtoffer] bevoeld/betast/gestreeld, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte (telkens) die [slachtoffer] heeft vast/beetgepakt en/of op een plek heeft neergezet/neergelegd/geduwd en/of -op het moment dat die [slachtoffer] probeerde weg te gaan en/of weg te komen - die [slachtoffer] heeft
tegengehouden en/of bij de schouders gepakt en/of teruggezet op haar plek en/of (telkens) door zijn wijze van optreden en/of (telkens) door zijn houding tegenover die [slachtoffer] (telkens) een voor haar bedreigende sfeer heeft geschapen en/of (telkens) een zodanige (psychische) druk op haar heeft uitgeoefend dat zij toegaf aan zijn, verdachtes, wensen en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 21 april 2007, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, meermalen, althans eenmaal, (telkens) [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of de borsten en/of vagina en/of de schaamstreek en/of de billen van die [slachtoffer] bevoeld/betast/gestreeld;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 21 april 2007, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens) duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of het bevoelen/betasten/strelen van de borsten en/of vagina en/of schaamstreek en/of de billen van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) die [slachtoffer] heeft vast/beetgepakt en/of op een plek heeft neergezet/neergelegd/geduwd en/of -op het moment dat die [slachtoffer] probeerde weg te gaan en/of weg te komen -
die [slachtoffer] heeft tegengehouden en/of bij de schouders gepakt en/of teruggezet op haar plek en/of (telkens) door zijn wijze van optreden en/of (telkens) door zijn houding tegenover die [slachtoffer] (telkens) een voor haar bedreigende sfeer heeft geschapen en/of (telkens) een zodanige (psychische) druk op haar heeft uitgeoefend dat zij toegaf aan zijn,
verdachtes, wensen en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 21 april 2007, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, meermalen, althans eenmaal, (telkens) [slachtoffer], die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of bevoelen/betasten/strelen van de borsten en/of vagina en/of schaamstreek en/of billen van die [slachtoffer];
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie, wegens verzuim van vormen, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard inzake de vervolging van het tenlastegelegde seksueel misbruik van [slachtoffer]. Hiertoe voert de raadsman aan dat bij de opsporing en vervolging is gehandeld in strijd met de "Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik", die op 15 februari 2005 in werking is getreden. De raadsman geeft aan dat er op de volgende punten vormvoorschriften zijn geschonden:
- Niet gebleken is dat de verbalisanten, betrokken bij het onderzoek, zijn aan te merken als in zedenzaken gespecialiseerde rechercheurs, die minimaal 50% van een volledige werkweek aan zedenzaken besteden.
- De zedenaanspreekofficier is niet geconsulteerd.
- Het tweede verhoor van [slachtoffer] is slechts gedeeltelijk op band vastgelegd, zodat de aangifte niet op juistheid valt te controleren.
- Bij het informatieve gesprek, welke plaatsvindt voor de aangifte, was de moeder van aangeefster aanwezig. Zij is daarna als getuige gehoord.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie volgt de raadsman niet in zijn betoog en stelt zich op het primaire standpunt dat er geen sprake is van schending van vormvoorschriften. Subsidiair geeft de officier van justitie aan dat, indien de rechtbank van oordeel is dat er wel sprake is van schending van vormvoorschriften, dit alleen van betekenis kan zijn voor de waardering van de bewijsmiddelen. Ter onderbouwing voert de officier van justitie het volgende aan:
- De Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik is een interne richtlijn waaraan door verdachte geen rechten kunnen worden ontleend.
- Indien er wel rechten aan de Aanwijzing kunnen worden ontleend dan kan dit niet leiden tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Immers, er is geen sprake van een zodanig ernstige schending van vormvoorschriften dat geen eerlijke rechtgang meer mogelijk is.
- Het is, blijkens de Aanwijzing, voldoende dat er één zedenrechercheur bij de zaak betrokken is.
- De zedenaanspreekofficier is niet geconsulteerd. De zaaksofficier is echter voldoende ervaren.
- Dat een deel van het verhoor niet op band is opgenomen vindt zijn oorzaak in de nabespreking van het verhoor. Tijdens deze nabespreking wordt de verhoorde in de gelegenheid gesteld op het proces-verbaal te reageren. Dit wordt echter niet op band opgenomen.
- De betreffende verbalisanten hebben aan de officier van justitie medegedeeld dat de moeder inderdaad aanwezig is geweest bij het informatieve gesprek, maar alleen bij het gedeelte waar de procedure wordt uitgelegd. Bij de bespreking van de inhoud van de mogelijke aangifte is de moeder niet aanwezig geweest. De officier van justitie wijst er overigens, onder verwijzing naar de Aanwijzing, op dat het informatieve gesprek geen opsporingshandeling betreft. Dit gesprek behoeft derhalve niet noodzakelijkerwijs met zedenrechercheurs plaats te vinden.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de "Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik", welke in de Staatscourant is gepubliceerd en daarmee behoorlijk is bekendgemaakt, dient te worden aangemerkt als recht in de zin van artikel 79 RO. De aanwijzing bevat eisen van kwaliteit en zorgvuldigheid die aan de opsporing en vervolging in zaken als de onderhavige worden gesteld. De aanwijzing bindt de daarmee belaste organen en ambtenaren, maar ook aangevers en verdachten mogen aan de Aanwijzing verwachtingen ontlenen.
Bij de beantwoording van de vraag of handelen in strijd met de Aanwijzing moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie is doorslaggevend of er doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De rechtbank constateert dat niet vast is komen te staan dat de opsporing is geschied door een deskundige rechercheur die voor 50% van een volledige werkweek is belast met de behandeling van zedenzaken. Eveneens is niet vast komen te staan dat [slachtoffer]'s moeder, die later als getuige is gehoord, slechts aanwezig is geweest bij het informatieve gesprek met [slachtoffer] daar waar het de uitleg van de procedure betreft. De aanwezigheid van een vertrouwenspersoon bij het informatieve gesprek wordt, blijkens de Aanwijzing, onwenselijk geacht. Ook [getuige], die later is gehoord in het kader van de namens haar gedane aangifte, is aanwezig geweest bij dit gesprek. Verder is de zedenaanspreekofficier niet in de zaak betrokken. Ten slotte is gebleken dat de gemaakte bandopnamen niet volledig zijn en derhalve niet controleerbaar.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in onderhavige zaak niet conform de Aanwijzing is gehandeld, maar van eerdergenoemde doelbewuste schending en grove veronachtzaming van de belangen van verdachte is niet gebleken. Daarnaast is het de rechtbank niet gebleken dat verdachte door de handelwijze in het onderhavige opsporingsonderzoek zodanig in zijn belangen is geschaad dat hieraan het door de raadsman gestelde gevolg moet worden verbonden. De rechtbank wijst daarom het verzoek van de verdediging om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren af.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer]. Het wettig bewijs bestaat uit de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van haar moeder. Het dossier van de vader van verdachte, [medeverdachte], dient te worden aangemerkt als steunbewijs.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat er op grond van de schending van de voorschriften zoals vermeld in de "Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik" bewijsuitsluiting dient te volgen. De raadsman verwijst hiertoe naar hetgeen hij heeft aangevoerd ten aanzien van de vormverzuimen welke zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar Ministerie. Op grond van voornoemde vormverzuimen dienen de aangiften van het bewijs te worden uitgesloten, zodat vrijspraak dient te volgen wegens het ontbreken van wettig bewijs.
Voorts stelt de raadsman zich op het standpunt dat er onvoldoende wettig bewijs omdat zich in het dossier enkel de belastende verklaringen van [slachtoffer] bevinden. De verklaringen van de moeder zijn niet gebaseerd op haar eigen waarneming, maar enkel op hetgeen zij van [slachtoffer] heeft gehoord. Dat de officier van justitie ter zitting aangeeft dat het dossier van de vader als steunbewijs kan worden gebruikt wordt door de raadsman bestreden omdat beide zaken dan als één zaak gevoegd behandeld hadden moeten worden. Gelet op het voorgaande kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen en dient vrijspraak te volgen.
Beoordeling
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor door de rechtbank is overwogen met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar Ministerie, de opsporingsambtenaren in de onderhavige strafzaak niet conform de regels zoals neergelegd in de Aanwijzing hebben gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat het niet naleven van deze Aanwijzing niet zonder consequenties kan blijven. Er is immers in de onderhavige zaak niet gehandeld met de in zedenzaken, overeenkomstig de genoemde Aanwijzing, vereiste zorgvuldigheid, terwijl de geconstateerde verzuimen niet meer kunnen worden hersteld. Dit betekent dat na te noemen onderdelen van het dossier als onvoldoende controleerbaar op hun bewijskracht van het bewijs zullen worden uitgesloten.
Het proces-verbaal van de aangifte van [slachtoffer] tegen verdachte d.d. 25 juni 2007 (p. 94) wordt van het bewijs uitgesloten. Dit betreft een uitwerking van een op band opgenomen verhoor. Gebleken is dat dit verhoor niet geheel op band is opgenomen en derhalve niet controleerbaar is.
Ook de getuigenverklaring van de moeder van aangeefster wordt, omdat zij bij het informatieve gesprek aanwezig is geweest en niet valt uit te sluiten dat tijdens dit gesprek over de inhoud van de zaak is gesproken en niet slechts over de formaliteiten, van het bewijs uitgesloten. Bovendien heeft zij slechts kunnen verklaren over hetgeen aangeefster aan haar heeft verteld.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de dossiers van verdachte en zijn vader niet zijn gevoegd, zodat de inhoud van het dossier van zijn vader -die bij uitspraak van heden door deze rechtbank van het hem tenlastegelegde seksueel misbruik is vrijgesproken- eveneens niet tot het bewijs gebezigd kan worden.
Nu verdachte het tenlastegelegde ontkent, zijn de verklaringen van [slachtoffer] als enig bewijsmiddel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte daarom van het tenlastegelegde vrijspreken.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te [woonplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, G. Laman en S. Tempel, in tegenwoordigheid van mr. D.W.J. Vinkes als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2008.