FED 2018/51
Het verschil in behandeling tussen ongehuwden met een zorgbehoefte die een gemeenschappelijke huishouding voeren enerzijds en bloedverwanten in de tweede graad die overigens in dezelfde situatie verkeren anderzijds, is in strijd met het discriminatieverbod zoals opgenomen in art. 26 IVBPR, art. 14 EVRM en art. 1 Protocol 12 EVRM
HR 08-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3081, m.nt. T.C. Gerverdinck
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 december 2017
- Magistraten
Mrs. Feteris, Koopman, Fierstra, Groeneveld, Wortel
- Zaaknummer
17/00196
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
T.C. Gerverdinck
- JCDI
JCDI:ADS274078:1
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid bijstand (V)
Sociale zekerheid bijstand / Algemene bijstand
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3081, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:907, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑08‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑08‑2017
- Wetingang
Art. 3 lid 2 letter a Participatiewet; art. 26 IVBPR; art. 14 EVRM; art. 1 Protocol 12 EVRM
Essentie
Het verschil in behandeling tussen ongehuwden met een zorgbehoefte die een gemeenschappelijke huishouding voeren enerzijds en bloedverwanten in de tweede graad die overigens in dezelfde situatie verkeren anderzijds, is in strijd met het discriminatieverbod zoals opgenomen in art. 26 IVBPR, art. 14 EVRM en art. 1 Protocol 12 EVRM
Samenvatting
De belanghebbende huurt een kamer van haar huisgenoot B. Door een lichamelijke beperking heeft zij zorg nodig, die wordt verleend door B. De bijstandsuitkering van de belanghebbende is ingetrokken door de gemeente Eindhoven, omdat zij volgens de gemeente een gezamenlijke huishouding voert met B en zijn inkomen hoger ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.