Rb. Amsterdam, 13-07-2017, nr. CV EXPL 16-33463
ECLI:NL:RBAMS:2017:5384
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
13-07-2017
- Zaaknummer
CV EXPL 16-33463
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2017:5384, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 13‑07‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2017/4057
NTHR 2017, afl. 5, p. 315
Uitspraak 13‑07‑2017
Inhoudsindicatie
kredietovereenkomst, creditcard. Niet voldaan aan informatie verplichtingen en zorgplicht, vernietiging van de overeenkomst:
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5525680 CV EXPL 16-33463
vonnis van: 13 juli 2017
fno.: 393
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
de besloten vennootschap International Card Services B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: ICS
gemachtigde: mr. J.M. Wisseborn
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
dagvaarding van 10 november 2016 met producties;
antwoord met producties;
instructievonnis;
repliek met producties.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] is middels een telefonische wervingsactie van ICS uitgenodigd om een aanvraag voor een creditcard te doen.
1.2.
Bij brief van 29 december 2014 schrijft ICS aan [gedaagde] onder meer:Hartelijk dank voor uw telefonische aanvraag van de MasterCard Classic.Graag herhalen wij nog een aantal belangrijke punten uit het gesprek:U krijgt de MasterCard het eerste jaar gratis (daarna betaalt u € 17,50 per jaar )(…)Gratis Aankoopverzekering (…)Gratis Aflevergarantie (…)
Hoe gaat het nu verder?Na goedkeuring van uw aanvraag, ontvangt u een brief waarmee u zelf uw pincode kunt kiezen. Enkele dagen later ontvangt u uw creditcard.
Mocht u zich bedenken, dan kunt u ons dat binnen 14 dagen laten weten, dan kunnen wij uw aanvraag ongedaan maken. (...)
1.3.
Bij brief van 30 december 2014 schrijft ICS aan [gedaagde] onder meer:Graag bevestigen wij dat uw aanvraag van de MasterCard Classic is goedgekeurd. De bestedingslimiet is vastgesteld op € 2.500,00. Voordat wij u de Card toesturen, vragen wij u om uw pincode te kiezen. (…)Zo kiest u een pincode (..)Wij wensen u veel betaalgemak met uw MasterCard Classic.
1.4.
In de door ICS overgelegde -ongedateerde en ongeadresseerde- “card carrier” (brief waarbij de kaart is toegezonden) staat onder meer:Geachte Card-houder,
Alstublieft, uw nieuwe MasterCard Classic. U kunt met uw MasterCard Classic wereldwijd betalen. Overal waar u het MasterCard-logo ziet, bent u welkom. (…) Zet om misbruik te voorkomen meteen uw handtekening - met balpen - op de achterzijde van de Card. (…)
1.5.
Op de achterzijde staan de algemene voorwaarden van de MasterCard Classic.
1.6.
Artikel 2 Ingang, duur en beëindiging van de voorwaarden overeenkomst vermeldt onder meer:
De overeenkomst komt tot stand op het moment dat u de Card deblokkeert (…)De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. (…)
1.7.
Artikel 22 Terugbetalen, rente en kwijtschelding vermeldt onder meer:
22.2.
De rente wordt als volgt berekenda) over elk bedrag dat ten laste van de Card wordt gebracht wordt rente berekend (..).b) de rente wordt per dag berekend en is gelijk aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties (…) vermeerderd met het maximale aantal procentpunten zoals opgenomen in het Besluit kredietvergoeding (artikel 4) welke besluit ook te vinden is op www.wetten.overheid.nl. (…)Wij mogen een lagere rente in rekening brengen.
1.8.
Bij brief van 12 mei 2015 is [gedaagde] door ICS aangemaand tot betaling van een betalingsachterstand.
1.9.
Bij brief van 12 juni 2012 heeft ICS de overeenkomst beëindigd, de MasterCard Classic definitief geblokkeerd en [gedaagde] gesommeerd binnen zeven dagen na datum brief € 2.658,41 te betalen.
1.10.
Bij sommatie exploot van 19 juli 2016 heeft ICS een bedrag van € 3.022,66 ineens opgeëist.
Vordering
2. ICS vordert dat [gedaagde] veroordeeld zal worden tot betaling van € 2.948,00, vermeerderd met de overeengekomen rente van 14% per jaar, met als maximum de krachtens artikel 35 WCK ten hoogste toegelaten kredietvergoeding, subsidiair de wettelijke rente vanaf 7 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, en tot betaling van de proceskosten en nakosten.
3. ICS stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat [gedaagde] in december 2014 een creditcard heeft aangevraagd. Naar aanleiding van deze vraag is aan [gedaagde] een aanbod gedaan middels toezending van een creditcard. Op de “card carrier” is de creditcard bevestigd en staan de algemene voorwaarden integraal afgedrukt. Door ingebruikname komt de overeenkomst tot stand. Een nadere akte wordt hiervan niet opgemaakt en dit is volgens ICS ook niet vereist. [gedaagde] is in staat gesteld met de creditcard door de ICS verstrekte kredietfaciliteiten te gebruiken. [gedaagde] diende een overeengekomen minimum percentage van het openstaande kredietsaldo te voldoen, waarvan ICS maandelijks een overzicht verstrekt. Het totaal aan [gedaagde] verstrekte kredietsaldo en contractuele rente bedraagt, na betaling van [gedaagde] van € 200,00, per 15 juli 2016 € 2.948,00. [gedaagde] is ernstig in gebreke gebleven met de voldoening van de maandelijkse termijnen en is door ICS aangemaand en vervolgens in gebreke gesteld. ICS heeft echter geen betaling ontvangen. Daarop heeft ICS op grond van de algemene voorwaarden het gehele restant verschuldigde ineens opgeëist. Uiteindelijk is met [gedaagde] een betalingsregeling overeengekomen, maar deze is vervallen omdat [gedaagde] niet meer betaalde. ICS vordert op grond van haar algemene voorwaarden een vertragingsvergoeding van 14 % over het opgeëiste saldo. Het beding op grond waarvan ICS een vertragingsvergoeding vordert is in overeenstemming met artikel 34 aanhef en onder b Wck en derhalve niet oneerlijk in de zin van de Richtlijn 93/13.
Verweer
4. [gedaagde] verweert zich tegen de vordering en voert daartoe aan, samengevat en zakelijk weergegeven, dat hij telefonisch benaderd is door een callcenter medewerkster met de vraag of hij een creditcard wilde. In het telefoongesprek is hem verteld dat hij een lage rente van ongeveer 1 of 2 % verschuldigd zou zijn bij aflossing van het minimaal te betalen bedrag. Voorts is in het wervingsgesprek geïnformeerd naar zijn inkomen en gezinssituatie. [gedaagde] heeft een fictief bedrag aan loon en huur opgegeven, want hij zat op dat moment zonder werk en had geld nodig. ICS heeft geen bewijs van zijn inkomsten opgevraagd en heeft hem ook nooit geïnformeerd over de hoge rente. ICS had zijn kredietwaardigheid moeten controleren aan de hand van bewijsstukken. [gedaagde] vind dat ICS hem deze creditcard met kredietfaciliteit niet had mogen verstrekken. [gedaagde] heeft nog steeds geen vaste baan en het gezin moet rondkomen van de WIA uitkering van zijn partner. [gedaagde] stelt voor dat beide partijen een gelijkwaardig aandeel hebben in het oplossen van deze kwestie en hij gaat akkoord met het terugbetalen van de lening in termijnen van € 50,00 per maand.
Repliek
5. ICS handhaaft bij repliek haar vorderingen en stelt voorts dat in het telefonische wervingsgesprek uitgebreid naar [gedaagde] financiële positie is gevraagd. De aanvraag is daarna schriftelijk aan [gedaagde] bevestigd bij brief 29 december 2014. ICS heeft vervolgens aan de hand van de door [gedaagde] verstrekte informatie een zogenaamde NVB-norm berekening gemaakt teneinde te kunnen beoordelen of het verstrekken van een creditcard met een limiet van € 2.500,00 wel verantwoord was en het BKR register ingezien. Het is [gedaagde] die ICS op het verkeerde been heeft gezet door foutieve informatie te verstrekken.
6. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen.
Beoordeling
7. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen.
8. ICS heeft [gedaagde] telefonisch een aanbod gedaan tot het sluiten van een creditcard overeenkomst met kredietfaciliteit aangegaan.
9. ICS stelt dat zij voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomst aan de hand van de door [gedaagde] verstrekte informatie een zogenaamde NVB–normberekening heeft gemaakt. Op basis van deze berekening en na inzage in het BKR register is aan [gedaagde] bij wijze van aanbod een creditcard toegezonden in een zogenaamde “card carrier”. In deze “card carrier” is de creditcard gevouwen en op de achterkant staan de van toepassing zijnde algemene voorwaarden vermeld. [gedaagde] heeft de card begin 2015 in gebruik genomen.
10. De kantonrechter gaat op grond van het voorgaande er van uit dat eind december 2014 dan wel januari 2015 tussen partijen een kredietovereenkomst tot stand is gekomen. Op deze kredietovereenkomst is het regime van titel 2A boek 7 BW in combinatie met de (thans geldende) Wet consumentenkrediet (Wck) en artikel 4:34 Wft van toepassing.
11. Uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat de Richtlijn consumentenkrediet 2008/48/EEG (hierna te noemen de Richtlijn) om een afdoende beschermingsniveau te waarborgen, de (nationale) rechter verplicht de nationale bepalingen waarin de Richtlijn is omgezet, ambtshalve toe te passen (HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236 met verwijzing naar HvJ EU 4 oktober 2007, C-429/05, ECLI:EU:C:2007:575 en HvJ EU 16 november 2010, C-76/10 ECLI:EU:C:2010:685). Dat wil zeggen dat de dwingendrechtelijke bepalingen van titel 2A boek 7 BW moeten worden toegepast ook als de consument, in dit geval [gedaagde] , daar geen beroep op doet. Dat houdt in dat de kantonrechter ambtshalve moet toetsen of de overeenkomst aan de wettelijke vereisten voldoet, waaronder de precontractuele informatieverplichtingen zoals genoemd in artikel 7:60 BW, de precontractuele beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument op grond van artikel 8 van de Richtlijn (artikel 4:34 WFt) en de contractuele informatieverplichtingen van artikel 7:61 BW en herroepingstermijn 7:66 BW.
12. Op ICS rust op grond van artikel 7:60 BW de verplichting ruim voor het sluiten van de overeenkomst aan [gedaagde] de in artikelen 5 en 6 van de Richtlijn voorgeschreven precontractuele informatie te verstrekken, op de in die artikelen voorgeschreven wijze. Deze informatie betreft in ieder geval naam en adres, de relevante kenmerken van het krediet en het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht. Uit de door ICS overgelegde stukken, waaronder de 1.2 en 1.4 vermelde brieven, blijkt dat niet volledig aan de wettelijke voorgeschreven precontractuele informatieverplichtingen is voldaan. Dat ICS [gedaagde] op andere wijze heeft geïnformeerd is niet gesteld of gebleken.
13. Voorts is ICS op grond van artikel 8 van de Richtlijn (artikel 4:34 WFt) verplicht voor het sluiten van de overeenkomst de kredietwaardigheid van [gedaagde] te beoordelen.
13. Nu ICS de kredietwaardigheid van [gedaagde] uitsluitend heeft gebaseerd op een telefonische mededeling van [gedaagde] in het kader van de aanvraag van een creditcard met een kredietfaciliteit en raadpleging van het BKR register, is deze kredietwaardigheidstoets naar het oordeel van de kantonrechter op grond van Europese jurisprudentie niet toereikend. Vereist is immers dat deze kredietwaardigheidstoets is gebaseerd op reële omstandigheden en niet op door de consument – wellicht in financiële nood – verzonnen inkomsten of andere garanties voor terugbetaling van de lening. Op grond van HvJ EU 18 december 2014,C-449/13 (CA Consumer Finance SA/Bakkaus en Bonato) zijn de verklaringen van de consument slechts toereikend indien zij vergezeld gaan van bewijsstukken. Dergelijke bewijsstukken heeft ICS niet opgevraagd.
15. De kredietovereenkomst tussen partijen bestaat uit een zogenaamde card carrier. Op de voorzijde van de “card carrier” is de creditcard met een plakstrip bevestigd en op de achterzijde staan de algemene voorwaarden afgedrukt. Door ingebruikname van de creditcard komt volgens ICS de overeenkomst tot stand. Een nadere akte wordt hiervan niet opgemaakt.
16. Deze wijze van contracteren voldoet naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de wettelijke vereisten van een kredietovereenkomst. In artikel 7:61 BW lid 1 is bepaald welke informatie de kredietgever-aan de kredietnemer dient te verstrekken. De kredietovereenkomst dient op duidelijke en beknopte wijze de in lid 2 van dit artikel genoemde gegevens te vermelden. Het is voor de consument van wezenlijk belang dat hij vòòr de sluiting van de overeenkomst kennis neemt van alle contractvoorwaarden en de gevolgen voor sluiting van de overeenkomst. Op basis van die informatie kan [gedaagde] namelijk beslissen of hij contractueel gebonden wenst te zijn (RWE Vertrieb HvJ EU 21 maart 2013 C-92/11 en Kásler HvJ EU 30 april 2014 C-26/13).Op de “card carrier” of op de achterzijde vermelde algemene voorwaarden staat echter het soort krediet niet vermeld. Het totale kredietbedrag staat ook niet vermeld in de cardcarrier. Voorts ontbreekt een duidelijke waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling. Bovendien zijn de bepalingen van de algemene voorwaarden MasterCard classic opgesteld voor creditcards met en zonder gespreid betalen faciliteit, zodat zonder nadere toelichting – die in de “card carrier” ontbreekt – voor de consument niet aanstonds duidelijk is welke voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn.
17. Nu ICS haar wettelijke (pre-) contractuele informatieverplichtingen niet is nagekomen en de kredietwaardigheid van [gedaagde] niet toereikend heeft getoetst zal de kantonrechter de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve vernietigen.Dit betekent dat [gedaagde] op grond van artikel 6:203 BW het geleende geld zonder rente en kosten moet terugbetalen en ICS de door [gedaagde] gedane betalingen aan rente en kosten moet terugbetalen.
17. Uit de door partijen overgelegde stukken, waaronder de bankrekening afschriften van [gedaagde] en de afschriften van creditcardrekening over de periode van 29 december 2014 tot en met 27 april 2015 blijkt dat [gedaagde] in totaal € 2.507,88 aan betalingen en kasopnames heeft geleend van ICS en dat [gedaagde] totaal € 184,93 (€ 50,00 op 21 januari 2015, € 44,93 op 20 februari 2015 en € 90,00 op 5 oktober 2016) heeft betaald.
Dit houdt in dat [gedaagde] aan ICS een bedrag van € 2.507,88 dient te betalen en dat ICS aan [gedaagde] een bedrag van € 184,93 moet terug betalen.
19. Gelet op de - door ICS niet betwiste - omstandigheid dat [gedaagde] thans geen inkomsten heeft en hij door terugbetaling van het geleende bedrag ineens als gevolg van de vernietiging van de overeenkomst mogelijk in financiële problemen kan komen, zal de kantonrechter navolgende betalingsregeling vaststellen.
19. Gelet op de uitkomst van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen proceskosten draagt.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ICS van € 2.507,88, te voldoen in termijnen van € 50,00 per maand voor het eerst op 1 september 2017;
veroordeelt ICS tot betaling van € 184,93 aan [gedaagde] ;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.