HR, 31-03-2015, nr. 13/02812
ECLI:NL:HR:2015:773
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31-03-2015
- Zaaknummer
13/02812
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:773, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑03‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:350, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:350, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑02‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:773, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0164
Uitspraak 31‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Art. 437.2 Sv. Verdachte wordt n-o verklaard, nu verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen.
Partij(en)
31 maart 2015
Strafkamer
nr. 13/02812
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 5 juni 2013, nummer 21/001905-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2015.
Conclusie 17‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Art. 437.2 Sv. Verdachte wordt n-o verklaard, nu verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen.
Nr. 13/02812 Zitting: 17 februari 2015 | Mr. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, heeft bij arrest van 5 juni 2013 de verdachte ter zake van “medeplegen van witwassen” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het hof het in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 10.000,- verbeurd verklaard.
2. Deze zaak hangt samen met zaaknummer 13/02808. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld.
4. De aanzegging als bedoeld in art. 435 Sv is op 3 september 2013 aan de verdachte in persoon betekend. De in het tweede lid van art. 437 Sv gestelde termijn van twee maanden liep af op 4 november 2013. Er is gedurende deze termijn geen schriftuur houdende middelen van cassatie binnengekomen.
5. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
6. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG