Einde inhoudsopgave
Besluit op het notarisambt
Artikel 2 [Opleiding]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
27-09-2012, Stb. 2012, 459 (uitgifte: 12-10-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2012, Stb. 2012, 568 (uitgifte: 22-11-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Notaris
Juridische beroepen / Tuchtrecht
Het in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de wet bedoelde afsluitend examen op het gebied van het recht, dat met goed gevolg afgelegd moet worden om in aanmerking te kunnen komen voor benoeming tot notaris of om het beroep van kandidaat-notaris te kunnen uitoefenen, omvat de volgende onderdelen:
- a.
grondige kennis van en inzicht in de volgende onderdelen van het burgerlijk recht — mede in hun onderlinge samenhang —:
- 1°
het personen- en familierecht, in het bijzonder het huwelijksvermogensrecht;
- 2°
het ondernemingsrecht, in het bijzonder het rechtspersonen- en vennootschapsrecht;
- 3°
het vermogensrecht;
- 4°
het recht met betrekking tot registergoederen;
- 5°
het erfrecht, en
- 6°
het internationaal privaatrecht, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;
- b.
grondige kennis van en inzicht in het executierecht alsmede kennis van en inzicht in het burgerlijk procesrecht, beslag- en faillissementsrecht, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;
- c.
grondige kennis van en inzicht in het belastingrecht, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;
- d.
kennis van en inzicht in het bestuursrecht, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening;
- e.
grondige kennis van en inzicht in het recht met betrekking tot het notariaat, in het bijzonder de wet;
- f.
kennis van en inzicht in bedrijfseconomie, voor zover van belang voor de notariële praktijkuitoefening, en
- g.
schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid in de vorm van een scriptie of een andere gelijkwaardige, schriftelijke, onderzoeksprestatie op juridisch gebied.