Rb. Haarlem, 25-09-2002, nr. 178890
ECLI:NL:RBHAA:2002:AF6083
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
25-09-2002
- Zaaknummer
178890
- LJN
AF6083
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2002:AF6083, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 25‑09‑2002; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑09‑2002
Inhoudsindicatie
-
RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
datum beschikking: 25 september 2002
De kantonrechter heeft in de zaak van :
de besloten vennootschap PROMECH SORTING SYSTEMS B.V.
te Bentveld,
verzoekster,
gemachtigde: mr. B.D. Roelink,
t e g e n :
[VERWEERDER],
te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. G.A.C. Enkelaar,
de navolgende beschikking gegeven.
RECHTSOVERWEGINGEN.
de procedure
1. Op 8 juli 2002 is ter griffie van de sector kanton van Promech een verzoekschrift ontvangen ex art. 390 Rv. Dat verzoekschrift strekt tot herroeping van de tussen partijen op 27 maart 2002 gegeven beschikking ontbinding arbeidsovereenkomst, doch enkel voorzover het betreft de daarbij aan [VERWEERDER] ten laste van Promech toegekende vergoeding ex art. 7:685, lid 8 BW.
[VERWEERDER] heeft een verweerschrift ingediend, welk verweerschrift op 9 september 2002 ter griffie is binnengekomen.
2. De behandeling van het verzoek heeft plaats gevonden op 12 september 2002. Partijen hebben daar hun standpunten nog eens toegelicht en door hun gemachtigden doen toelichten.
Mr. Hilberdink, mr. Enkelaar vervangende, heeft zich bediend van pleitaantekeningen.
Door de griffier zijn van het ter zitting verhandelde aantekeningen gemaakt.
Bij het afsluiten van de zitting is uitspraak bepaald op heden.
de feiten
3. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan. Bij beschikking van 27 maart 2002 heeft, op verzoek van [VERWEERDER], de kantonrechter te Haarlem die overeenkomst per 16 april 2002 ontbonden. Bij gelegenheid van die ontbinding is [VERWEERDER] ten laste van Promech een vergoeding groot € 53.602,79 toegekend.
De behandeling van het door [VERWEERDER] ingediende ontbindingsverzoek heeft plaats gehad op
18 maart 2002.
4. [VERWEERDER] is per 17 april 2002 in dienst getreden bij Eurosort. Al voor de behandeling van het door [VERWEERDER] ingediende ontbindingsverzoek, had de heer [X] van Eurosort [VERWEERDER] benaderd met de vraag of hij belangstelling had om bij Eurosort te komen werken. Van dat contact is door [VERWEERDER] noch door zijn gemachtigde ter zitting van 18 maart 2002 melding gemaakt. De kantonrechter en ook Promech of haar gemachtigde hebben ter zitting van
18 maart 2002 niet aan [VERWEERDER] gevraagd of hij bezig was met het zoeken naar een andere baan en zo ja in welk stadium de contacten dienaangaande waren.
De gemachtigde van [VERWEERDER] heeft ter zitting van 18 maart 2002, bij het bepleiten van een vergoeding ex art. 7:685, lid 8 BW aangegeven "dat gezien de leeftijd van [VERWEERDER], de kans groot was dat [VERWEERDER] moeilijk aan de bak zou komen". De gemachtigde van [VERWEERDER] wist van voormeld contact tussen [VERWEERDER] en Eurosort.
het verzoek
5. Promech is de mening toegedaan dat de toekenning van een vergoeding aan [VERWEERDER] bij meergenoemde beschikking van 27 maart 2002, berust op door [VERWEERDER] gepleegd bedrog. Volgens Promech had [VERWEERDER] de baan bij Eurosort reeds op zak op het moment dat het verzoekschrift ter zitting van 18 maart 2002 werd behandeld. Het feit dat [VERWEERDER] van 15 t/m 20 april 2002 op de stand van Eurosort heeft gestaan op de Hannover Messe en daar belangstellenden voor het daar door Eurosort getoonde te woord heeft gestaan, wijst daar volgens Promech ook op. [VERWEERDER] had volgens Promech van een en ander melding moeten maken.
het verweer
6. [VERWEERDER] bestrijdt het verzoek van Promech. Volgens hem is van bedrog of arglist geen sprake. Er was ten tijde van de zitting op 18 maart 2002 nog geen concreet zicht op een baan bij Eurosort. Weliswaar was [VERWEERDER] door [X] van Eurosort benaderd, maar [VERWEERDER] heeft dat contact afgehouden zolang er over de afloop van de door [VERWEERDER] aangespannen ontbingsprocedure nog geen duidelijkheid was. Overigens, vergelijkbare contacten als met Eurosort bestonden er voor 18 maart 2002 ook met twee andere bedrijven, te weten Schonenberger en Hexapole. Pas na 27 maart 2002, de datum van de ontbindingsbeschikking, is het contact met Eurosort opgepakt. Eerst op 29 april 2002 is [VERWEERDER] met Eurosort tot overeenstemming gekomen. De arbeidsovereenkomst is daarop met terugwerkende kracht ingegaan. [VERWEERDER]s aanwezigheid op de Hannover Messe was enkel bedoeld om [VERWEERDER] een indruk van Eurosort te laten krijgen en om te zien of Eurosort iets voor hem was.
beoordeling van het verzoek
7. Promech baseert haar verzoek op door [VERWEERDER] in het geding gepleegd bedrog, waarmee met "het geding" bedoeld wordt de procedure die strekte tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst die destijds tussen partijen heeft bestaan en welke procedure is uitgemond in de beschikking van 27 maart 2002. Bedrog als hier bedoeld strekt verder dan het begrip bedrog in art. 3:44 BW. Ook het verzwijgen van feiten die tot een voor Promech gunstige(re) afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden, is als bedrog in de zin van art 390 jo art. 382 Rv. aan te merken.
8. Uit niets blijkt dat [VERWEERDER] ten tijde van de zitting op 18 maart 2002 zicht had op een concrete baan. In zoverre viel er aan de kant van [VERWEERDER] op die zitting niets te melden. Die situatie is echter gekunsteld. Immers, [VERWEERDER] was al voor de zitting van 18 maart 2002 benaderd door potentiële werkgevers die (meer dan) serieuze belangstelling hadden voor [VERWEERDER] als werknemer als het dienstverband van [VERWEERDER] met Promech tot een einde gekomen zou zijn. [VERWEERDER] zegt op advies van zijn gemachtigde die contacten in de wacht te hebben gezet, maar waarom? [VERWEERDER] wil immers, naar hij zelf verklaard heeft, tot zijn pensioen graag op de arbeidsmarkt actief blijven om bij gebreke van andere voorzieningen, in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien.
[VERWEERDER] heeft met het oog op de zitting van 18 maart 2002 een momentopname gecreëerd die een onjuist beeld geeft van de situatie waarin [VERWEERDER] toen werkelijk verkeerde. Het mag dan zo zijn dat [VERWEERDER] ten tijde van de zitting op 18 maart 2002 nog geen concreet zicht had op een bepaalde baan, maar de weg naar de baan bij Eurosort was in ieder geval zo kort en eenvoudig dat [VERWEERDER] al medio april jl. in de stand van Eurosort op de Hannover Messe stond. [VERWEERDER] lijkt op 18 maart 2002 banen voor het uitkiezen te hebben gehad en heeft daar na 27 maart 2002 ook direct werk van gemaakt. Tegen die achtergrond had van de kant van [VERWEERDER] ter zitting van 18 maart 2002 niet aangevoerd mogen worden "dat gezien de leeftijd van [VERWEERDER], de kans groot was dat [VERWEERDER] moeilijk aan de bak zou komen".
9. De kantonrechter is zand in de ogen gestrooid. Was de ware stand van zaken aan de kantonrechter bekend geweest dan is geenszins uitgesloten te achten dat [VERWEERDER] geen, althans een lagere vergoeding zou zijn toegekend dan uiteindelijk toegekend is. Zoals in de beschikking opgenomen, is de vergoeding (ondermeer) toegekend als aanvulling op ingevolge sociale verzekeringswetten te ontvangen uitkeringen, een bepaald reële weg, afgaand op hetgeen de advocaat van [VERWEERDER] over de kansen van zijn 62 jarige cliënt heeft opgemerkt. De kantonrechter is van oordeel dat er in dezen aan de kant van [VERWEERDER] sprake is van bedrog als bedoeld in art. 390 jo 382 Rv.
10. Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter op de voet van art. 387 Rv. de zaak met nummer 166638 heropenen, doch enkel voorzover het de vraag betreft of aan [VERWEERDER] ten laste van Promech een vergoeding toegekend moet worden en zo ja, hoe hoog die vergoeding dient te zijn. De zaak zal, voorzover heropend, opnieuw beoordeeld en beslist worden. Partijen krijgen daarbij de gelegenheid hun stellingen en weren te wijzigen en aan te vullen.
11. De kantonrechter verwijst de zaak voor het verdere debat als hiervoor onder 10 bedoeld naar dag en uur als in het dictum aangegeven.
BESLISSING.
De kantonrechter:
alvorens verder te beslissen:
heropent het geding met zaaknummer 166638, doch enkel voorzover het betreft de vraag of [VERWEERDER] ten laste van Promech en vergoeding ex art. 7:685, lid 8 toegekend moet worden en zo ja, hoe hoog die vergoeding dient te zijn,
gelast dat partijen, Promech deugdelijk vertegenwoordigd, al dan niet vergezeld van hun gemachtigde, zullen verschijnen in het gebouw van het kantongerecht, Jansstraat 46 te Haarlem, op dinsdag 12 november 2002 te 11.00 uur, om reden als aangegeven onder 10.,
bepaalt dat verzoeken om uitstel in beginsel alleen in behan-deling worden genomen als door verzoeker het standpunt van de weder-partij wordt bekend gemaakt en de verhinderdata van beide par-tijen en hun eventue-le gemachtigden worden opgegeven; deze verzoeken dienen mini-maal een week voor de vastgestelde zit-tingsdatum op de griffie te zijn ingediend,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mr. S.R. Mellema, kantonrechter, en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van 25 september 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.
N.B. uiteindelijk is geen vergoeding toegekend.