HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2921
Hof Arnhem-Leeuwarden, 21-09-2021, nr. 200.279.825
ECLI:NL:GHARL:2021:8832
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
21-09-2021
- Zaaknummer
200.279.825
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:8832, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 21‑09‑2021; (Hoger beroep)
Uitspraak 21‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Verlenging machtiging uithuisplaatsing, rechtmatigheidstoets, deskundigenrapport NIFP.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
zaaknummer gerechtshof 200.279.825
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 496499)
beschikking van 21 september 2021
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het hoger beroep
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.C. Sneper te Baarn,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in het hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats2] ,verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Erkens te Den Haag,
en
[de pleegouders] ,
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de pleegouders.
1. Het verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Voor het verloop van het geding tot 24 november 2020 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- -
het rapport van het forensisch psychologisch onderzoek van 1 juni 2021;
- -
een ook van deze procedure deel uitmakend journaalbericht van mr. Erkens van 23 juli 2021 met producties;
- -
een ook van deze procedure deel uitmakend journaalbericht van mr. Erkens van 27 juli 2021 met een productie.
1.3
Op 3 augustus 2021 is de mondelinge behandeling voortgezet tegelijkertijd met de mondelinge behandeling in het hoger beroep van de moeder tegen de bestreden beschikking (zaaknummer 200.279.217). Verschenen zijn:
- -
de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- -
[naam1] namens de GI,
- -
de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- -
de pleegouders.
De advocaat van de vader heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
De raad voor de kinderbescherming heeft zich afgemeld voor de mondelinge behandeling.
2. De motivering van de beslissing
2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 24 november 2020, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
Het hof stelt voorop dat de periode waarvoor de machtiging is verleend, is op 13 maart 2021 verstreken. Gelet op het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van haar gezinsleven, heeft de vader een rechtens relevant belang om de rechtmatigheid van de machtiging over de periode tot 13 maart 2021 te laten toetsen en behoort aan hem niet zijn procesbelang te worden ontzegd op de enkele grond dat de periode waarvoor de maatregel gold, inmiddels is verstreken. Het hof zal daarom beoordelen of de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing op goede gronden heeft verlengd.
2.3
In de beschikking van 24 november 2020 heeft het hof het NIFP verzocht een persoonlijkheidsonderzoek bij zowel de moeder als bij de vader af te nemen, waarin ook de pedagogische opvoedvaardigheden van de ouders tezamen en los van elkaar zullen worden betrokken, alsmede de vraag of de ouders in staat zijn te mentaliseren en responsief en sensitief op [de minderjarige] reageren. Het hof heeft daarvoor tien vragen aan het NIFP voorgelegd.
2.4
In het forensisch psychologisch onderzoek (hierna: het onderzoek) is, voor zover hier nu van belang, het volgende te lezen:
“6) Wat zijn de specifieke affectieve en pedagogische vaardigheden van de vader in relatie tot de opvoedingsbehoeften van [de minderjarige] ?
Gekeken naar de opvoedingsvaardigheden van vader, specifiek de affectieve en pedagogische vaardigheden, moet eerst vermeld worden dat hij zeer betrokken is op [de minderjarige] . Vader heeft de grote wens om weer samen met moeder voor [de minderjarige] te morgen zorgen, zoals het voorheen was. Vader is fysiek gezond en er bestaan geen zorgen voor wat betreft alcohol- of drugsgebruik. Hij rookt wel stevig. Vader heeft een woning waar genoeg ruimte is om een kind in te kunnen opvoeden en hoewel hij moet rondkomen van een WIA-uitkering en onder bewindvoering staat, lukt hem dat redelijk, tezamen met eten dat hij krijgt van de Voedselbank. Hij heeft geen schulden.
Op pedagogisch vlak wordt tijdens de interacties geobserveerd dat vader de aandacht van [de minderjarige] kan trekken, hem enigszins kan enthousiasmeren en [de minderjarige] kan volgen in hetgeen hem interesseert. Al spelend probeert vader contact te maken en aan te sluiten bij [de minderjarige] ’s belevingswereld. Vader speelt mee, maar kan de aandacht van [de minderjarige] maar moeilijk vasthouden omdat het hem beperkt lukt om structuur, orde en kaders te creëren. Het gevolg is dat het contact tussen [de minderjarige] en vader vluchtig blijft, niet tot verdieping komt en leermomenten voor [de minderjarige] veelal uit blijven. Vader wordt ook hier gemakkelijk overvraagd. Daarbij blijkt vader beperkt sensitief en responsief te reageren op de ontwikkelingsbehoeften van [de minderjarige] . Het gaat hier om de manier waarop vader signalen van [de minderjarige] opvangt, deze interpreteert en hierop reageert. Passend bij [de minderjarige] ’s leeftijd is bijvoorbeeld de behoefte om te exploreren en te onderzoeken, om dingen zelf te mogen ervaren en nieuwe dingen uit te proberen. Vader kan [de minderjarige] in zijn interesses volgen, maar het lukt vader niet om voor langere tijd en op passende wijze hierop aan te sluiten. In plaats van [de minderjarige] hierin te stimuleren is vader geneigd om [de minderjarige] ’s aandacht te trekken door ‘in te breken’, aandacht te vragen dan wel het spel over te nemen, waardoor [de minderjarige] te weinig ruimte krijgt zelf te onderzoeken wat hij leuk vindt.
Ook de vaardigheid om het gedrag van zichzelf (vader) en de ander ( [de minderjarige] ) te begrijpen, vanuit het besef dat iedereen handelt vanuit zijn eigen gevoelens, verlangens, ideeën en gedachten (mentaliseren) is bij vader onvoldoende ontwikkeld. Hoewel vader er blijk van geeft er zich bewust van te zijn dat [de minderjarige] een individu is met een eigen mind, toont vader weinig inzicht in de belevings- en binnenwereld (gevoelens, wensen, intenties, gedachten) van [de minderjarige] en spiegelt hem daarin niet of onvoldoende. Dit kan [de minderjarige] belemmeren in zijn ontwikkeling, bijvoorbeeld bij het ontplooien van zelfvertrouwen of het aangeven van en leren omgaan met grenzen. Vader geeft weinig feedback op wat hij [de minderjarige] ziet doen en er is weinig dialoog met [de minderjarige] (wel over [de minderjarige] ). Als vader iets interpreteert is dat niet passend bij wat er gebeurt, noch bij de leeftijd van [de minderjarige] waardoor het voor [de minderjarige] niet mogelijk is om te begrijpen wat vader bedoelt.
Op het gebied van verzorging lijkt sensitiviteit en responsiviteit van vader te ontbreken. Gedurende de onderzoeksituatie is zichtbaar geworden dat vader deze taken (vrijwel) geheel aan moeder overlaat.
7) In hoeverre is terugplaatsing van [de minderjarige] bij de vader in het belang van [de minderjarige] ?
Ondanks de fysieke omgevingsmogelijkheden die vader kan bieden en de vaardigheden die hij (zoals beschreven bij het antwoord op vraag 6) ten aanzien van de opvoeding wel beheerst, bestaan er ook grote zorgen aangaande zijn pedagogische, cognitieve en affectieve vaardigheden en zijn onderzoeksters van mening dat terugplaatsing bij vader niet in het belang van de ontwikkeling van [de minderjarige] zal zijn. Voor een nadere toelichting hierop zie de beantwoording van vraag 8.
8) Zijn er (contra)indicaties voor opvoeding en verzorging van [de minderjarige] bij de vader?
Ondanks het beperkt cognitief en adaptief functioneren van vader redt hij het, met ondersteuning van Reinaerde en bewindvoering, om zelfstandig te functioneren. Echter, indien de eisen vanuit de omgeving hoger worden, zoals bij de opvoeding van een kind het geval is, dan is de verwachting dat vader snel uit balans zal raken en hij meer (structurele) ondersteuning en/of bemoeienis nodig zal hebben. Bij oplopende stress en spanning zal vader tevens minder goed in staat zijn om zijn emoties adequaat te reguleren en/of te verhullen, hetgeen niet wenselijk is in het bijzijn van een kind. Kortom, bij een toename van verantwoordelijkheden zal hij continu overvraagd worden op zowel cognitief als psycho-sociaal-emotioneel vlak.
Vader zou leerbaar kunnen zijn, bijvoorbeeld doordat hij door zijn eigen leer-geschiedenis soms cognitief concrete situatie kan overstijgen, maar zijn weerstand ten opzichte van kritiek maakt dat hij advies makkelijk als krenkend ervaart en weinig kan aannemen, waardoor dit niet met zekerheid gezegd kan worden. In ieder geval heeft hij veel meer dan gemiddeld ruimte en tijd nodig om te oefenen. Verwacht wordt dat vader de ontwikkeling van een kind en diens veranderende behoeften, die met de dag kunnen veranderen, niet snel genoeg kan bijbenen, dat vaders opvoedingsvaardigheden achter blijven of te langzaam mee ontwikkelen, en hij daarin overvraagd zal worden. Hij zal met name in cognitieve en praktische zin niet adequaat genoeg kunnen reageren op dat wat [de minderjarige] in de opvoeding nodig heeft. Bijvoorbeeld als het gaat om snel de juiste oplossingen te kunnen bedenken bij problemen, en dan voornamelijk als er snel actie wordt verwacht. Daar komt bij dat vader nieuwe ontwikkelingen binnen de maatschappij niet snel genoeg kan bijhouden of hiertegen ageert. Ook dit is adaptief functioneren. Vader ervaartop dit moment al aardig wat lijdensdruk en uit hier zijn onvrede over. Bij het opvoeden van een kind is het juist belangrijk snel mee te kunnen bewegen, een flexibele houding te kunnen aannemen en het kind te kunnen beschermen tegen risico’s of het hierop voor te bereiden. Iets wat vader niet zal lukken zonder daarbij ondersteuning nodig te hebben.”
2.5
De moeder heeft aangevoerd dat de onderzoekers niet onafhankelijk waren bij het uitvoeren van het onderzoek. De moeder meent bovendien dat het hof de verkeerde vragen aan de deskundige heeft gesteld en dat de onderzoekers onvoldoende overtuigende antwoorden hebben gegeven op de door het hof geformuleerde vragen. Bovendien, zo voert de moeder aan, zijn de gehanteerde onderzoeksinstrumenten onjuist. Ter mondelinge behandeling heeft de vader zich aangesloten bij de (ook schriftelijke) bezwaren van de moeder tegen het onderzoek.
2.6
Het hof overweegt dat voor de rechter een beperkte motiveringsplicht geldt ten aanzien van zijn beslissing om de bevindingen van een deskundige al dan niet te volgen. Wel dient hij bij de beantwoording van de vraag of hij de conclusies waartoe een deskundige in zijn rapport is gekomen, in zijn beslissing zal volgen, alle ter zake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen en op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang te toetsen of aanleiding bestaat van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken. De rechter zal op specifieke bezwaren van een partij moeten ingaan als deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van de zienswijze van de deskundige.1.
2.7
Het hof stelt voorop dat op verzoek van het hof mr. R.F.P. Scheele (laatstgenoemde heeft namens de vader hoger beroep ingesteld) namens de vader bij e-mailbericht van 12 november 2020 heeft ingestemd met de personen van de dan nog te benoemen deskundigen én met de door het hof geformuleerde vragen voor het onderzoek. Het had op de weg van de vader gelegen om op dat moment, of in ieder geval op een moment ruim voorafgaand aan de afronding van het onderzoek, bezwaar te maken tegen de benoeming van de deskundigen of de geformuleerde vraagstelling. Dit is niet gebeurd. De verdere door mr. Sneper geuite twijfels over de deskundigheid van de onderzoekers zijn niet nader onderbouwd, zodat dit geen grond vormt om voorbij te gaan aan de bevindingen en conclusies van de deskundigen. Het hof overweegt bovendien dat de deskundigen hun onderzoeksmethoden uitvoerig nader hebben toegelicht. Deze toelichting komt het hof aannemelijk voor.
De enkele omstandigheid dat de uitkomsten van het onderzoek niet zijn wat de moeder én de vader hiervan hadden verwacht of gehoopt, maakt niet dat het onderzoek ondeugdelijk is verricht en het hof het rapport van de deskundigen niet zou mogen volgen. Het hof gaat daarom aan deze stellingen van de moeder voorbij.
Ook de brief van de [naam2] van 4 juli 2021 die namens de vader is overgelegd leidt niet tot een andere waardering van het NIFP rapport. De conclusies in deze brief zijn opgesteld na alleen lezing van het NIFP rapport en zijn niet gebaseerd op eigen onderzoek door de [naam2] in deze zaak.
2.8
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen is het hof van oordeel dat, anders dan de vader aanvoert, de gronden voor de uithuisplaatsing in de periode vanaf de bestreden beschikking tot 13 maart 2021 aanwezig waren. Uit het onderzoek blijkt dat de vader in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat hij zijn leven redelijk op de rit te heeft, maar dat de zorg voor een kind met voortdurend veranderende behoeften te veel van de vader zal vragen. De vader heeft onvoldoende inzicht in de belevings- en binnenwereld van [de minderjarige] en kan niet goed aansluiten bij en reageren op de ontwikkelingsbehoeften van [de minderjarige] . Daarbij acht het hof van belang dat het voor de vader moeilijk is om tips en adviezen van hulpverlening te accepteren, omdat de vader deze ervaart als krenkend. Het hof neemt deze bevindingen over en is van oordeel dat de uithuisplaatsing in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk was. Dit betekent dat het verzoek in hoger beroep van de vader dient te worden afgewezen.
2.9
Gelet op het voorgaande wijst het hof het verzoek van (ook) de vader om de persoonlijk begeleider van de moeder als getuige te laten horen over de verhoudingen met de hulpverlening, over het kunnen combineren van (complexe) taken, plannen en organiseren en over de emoties in de praktijk als niet ter zake dienend af.
3. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover het de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing betreft, bekrachtigen.
4. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht van 27 februari 2020, voor zover het de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing betreft;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, E.B. Knottnerus en J.H. Lieber, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 21 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 21‑09‑2021