Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2019/1153 tot vaststelling van regels ter vergemakkelijking van het gebruik van financiële en andere informatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van bepaalde strafbare feiten, en tot intrekking van Besluit 2000/642/JBZ van de Raad
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 31-07-2019
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 186 (uitgifte: 11-07-2019, regelingnummer: 2019/1153)
- Inwerkingtreding
31-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 186 (uitgifte: 11-07-2019, regelingnummer: 2019/1153)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
Privacy / Internationaal gegevensverkeer
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van regels ter vergemakkelijking van het gebruik van financiële en andere informatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van bepaalde strafbare feiten, en tot intrekking van Besluit 2000/642/JBZ van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 87, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Vergemakkelijking van het gebruik van financiële informatie is noodzakelijk voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van ernstige strafbare feiten.
- (2)
Om in de lidstaten en de Unie als geheel de veiligheid te vergroten, de vervolging van financiële delicten te verbeteren, het witwassen van geld te bestrijden en fiscale misdrijven te voorkomen, moet de toegang tot informatie voor financiële-inlichtingeneenheden (‘FIE's’) en overheidsinstanties die belast zijn met het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van ernstige vormen van criminaliteit worden verbeterd, zodat zij beter in staat zijn financiële onderzoeken uit te voeren en zodat hun onderlinge samenwerking verbetert.
- (3)
Op grond van artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), dienen de Unie en de lidstaten elkaar bij te staan. Zij moeten zich er ook toe verbinden op een loyale en vlotte wijze samen te werken.
- (4)
In haar mededeling van 2 februari 2016 over een actieplan ter versterking van de strijd tegen de financiering van terrorisme heeft de Commissie toegezegd de mogelijkheid te onderzoeken van een afzonderlijk, op zichzelf staand rechtsinstrument om de toegang van de autoriteiten van de lidstaten tot centrale registers van bank- en betaalrekeningen te verruimen, waaronder de voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten bevoegde autoriteiten, bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen, belastingautoriteiten en corruptiebestrijdingsautoriteiten. Bovendien werd in dat actieplan opgeroepen tot een inventarisatie van de obstakels voor de toegang tot en de uitwisseling en het gebruik van informatie alsmede voor operationele samenwerking tussen FIE's.
- (5)
Het bestrijden van ernstige criminaliteit, met inbegrip van financiële fraude en het witwassen van geld, blijft een prioriteit voor de Unie.
- (6)
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (3) verplicht de lidstaten tot het instellen van centrale registers van bankrekeningen of systemen voor gegevensontsluiting om de tijdige identificatie van houders van bank- en betaalrekeningen en kluizen mogelijk te maken.
- (7)
Krachtens Richtlijn (EU) 2015/849 moet de informatie in dergelijke centrale registers van bankrekeningen rechtstreeks toegankelijk zijn voor FIE's, en ook toegankelijk zijn voor de nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor de voorkoming van het witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering.
- (8)
Onmiddellijke en directe toegang tot de informatie in centrale registers van bankrekeningen is vaak onmisbaar voor het succes van een strafrechtelijk onderzoek of voor de tijdige identificatie, opsporing en bevriezing van daarmee verband houdende vermogensbestanddelen met het oog op de inbeslagname ervan. Directe toegang is de meest onmiddellijke vorm van toegang tot de informatie in centrale registers van bankrekeningen. Deze richtlijn moet daarom regels vastleggen voor de verlening van directe toegang tot informatie in centrale registers van bankrekeningen aan de aangewezen autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten. Indien een lidstaat door middel van een centraal elektronisch systeem voor gegevensontsluiting toegang tot bankrekeninggegevens verleent, dient die lidstaat ervoor te zorgen dat de autoriteit die het ontsluitingssysteem beheert, de zoekresultaten rechtstreeks en ongefilterd aan de aangewezen bevoegde autoriteiten rapporteert. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan kanalen voor het uitwisselen van informatie tussen bevoegde autoriteiten of aan hun bevoegdheden om informatie te verkrijgen van meldingsplichtige entiteiten op grond van het Unie- of het nationale recht. Toegang voor de nationale autoriteit tot informatie in centrale registers voor andere doeleinden dan die van deze richtlijn of in verband met andere strafbare feiten dan degene die door deze richtlijn worden bestreken, valt buiten het toepassingsgebied ervan.
- (9)
Aangezien er in elke lidstaat vele autoriteiten of organen zijn die bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten, en om te zorgen voor evenredige toegang tot financiële en andere informatie in het kader van deze richtlijn, moeten de lidstaten de autoriteiten of instanties aanwijzen die gemachtigd zijn om voor de toepassing van deze richtlijn toegang te hebben tot de centrale registers van bankrekeningen en informatie kunnen opvragen bij FIE's. Bij de uitvoering van deze richtlijn moeten de lidstaten rekening houden met de aard, de organisatorische status, de taken en de prerogatieven van die autoriteiten en organen, zoals vastgelegd in hun nationale recht, en met de bestaande mechanismen voor de bescherming van financiële stelsels tegen het witwassen van geld en terrorismefinanciering.
- (10)
Bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen moeten worden aangewezen vanuit de bevoegde autoriteiten en dienen rechtstreeks toegang te hebben tot de informatie in centrale registers van bankrekeningen wanneer zij zich bezighouden met het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een specifiek ernstig strafbaar feit of het ondersteunen van een specifiek strafrechtelijk onderzoek, inclusief de identificatie, opsporing en bevriezing van vermogensbestanddelen.
- (11)
Voor zover belastingautoriteiten en corruptiebestrijdingsdiensten op grond van het nationale recht bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten, moeten ook zij worden beschouwd als autoriteiten die kunnen worden aangewezen voor de toepassing van deze richtlijn. Andere administratieve onderzoeken dan die welke door de FIE's worden uitgevoerd in het kader van het voorkomen, opsporen en doeltreffend bestrijden van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, dienen buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te vallen.
- (12)
Plegers van strafbare feiten, met name criminele groeperingen en terroristen, zijn vaak in verschillende lidstaten actief, en hun bezittingen, inclusief bankrekeningen, bevinden zich vaak in andere lidstaten. Gezien de grensoverschrijdende dimensie van dergelijke ernstige strafbare feiten, inclusief terrorisme, en de bijbehorende financiële activiteiten, is het voor bevoegde autoriteiten die strafrechtelijke onderzoeken in een lidstaat uitvoeren vaak noodzakelijk om toegang te hebben tot informatie over bankrekeningen in andere lidstaten.
- (13)
De informatie die door de bevoegde autoriteiten uit centrale nationale registers van bankrekeningen is verkregen, kan worden uitgewisseld met de bevoegde autoriteiten in een andere lidstaat overeenkomstig Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad (4), Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) en overeenkomstig toepasselijke gegevensbeschermingsregels.
- (14)
Richtlijn (EU) 2015/849 heeft het juridische kader van de Unie voor de activiteiten van en de samenwerking tussen de FIE's aanzienlijk versterkt, waaronder de beoordeling door de Commissie van de mogelijkheid om een coördinatie- en ondersteuningsmechanisme in te stellen. De juridische status van FIE's verschilt van lidstaat tot lidstaat, van een bestuurlijke of rechtshandhavingsinstanties tot hybride instanties. De bevoegdheden van FIE's omvatten het recht op toegang tot de financiële, administratieve en rechtshandhavingsinformatie die zij nodig hebben om witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering te voorkomen, op te sporen en te bestrijden. Desondanks zijn niet alle specifieke instrumenten en mechanismen waarover de FIE's moeten beschikken om toegang te krijgen tot dergelijke informatie en hun taken te vervullen, in het Unierecht vastgelegd. Aangezien de lidstaten volledig verantwoordelijk zijn voor het opzetten van FIE's en het nemen van beslissingen over de organisatorische aard ervan, hebben verschillende FIE's in uiteenlopende mate toegang tot regelgevingsdatabanken, hetgeen leidt tot onvoldoende uitwisseling van informatie tussen rechtshandhavings- of vervolgingsdiensten en FIE's.
- (15)
Om de rechtszekerheid en de operationele doeltreffendheid te vergroten, moet deze richtlijn regels omvatten ter versterking van het vermogen van de FIE's om met de aangewezen bevoegde autoriteiten in hun lidstaat financiële informatie over en financiële analyses van alle ernstige strafbare feiten uit te wisselen. Meer bepaald moeten FIE's worden verplicht samen te werken met de aangewezen bevoegde autoriteiten van hun lidstaten en tijdig kunnen antwoorden op gemotiveerde verzoeken om financiële informatie of financiële analyse van die aangewezen bevoegde autoriteiten, indien die financiële informatie of financiële analyse in het betrokken geval nodig is en indien dergelijke verzoeken zijn ingegeven door aangelegenheden in verband met het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van ernstige strafbare feiten, met inachtneming van de uitzonderingen bedoeld in artikel 32, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849. Dat vereiste mag geen beletsel vormen voor de autonomie van de FIE's uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/849. Met name moet, in gevallen waarin de gevraagde informatie afkomstig is van de FIE van een andere lidstaat, worden voldaan aan alle beperkingen en voorwaarden die door die FIE worden opgelegd voor het gebruik van die informatie. Voor elk gebruik voor andere dan de oorspronkelijk goedgekeurde doeleinden is de voorafgaande toestemming van die FIE noodzakelijk. FIE's dienen elke weigering om op een verzoek om informatie te antwoorden, naar behoren te motiveren. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de operationele onafhankelijkheid en autonomie van de FIE's uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/849, waaronder de autonomie van de FIE's om voor de toepassing van deze richtlijn uit eigen beweging informatie te verstrekken.
- (16)
Deze richtlijn moet ook een duidelijk omschreven juridisch kader omvatten om de FIE's in staat te stellen door aangewezen bevoegde autoriteiten in hun respectieve lidstaat opgeslagen relevante gegevens op te vragen teneinde het witwassen van geld, daarmee samenhangende basisdelicten en terrorismefinanciering doeltreffend te kunnen voorkomen, opsporen en bestrijden.
- (17)
FIE's moeten trachten om in uitzonderlijke en urgente gevallen, wanneer die informatie of analyse verband houdt met terrorisme of aan terrorisme verbonden georganiseerde criminaliteit, snel financiële informatie of financiële analyses uit te wisselen.
- (18)
Dergelijke uitwisseling mag geen belemmering vormen voor de actieve rol van een FIE uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/849 bij de verspreiding van haar analyse onder andere FIE's wanneer deze analyse feiten, gedragingen of vermoedens van witwassen van geld en terrorismefinanciering onthult die van rechtstreeks belang zijn voor die andere FIE's. Financiële analyse omvat operationele analyse die gericht is op individuele gevallen en specifieke doelen of op passende geselecteerde informatie, afhankelijk van het soort en de omvang van de ontvangen onthullingen en het verwachte gebruik van de informatie na verspreiding, alsmede strategische analyse ten aanzien van trends en patronen op het gebied van witwassen van geld en terrorismefinanciering. Deze richtlijn dient de organisatorische status en rol van de FIE's krachtens het nationale recht van de lidstaten evenwel onverlet te laten.
- (19)
Gezien de gevoeligheid van de financiële gegevens die door de FIE's moeten worden geanalyseerd en gelet op de nodige waarborgen inzake gegevensbescherming, moet deze richtlijn specifiek het soort informatie en de reikwijdte daarvan vastleggen die tussen FIE's onderling, tussen FIE's en aangewezen bevoegde autoriteiten en tussen de aangewezen bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten kan worden uitgewisseld. Deze richtlijn mag de huidige overeengekomen methoden voor gegevensverzameling niet wijzigen. De lidstaten moeten evenwel kunnen beslissen om de reikwijdte van de financiële informatie en bankrekeninginformatie die tussen de FIE's en de aangewezen bevoegde autoriteiten kan worden uitgewisseld, te vergroten. Ook moeten zij financiële informatie en bankrekeninginformatie met het oog op het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten die geen ernstige strafbare feiten zijn, gemakkelijker toegankelijk kunnen maken voor de aangewezen bevoegde autoriteiten. Deze richtlijn mag niet afwijken van de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming.
- (20)
Op grond van de specifieke bevoegdheden en taken van het bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (6) opgerichte Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (‘Europol’), zoals vastgesteld in die verordening, biedt Europol steun aan grensoverschrijdende onderzoeken van de lidstaten naar witwasactiviteiten van transnationale criminele organisaties. In dat verband moet Europol de lidstaten in kennis stellen van alle informatie en alle verbanden tussen strafbare feiten die hen betreffen. Volgens die Verordening zijn de nationale Europol-eenheden de contactorganen tussen Europol en de voor het onderzoeken van strafbare feiten bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Om Europol de voor het vervullen van zijn taken benodigde informatie te verschaffen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun FIE's gerechtigd zijn te antwoorden op verzoeken om financiële informatie en financiële analyse die Europol via de nationale Europol-eenheden van die lidstaat of, in voorkomend geval, via rechtstreekse contacten indient. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat hun nationale Europol-eenheid en, in voorkomend geval, hun aangewezen bevoegde autoriteiten, gerechtigd zijn te antwoorden op door Europol ingediende verzoeken om informatie over bankrekeningen. Door Europol ingediende verzoeken dienen naar behoren te worden gemotiveerd. Zij dienen per geval te worden ingediend, binnen de grenzen van de bevoegdheden van Europol en voor de uitoefening van zijn taken. De operationele onafhankelijkheid en autonomie van FIE's mogen niet in gevaar worden gebracht en de beslissing om de gevraagde informatie of analyse te verstrekken moet een bevoegdheid van de FIE blijven. Met het oog op snelle en doeltreffende samenwerking moeten de FIE's tijdig antwoorden op verzoeken van Europol. Overeenkomstig Verordening (EU) 2016/794 moet Europol zijn huidige praktijk voortzetten, namelijk de lidstaten feedback geven over het gebruik dat van de uit hoofde van deze richtlijn verstrekte informatie of analyse wordt gemaakt.
- (21)
In deze richtlijn moet ook rekening worden gehouden met het feit dat, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (7) de gedelegeerd Europese aanklagers van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) onder dezelfde voorwaarden als die welke overeenkomstig de nationale wetgeving in soortgelijke gevallen gelden, alle relevante informatie kunnen verkrijgen die is opgeslagen in nationale strafonderzoeks- en rechtshandhavingsdatabanken en in andere registers van openbare instanties, inclusief centrale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting.
- (22)
Met het oog op nauwere samenwerking tussen de FIE's moet de Commissie in de nabije toekomst een effectbeoordeling uitvoeren om na te gaan of het mogelijk en passend is een coördinatie- en ondersteuningsmechanisme op het niveau van de Europese Unie, zoals een ‘EU FIE’ in te stellen.
- (23)
Om een passend evenwicht tussen efficiëntie en een hoog niveau van gegevensbescherming te bereiken, moeten de lidstaten worden verplicht ervoor te zorgen dat gevoelige financiële informatie waaruit gevoelige gegevens aangaande ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging of vakbondslidmaatschap van een persoon, of van gegevens betreffende gezondheid, seksleven of seksuele gerichtheid van een natuurlijke persoon kan blijken, alleen mag worden verwerkt door specifiek gemachtigde personen en overeenkomstig de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming.
- (24)
Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die worden erkend bij artikel 6 VEU en bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name het recht op de eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op de bescherming van persoonsgegevens, het verbod van discriminatie, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdedigingen het legaliteits- en het evenredigheidsbeginsel inzake strafbare feiten en straffen, alsook de fundamentele rechten en principes zoals bepaald in het internationaal recht en de internationale overeenkomsten waarbij de Unie of alle lidstaten partij zijn, met inbegrip van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en in de grondwetten van de lidstaten, op hun respectieve toepassingsgebied.
- (25)
Het is van essentieel belang ervoor te zorgen dat bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn ten volle het recht op de bescherming van persoonsgegevens wordt geëerbiedigd. Verwerking in deze zin is onderworpen aan Verordening (EU) 2016/679(8) en aan Richtlijn (EU) 2016/680(9) van het Europees Parlement en de Raad, op hun respectieve toepassingsgebied. Wat de toegang van de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen tot centrale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting betreft, is Richtlijn (EU) 2016/680 van toepassing, terwijl artikel 5, lid 2, van Besluit 2007/845/JBZ van de Raad (10) niet van toepassing is. Wat Europol betreft, is Verordening (EU) 2016/794 van toepassing. In deze richtlijn moeten specifieke en aanvullende waarborgen en voorwaarden voor de bescherming van persoonsgegevens worden opgenomen met betrekking tot mechanismen voor de verwerking van gevoelige gegevens en het bewaren van gegevens met betrekking tot informatieverzoeken.
- (26)
Krachtens deze richtlijn verkregen persoonsgegevens mogen uitsluitend overeenkomstig de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming door de bevoegde autoriteiten worden verwerkt als dat nodig is voor en in verhouding staat tot de doeleinden van het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van ernstige strafbare feiten.
- (27)
Met het oog op de eerbiediging van het recht op de bescherming van persoonsgegevens en het recht op privacy en om de gevolgen van toegang tot informatie in centrale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting te beperken, is het voorts essentieel voorwaarden voor de beperking van dergelijke toegang op te nemen. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat passend beleid en passende maatregelen inzake gegevensbescherming van toepassing zijn op toegang tot persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten in het kader van deze richtlijn. Alleen bevoegd personeel mag toegang hebben tot informatie die persoonsgegevens bevat en die kan worden verkregen uit centrale registers van bankrekeningen of via authenticatieprocessen. Personeelsleden aan wie toegang tot dergelijke gevoelige gegevens is verleend, moeten een opleiding krijgen over beveiligingspraktijken die in acht moeten worden genomen bij het uitwisselen en verwerken van gegevens.
- (28)
De doorgifte van financiële gegevens aan derde landen en internationale partners voor de doeleinden van deze richtlijn mag alleen worden toegestaan onder de voorwaarden van hoofdstuk V van Verordening (EU) 2016/679 of hoofdstuk V van Richtlijn (EU) 2016/680.
- (29)
De Commissie moet drie jaar na de datum van omzetting, en vervolgens om de drie jaar, verslag uitbrengen over de uitvoering van deze richtlijn. Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(11) moet de Commissie ook een evaluatie van deze richtlijn uitvoeren op basis van informatie die door middel van specifieke monitoringregelingen is verzameld, om de daadwerkelijke effecten van de richtlijn en de behoefte aan verdere maatregelen te beoordelen.
- (30)
Deze richtlijn beoogt ervoor te zorgen dat regels worden vastgesteld om de burgers van de Unie een hoger niveau van veiligheid te bieden door de voorkoming en bestrijding van criminaliteit, overeenkomstig artikel 67 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Door hun grensoverschrijdende aard treffen terroristische en criminele bedreigingen de Unie als geheel, zodat een Uniebreed antwoord vereist is. Als bankrekeninginformatie en financiële informatie in een lidstaat niet efficiënt wordt gebruikt, zou dit door criminelen (kunnen) worden uitgebuit, hetgeen gevolgen kan hebben in een andere lidstaat.
- (31)
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van de toegang tot informatie door FIE's en overheidsinstanties verantwoordelijk voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van ernstige strafbare feiten, het vergroten van hun capaciteit om financiële onderzoeken te verrichten en de samenwerking tussen hen te verbeteren, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden, beter op het niveau van de Unie kan worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (32)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn wat betreft de machtiging van de lidstaten om inzake aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van hoofdstuk II van deze richtlijn overeenkomsten met derde landen die overeenkomstsluitende partijen zijn bij de Europese Economische Ruimte zijn, voorlopig toe te passen of dergelijke overeenkomsten te sluiten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12).
- (33)
Besluit 2000/642/JBZ van de Raad moet worden ingetrokken omdat het onderwerp ervan wordt geregeld door andere rechtshandelingen van de Unie, zodat dit besluit niet langer nodig is.
- (34)
Overeenkomstig artikel 3 van Protocol Nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat gehecht is aan het VEU en het VWEU, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland kennisgegeven van hun wens om aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn deel te nemen.
- (35)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol Nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken.
- (36)
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (13) en heeft op 10 september 2018 een advies uitgebracht,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 367 van 10.10.2018, blz. 84.
Standpunt van het Europees Parlement van 17 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 juni 2019.
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 89).
Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (‘EOM’) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven (PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).