Hof Leeuwarden, 22-12-2006, nr. 24-001062-06
ECLI:NL:GHLEE:2006:BC7979
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
22-12-2006
- Magistraten
Mrs. K. Lahuis, J.M. Rowel-van der Linde, O. Anjewierden
- Zaaknummer
24-001062-06
- LJN
BC7979
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2006:BC7979, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 22‑12‑2006
Uitspraak 22‑12‑2006
Mrs. K. Lahuis, J.M. Rowel-van der Linde, O. Anjewierden
Partij(en)
Arrest van 22 december 2006 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 19 juni 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis in eerste aanleg vernietigt en de zaak terugverwijst naar de politierechter in de rechtbank Assen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De politierechter heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard, omdat verdachte vlak voor de zitting in eerste aanleg het land was uitgezet en derhalve geen gebruik heeft kunnen maken van zijn aanwezigheidsrecht. Het openbaar ministerie is van oordeel dat dit een onjuiste beslissing is, en de advocaat-generaal heeft in hoger beroep dan ook betoogd dat de zaak dient te worden verwezen naar de politierechter, om daar alsnog inhoudelijk te worden behandeld. Het hof deelt het standpunt van de advocaat-generaal en overweegt daaromtrent het navolgende.
De inleidende dagvaarding is aan verdachte in persoon betekend. Verdachte was dus op de hoogte van de zitting in eerste aanleg. Vervolgens is verdachte, in verband met zijn illegale verblijf in Nederland, vlak voor de zitting het land uitgezet. Voor verdachte was het vervolgens op grond van het vreemdelingenrecht mogelijk een tijdelijke ontheffing te verkrijgen om de zitting te kunnen bijwonen. Niet is gebleken dat verdachte heeft getracht een dergelijke ontheffing te verkrijgen en bovendien heeft hij niet verzocht de behandeling van de zaak aan te houden. Verdachte had dus wel degelijk gebruik kunnen maken van zijn aanwezigheidsrecht. Dat hij dit niet gedaan heeft dient niet voor rekening van het openbaar ministerie te komen. Het openbaar ministerie is in eerste aanleg derhalve onterecht niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de zaak dient te worden verwezen naar de politierechter in de rechtbank Assen, teneinde met inachtneming van dit arrest, na hernieuwde oproeping van de verdachte het onderzoek opnieuw aan te vangen en deze zaak voor wat betreft het ten laste gelegde feit op de bestaande dagvaarding opnieuw te berechten en af te doen.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verwijst de zaak naar de politierechter in de rechtbank te Assen, teneinde, met inachtneming van dit arrest, na hernieuwde oproeping van de verdachte het onderzoek opnieuw aan te vangen en deze zaak voor wat betreft het ten laste gelegde feit op de bestaande dagvaarding opnieuw te berechten en af te doen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. J.M. Rowel-van der Linde en mr. O. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Moeke als griffier.