Belastingblad 2021/318
Rechtbank zet in algemene zin uiteen hoe beroepsgronden over ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’ in WOZ-zaken in verschillende situaties worden beoordeeld.
Rb. Midden-Nederland 05-07-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2890, m.nt. J.C. Scherff
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
5 juli 2021
- Magistraten
Mrs. N.M.H. van Ek, Y.N.M. Rijlaarsdam, K. de Meulder
- Zaaknummer
UTR 20/3677
- Noot
J.C. Scherff
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS281419:1
- Vakgebied(en)
Waardering onroerende zaken (V)
Bestuursprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBMNE:2021:2890, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 05‑07‑2021
Essentie
Rechtbank zet in algemene zin uiteen hoe beroepsgronden over ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’ in WOZ-zaken in verschillende situaties worden beoordeeld.
Uitspraak
Uitspraak
in de zaak tussen
[eiser] uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: J. van Herk)
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder
(gemachtigde: J. van Drie).
Procesverloop
In de beschikking van 28 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 259.000,- naar de waardepeildatum 1 januari ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.