NJB 2023/682:Prejudiciële vragen. Hoofdelijke aansprakelijkheid. Draagplicht. De vraag wie de schuld aangaat. Zustervennootschap. Direct en indirect profijt. Een bank heeft leningen verstrekt aan een vennootschap. Een zustervennootschap heeft zich hoofdelijk verbonden tot terugbetaling van de leningen. Hoge Raad: De vraag hoe moet worden bepaald voor welk gedeelte de schuld de hoofdelijke medeschuldenaar ‘aangaat’ in de zin van art. 6:10 BW, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Wanneer een lening of krediet is verstrekt aan een vennootschap en een andere (zuster)vennootschap zich hoofdelijk heeft verbonden tot terugbetaling van de lening of het krediet, kan bij de bepaling van de onderlinge draagplicht en de in dat kader te beantwoorden vraag wie de schuld aangaat, betekenis toekomen aan het feit dat de andere (zuster) vennootschap direct of indirect profijt heeft gehad van de lening of het krediet.