NJ 2021/9
Verbintenissenrecht. Verrekening; beoordeling bevoegdheid t.t.v. verklaring; werking verklaring; afwijzing verrekening o.g.v. art. 6:136 BW; taak rechter.
HR 11-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2005
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 december 2020
- Magistraten
Mrs. G. Snijders, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
19/03430
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS250581:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Verbintenissenrecht / Overgang en tenietgaan verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:2005, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:480, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑05‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑07‑2019
- Wetingang
Art. 6:127, 6:129, 6:136 BW
Essentie
Verbintenissenrecht. Verrekening; beoordeling bevoegdheid t.t.v. verklaring; werking verklaring; afwijzing verrekening o.g.v. art. 6:136 BW; taak rechter.
Samenvatting
Bij de beoordeling van een beroep op verrekening als bedoeld in art. 6:127 BW, gaat het erom of de schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening zoals bedoeld in art. 6:127 lid 2 BW heeft op het moment dat hij aan de schuldeiser verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent. Indien dat op dat moment het geval is, gaan op grond van art. 6:127 lid 1 BW beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijk beloop ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.