Hof 's-Hertogenbosch, 29-03-2006, nr. 20-004443-04
ECLI:NL:GHSHE:2006:AV7915
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
29-03-2006
- Zaaknummer
20-004443-04
- LJN
AV7915
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2006:AV7915, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 29‑03‑2006; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2006/210
Uitspraak 29‑03‑2006
Inhoudsindicatie
Bewijskracht van een aankondiging van beschikking tezamen met electronische invoer. De aankondiging van beschikking (opgemaakt door verbalisant 1) is geen proces-verbaal in de zin van art. 153 Wetboek van Strafvordering, omdat dat stuk niet op ambtseed of op ambtsbelofte is opgemaakt. Het vervolgens midddels ectronische invoer opgemaakte proces-verbaal (door verbalisant 2) vermeldt de woorden "op ambtseed, [verbalisant 1]". Het stuk bevat niet de handtekening van [verbalisant 1], wel de naam en handtekening van [verbalisant 2]. Het hof is van oordeel dat de aankondiging de bewijswaarde heeft van een ander geschrift in de zin van art. 344 lid 1 onder 5 Wetboek van Strafvordering. Aldus kan het tenlastegelegde feit alleen bewezen worden indien er ander bewijs is dat de aankondiging in voldoende mate ondersteunt. Dergelijk ander bewijs is er niet. Het proces-verbaal van [verbalisant 2] ondersteunt op geen enkele wijze de waarneming van [verbalisant 1] in de aankondiging, nu het een afgeleide van dezelfde bron is.
Parketnummer: 20-004443-04
Uitspraak : 29 maart 2006
VERSTEK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter 's-Hertogenbosch van 19 juli 2004 in de strafzaak met parketnummer 01-500268-04 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis, waarvan beroep, zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 45,--, bij niet betalen te vervangen door één dag hechtenis.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust, met dien verstande dat het hof dit vonnis aanvult met de hiernavolgende motivering van de vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 juli 2003 te Uden, binnen de bebouwde kom op of aan de weg, Oranjestraat, althans op of aan een weg, zijn natuurlijk behoefte heeft gedaan buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Vrijspraak
1.1. Het hof zal verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde. Het overweegt daartoe als volgt.
1.2. De feiten.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij op de weg zijn natuurlijke behoefte gedaan heeft buiten een daarvoor bestemde plaats.
Vast staat dat opsporingsambtenaar [verbalisant 1] een aankondiging van beschikking heeft opgemaakt (in niet-juridische taal: een bon heeft geschreven) waarin hij als zijn waarneming heeft opgenomen dat verdachte op een weg zijn natuurlijke behoefte deed. Deze aankondiging is door hem gedagtekend en ondertekend. Op de aankondiging komen niet de woorden voor: "opgemaakt op ambtseed/ambtsbelofte"
Vervolgens is deze aankondiging elektronisch ingevoerd door opsporingsambtenaar [verbalisant 2] en uitgeprint. Boven het geprinte stuk staan de woorden: "proces-verbaal". Aan het slot staan de woorden "op ambtseed, [verbalisant 1], agent". Het stuk bevat niet de handtekening van agent [verbalisant 1].
Onder laatstgenoemde woorden is een stempel geplaatst, met de tekst: "Elektronische invoer conform bijgaand concept-proces-verbaal, zijnde een brondocument waarin de verbalisant zijn bevindingen heeft vastgelegd en ondertekend. Gecontroleerd en getekend voor akkoord. De buitengewoon opsporingsambtenaar van politie." Hieronder is de naam [verbalisant 2] vermeld en de handtekening van [verbalisant 2] geplaatst.
Buiten de genoemde aankondiging en het geprinte stuk zijn er geen bewijsmiddelen in deze zaak.
1.3. Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft in navolging van de officier van justitie de volgende stellingen betrokken:
2. het ontbreken op de aankondiging van de woorden "op ambtseed/ambtsbelofte" leidt er op grond van HR 27 januari 1998, NJ 1998, 573 niet toe dat aan dat stuk de bewijskracht van art. 344 lid 2 Wetboek van Strafvordering ontbeert;
3. de aankondiging en het geprinte stuk vormen samen een proces-verbaal waaraan de bewijskracht van art. 344 lid 2 Wetboek van Strafvordering toekomt.
1.4. Het oordeel van het hof
1.4.2. Het genoemde arrest van de Hoge Raad maakt dit oordeel niet anders, omdat dat arrest op een wezenlijk andere situatie ziet. Daarin kwam namelijk bij de bespreking van het vijfde middel de vraag aan de orde of de vaststelling van het hof dat bepaalde processen-verbaal van de CID niet in alle opzichten voldeden aan de vereisten van art. 152 en art. 153 Wetboek van Strafvordering tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie moest leiden. De door het hof vastgestelde gebreken waren - zeer verkort weergegeven - dat in sommige processen-verbaal van de CID de informatie die bij de CID was binnengekomen in samenvattende vorm was weergegeven. Ter beoordeling van het vijfde middel gaf de Hoge Raad als zijn oordeel dat de wet geen rechtsgevolgen verbindt aan de niet-naleving van het bepaalde in de art. 152 en 153 Wetboek van Strafvordering en oordeelde vervolgens dat het hof terecht aan de vastgestelde gebreken niet het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid heeft verbonden.
Aldus heeft de Hoge Raad zich niet uitgelaten over de vraag welke bewijskracht een geschrift heeft dat niet op ambtseed/ambtsbelofte is opgemaakt .
1.4.3. Naar het oordeel van het hof vormen de aankondiging en het geprinte stuk samen niet een proces-verbaal waaraan de bewijskracht toekomt dat verdachte het tenlastegelegde feit begaan heeft. Zoals in nummer 1.4.1. is uiteengezet is de aankondiging geen proces-verbaal. Het geprinte stuk is wel een proces-verbaal, maar de bewijswaarde daarvan strekt zich louter uit tot het feit dat het geprinte stuk juist weergeeft wat er op de aankondiging staat. Meer niet, en derhalve ook niet tot de waarneming van agent [verbalisant 1]. Ten aanzien van het tenlastegelegde feit bestaat er derhalve alleen als bewijs: de aankondiging. Het proces-verbaal van [verbalisant 2] voegt daar niets aan toe.
1.4.4. Het hof is van oordeel dat de aankondiging de bewijswaarde heeft van een ander geschrift in de zin van art. 344 lid 1 onder 5 Wetboek van Strafvordering. Aldus kan het tenlastegelegde feit alleen bewezen worden indien er ander bewijs is dat de aankondiging in voldoende mate ondersteunt. Dergelijk ander bewijs is er niet. Het proces-verbaal van [verbalisant 2] ondersteunt op geen enkele wijze de waarneming van agent [verbalisant 1] in de aankondiging, nu het een afgeleide van dezelfde bron is.
Beslissing
Bevestigt het vonnis, waarvan beroep.
Aldus gewezen door
mrs. C.H.W.M. Sterk, J.W. de Ruijter en F. van Beuge, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tent, griffier,
en op 29 maart 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
??
??
??
??
- 4 - 20-004443-04