Hof 's-Gravenhage, 18-12-2008, nr. 09-408282-07, nr. 22-001139-08
ECLI:NL:GHSGR:2008:BH6382
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
18-12-2008
- Magistraten
Mrs. S.K. Welbedacht, C.M. le Clercq-Meijer, E. Bos
- Zaaknummer
09-408282-07
22-001139-08
- LJN
BH6382
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2008:BH6382, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 18‑12‑2008
Uitspraak 18‑12‑2008
Mrs. S.K. Welbedacht, C.M. le Clercq-Meijer, E. Bos
Partij(en)
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's‑Gravenhage van 18 februari 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1965,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 4 december 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat het openbaar ministerie ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging. De advocaat-generaal vordert voorts dat het hof om doelmatigheidsredenen, met voorbijgaan aan het in artikel 423 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering bepaalde, de zaak zelf zal afdoen en de verdachte van het tenlastegelegde zal vrijspreken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
In het vonnis waarvan beroep wordt door de politierechter een aantal tekortkomingen bij de strafvervolging gesignaleerd, die de politierechter tot de conclusie hebben gebracht dat er strijd is met de letter en geest van artikel 6, derde lid, van het EVRM. Daaraan is het gevolg verbonden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn vervolging is verklaard.
Het hof kan zich, met de advocaat-generaal, niet met het oordeel van de politierechter verenigen.
De verdachte, die geen rechtmatig verblijf in Nederland had en volgens opgave van de vreemdelingenpolitie ongewenst vreemdeling is, is in de periode tussen haar aanhouding op 16 december 2007 en de behandeling van haar zaak ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 februari 2008 het land uitgezet. Uit opgave van de Koninklijke Marechaussee op Rotterdam Airport blijkt dat de verdachte op 2 januari 2008 is teruggevlogen naar [a-plaats].
Reeds een dag na haar aanhouding, op 17 december 2007 is aan de verdachte in persoon de dagvaarding uitgereikt voor de zitting van 18 februari 2008. Uit het proces-verbaal volgt dat de verdachte de Nederlandse taal voldoende machtig is en dus van de inhoud van de dagvaarding kennis heeft kunnen nemen. Bovendien blijkt dat de verdachte tijdens haar verblijf op het politiebureau is bezocht door haar raadsman mr. Schenkhuizen. Zowel tijdens haar verblijf op het politiebureau als nadien in vreemdelingenbewaring ter fine van uitzetting moet de verdachte dus geacht worden voldoende mogelijkheden te hebben gehad om zich —al dan niet in samenspraak met haar raadsman— voor te bereiden op de ophanden zijnde terechtzitting. Minst genomen had de verdachte, wetende dat haar uitzetting naar het land van herkomst werd voorbereid, desgewenst kunnen aangeven er prijs op te stellen in persoon bij de terechtzitting aanwezig te zijn. Ook had zij haar raadsman kunnen machtigen namens haar ter terechtzitting de verdediging te voeren. Van geen van beide mogelijkheden heeft de verdachte evenwel gebruik gemaakt.
Gezien al deze omstandigheden is naar 's hofs oordeel niet gebleken dat het openbaar ministerie in strijd met de beginselen van een goede procesorde en het bepaalde in artikel 6 EVRM heeft gehandeld. Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in zijn vervolging.
Terugwijzing naar de rechtbank
Nu de politierechter niet heeft beslist over de hoofdzaak, zou op grond van art. 423 lid 2 Wetboek van Strafvordering een terugwijzing naar de rechtbank zijn aangewezen.
Het hof zal in de onderhavige zaak terugwijzing echter achterwege laten, nu dat, gelet op de vordering van de advocaat-generaal, waarmee het hof zich verenigt, niet in het belang van de verdachte is. Het hof zal daarom de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, behoort te worden vrijgesproken.
Beslissing (bij verstek)
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht, mr. C.M. le Clercq-Meijer en mr. E. Bos, in bijzijn van de griffier mr. C.B. Jans.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 december 2008.
Mr. E. Bos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.