Hof Amsterdam, 12-06-2008, nr. 21-002569-07
ECLI:NL:GHAMS:2008:BG1636
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-06-2008
- Magistraten
Mrs. J.M.J. Denie, J.H.C. van Ginhoven, A.E. Harteveld
- Zaaknummer
21-002569-07
- LJN
BG1636
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2008:BG1636, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑06‑2008
Uitspraak 12‑06‑2008
Mrs. J.M.J. Denie, J.H.C. van Ginhoven, A.E. Harteveld
Partij(en)
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 7 juni 2007 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 november 2007 en 29 mei 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. D.M. Penn, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte is op 7 juni 2007 door de rechtbank te Utrecht ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek. Namens verdachte is op 21 juni 2007 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Op 1 oktober 2007 heeft er een pro forma behandeling van de zaak bij dit hof plaatsgevonden, waarna het hof het onderzoek voor bepaalde tijd heeft geschorst.
Op 30 november 2007 heeft er vervolgens een regiezitting plaatsgevonden. Door de raadsvrouw van verdachte, mw. mr. L. Sinoo, is ter zitting verzocht tot het horen van [getuige] als getuige. Het hof heeft in een tussenarrest d.d. 14 december 2007 overwogen dat dit verzoek voor toewijzing vatbaar is en heeft het verhoor van [getuige] opgedragen aan de rechter-commissaris, waarna het onderzoek voor bepaalde tijd wordt geschorst.
Op de zitting van 15 februari 2008 beslist het hof dat het onderzoek, in afwachting van de binnenkomst van de stukken naar aanleiding van de verwijzing, zal worden geschorst voor onbepaalde tijd.
Op 12 februari 2008 is [getuige] in de zaak tegen verdachte door de rechter-commissaris te Utrecht gehoord.
Het hof heeft vervolgens op 23 mei 2008 een fax ontvangen van mw. mr. L. Sinoo waarin zij verzoekt het hoger beroep dat namens verdachte is ingesteld niet-ontvankelijk te verklaren. Verdachte heeft de opgelegde straf inmiddels uitgezeten. De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben voor de zitting telefonisch contact gehad, waarbij door de advocaat-generaal is medegedeeld dat zij zich kan vinden in het standpunt van de verdediging, maar dat de zaak wel officieel dient te worden ingetrokken.
Het hof heeft vervolgens op 27 mei 2008 een akte intrekking rechtsmiddel in deze zaak ontvangen.
De voorzitter van het hof heeft op 28 mei 2008 telefonisch contact opgenomen met mw. mr. L. Sinoo en heeft haar voorgehouden dat er wel iemand ter zitting dient te verschijnen die kan meedelen dat haar cliént van het hoger beroep wil afzien.
Eveneens op 28 mei 2008 ontvangt het hof een fax van mw. mr. L. Sinoo waarin zij meedeelt dat mr. D.M. Penn de zaak van verdachte zal waarnemen en namens verdachte om niet-ontvankelijkverklaring van het ingestelde hoger beroep zal verzoeken.
Het hof oordeelt als volgt over bovenomschreven gang van zaken.
In artikel 453 lid 1 Wetboek van Strafvordering (Sv) is bepaald dat uiterlijk tot de aanvang van de behandeling van het beroep het rechtsmiddel kan worden ingetrokken. In de rechtspraak is dit criterium versoepeld, in die zin dat ook na de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting intrekking van het hoger beroep leidt tot beëindiging van de zaak, mits er nog geen inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden, en het openbaar ministerie daarmee instemt. Uit artikel 415 juncto artikel 284 Sv volgt dat met de behandeling van de zaak inhoudelijk wordt aangevangen na het voordragen van de zaak door het openbaar ministerie.
Het hof stelt voorop dat, gelet op de regiezitting van 30 november 2007, het daaropvolgende tussenarrest van 14 december 2007 en het verhoor van de getuige bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2008, niet gesteld kan worden dat op het moment van intrekken geen enkel onderzoek ten gronde is gedaan.
Echter in deze uitzonderlijke situatie, waarin er al voor de zitting telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen de verdediging en het openbaar ministerie waarbij zij beiden hebben uitgesproken geen belang meer te hebben bij de behandeling van de zaak in hoger beroep, verdachte zijn straf heeft uitgezeten en er nog geen verdere inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden, zal het hof in deze zaak, met aanzienlijke reserve maar in het belang van verdachte, toch beslissen tot een niet-ontvankelijkheid van verdachte. Het hof wil hierbij echter benadrukken dat dit een uitzonderlijke beslissing is, gelet op de omstandigheden van deze zaak en niet kan garanderen dat een vergelijkbaar geval in de toekomst tot eenzelfde beslissing zal leiden.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Aldus gewezen door mr. J.M.J. Denie, voorzitter, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. A.E. Harteveld, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. K.J.F. Roelofs, griffier, en op 12 juni 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.