Hof Amsterdam, 25-03-2008, nr. 23-000109-08
ECLI:NL:GHAMS:2008:BC9168
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
25-03-2008
- Zaaknummer
23-000109-08
- LJN
BC9168
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2008:BC9168, Uitspraak, Hof Amsterdam, 25‑03‑2008; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
JV 2008/319 met annotatie van Thomas Spijkerboer, Edward van Kempen
Uitspraak 25‑03‑2008
Inhoudsindicatie
Het hof is van oordeel dat artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag een vreemdeling niet van strafvervolging vrijwaart indien bij binnenkomst in Nederland op hem de verdenking rust van een commuun strafbaar feit, gepleegd op Nederlands grondgebied, al dan niet in verband met die binnenkomst gepleegd. Voornoemd verdragsartikel mist toepassing nu verdachte geen onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatig verblijf in de zin van bedoeld artikel wordt verweten, doch het bezit van een vervalst paspoort, terwijl verdachte ook overigens zich niet overeenkomstig de eis van hetzelfde artikel onverwijld bij de Nederlandse autoriteiten heeft gemeld, en met gebruikmaking van het vervalste paspoort Nederland binnen wilde komen.
arrestnummer:
parketnummer: 23-000109-08
datum uitspraak: 25 maart 2008
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 21 december 2007 in de strafzaak onder parketnummer 15-830371-07 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 21 december 2007 en op de terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard aangezien artikel 31, eerste lid, van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (hierna te noemen: Vluchtelingenverdrag) in de onderhavige zaak niet van toepassing is. Verdachte heeft het vervalste paspoort in Griekenland gekregen zodat niet kan worden vastgesteld dat hij rechtstreeks uit onveilig gebied is gekomen en dat hij het vervalste reisdocument heeft moeten gebruiken om het land van herkomst veilig te kunnen verlaten, aldus de advocaat-generaal.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank terecht het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de vervolging heeft verklaard. Volgens de raadsman is artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag op verdachte van toepassing aangezien verdachte Nederland met behulp van het vervalste paspoort onrechtmatig is binnengekomen. Daarnaast heeft de raadsman een beroep gedaan op een brief van het Ministerie van Justitie, Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van 24 juli 2007, opgemaakt door [naam], gericht aan Vluchtelingenwerk Nederland waaruit blijkt dat van strafrechtelijke vervolging van asielzoekers wegens het binnenreizen in Nederland met vervalste documenten in beginsel geen sprake is. Griekenland is volgens de raadsman geen veilig land voor verdachte om asiel aan te vragen zodat Nederland het eerste land was waar verdachte een serieuze asielaanvraag heeft kunnen doen.
Subsidiair heeft de raadsman het hof verzocht de zaak aan te houden nu de Nederlandse autoriteiten een zogenaamde ‘Dublinclaim’ bij de Griekse autoriteiten hebben ingediend en een reactie hierop van de Griekse autoriteiten dient te worden afgewacht. De asielaanvraag van verdachte zou immers door de Griekse autoriteiten kunnen worden overgenomen tengevolge waarvan verdachte naar Griekenland terug zou moeten keren, aldus de raadsman.
Ten slotte heeft de raadsman een beroep gedaan op een brief van Maatwerkzaken Schiphol van 5 februari 2008, opgemaakt door [naam], gericht aan het Ministerie van Justitie, Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving waaruit blijkt dat niet strafrechtelijk wordt vervolgd in situaties waarin een verdachte weliswaar in een veilig land heeft verbleven maar daar niet in vrijheid heeft kunnen bewegen en aldaar dus geen asiel heeft kunnen aanvragen, hetgeen bijvoorbeeld voorkomt bij Iraki die door smokkelorganisaties in groepen van 25 à 30 man in een woning in Griekenland worden gestationeerd in afwachting van valse reisdocumenten.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte is op 15 november 2007 op Schiphol aangehouden op verdenking van het in het bezit hebben van een vervalst reisdocument. Verdachte heeft op dezelfde datum tegenover de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij vanuit Athene (Griekenland) naar Nederland is gereisd en dat hij wist dat het paspoort niet klopte omdat hij Irakees is en het paspoort een Bulgaars document was (dossier 0.7). Verdachte heeft het paspoort via vrienden verkregen in Griekenland. Hij heeft 20 à 30 dagen met vier vrienden in Griekenland verbleven in een appartement van een vriend van hem, genaamd [naam].
Artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag luidt: “De Verdragsluitende Staten zullen geen strafsancties, op grond van onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatig verblijf, toepassen op vluchtelingen die, rechtstreeks komend van een grondgebied waar hun leven of vrijheid in de zin van artikel 1 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen werd bedreigd, zonder toestemming hun grondgebied binnenkomen of zich aldaar bevinden, mits zij zich onverwijld bij de autoriteiten melden en deze overtuigen, dat zij geldige redenen hebben voor hun onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatige aanwezigheid”.
Het hof is van oordeel dat artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag een vreemdeling niet van strafvervolging vrijwaart indien bij binnenkomst in Nederland op hem de verdenking rust van een commuun strafbaar feit, gepleegd op Nederlands grondgebied, al dan niet in verband met die binnenkomst gepleegd. Voornoemd verdragsartikel mist toepassing nu verdachte geen onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatig verblijf in de zin van bedoeld artikel wordt verweten, doch het bezit van een vervalst paspoort, terwijl verdachte ook overigens zich niet overeenkomstig de eis van hetzelfde artikel onverwijld bij de Nederlandse autoriteiten heeft gemeld, en met gebruikmaking van het vervalste paspoort Nederland binnen wilde komen.
Daarnaast is het hof noch uit de brief van het Ministerie van Justitie, Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van 24 juli 2007, opgemaakt door [naam], gericht aan Vluchtelingenwerk Nederland, noch anderszins gebleken dat het openbaar ministerie specifieke richtlijnen hanteert ter zake asielzoekers die Nederland binnenreizen met valse documenten, inhoudend dat ten aanzien van hen geen vervolging plaatsvindt indien sprake is van omstandigheden zoals in het onderhavige geval.
Gelet op de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij gedurende 20 à 30 dagen met vier vrienden in een appartement in Athene van een vriend van hem heeft verbleven, acht het hof het niet aannemelijk dat verdachte zich in Griekenland niet vrijelijk heeft kunnen bewegen.
Nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging dient te leiden, is het ontvankelijk in de vervolging.
Het hof wijst af het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de zaak, aangezien een reactie van de Griekse autoriteiten ten aanzien van de zogenaamde ‘Dublinclaim’, gelet op het voorgaande, niet relevant is voor enig te nemen beslissing in deze zaak.
Terugwijzing
Nu de rechtbank te Haarlem ten onrechte niet aan de vragen van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering is toegekomen en de raadsman ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij terugwijzing van de zaak naar voornoemde rechtbank verlangt, zal het hof de zaak terugwijzen naar de rechtbank te Haarlem.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, en doet in zoverre opnieuw recht.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank te Haarlem om recht te doen, met inachtneming van deze uitspraak.
Dit arrest is gewezen door de 1e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.P. Splint, mr. L.A.J. Dun en mr. P. Wagenmakers, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 maart 2008.