Rb. Zwolle-Lelystad, 16-02-2005, nr. 93814/HAZA04-197
ECLI:NL:RBZLY:2005:AS9828
- Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum
16-02-2005
- Zaaknummer
93814/HAZA04-197
- LJN
AS9828
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZLY:2005:AS9828, Uitspraak, Rechtbank Zwolle-Lelystad, 16‑02‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JA 2006/20
GJ 2005/40
Uitspraak 16‑02‑2005
Inhoudsindicatie
Beroepsaansprakelijkheid van anesthesist. In verband met tekortschietende medische verslagging wordt bewijslast omgekeerd.
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Meervoudige handelskamer
Zaaknr/rolnr: 93814 / HA ZA 04-197
Uitspraak: 16 februari 2005
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
procureur mr. C.E. Jeekel,
en
de stichting ISALA KLINIEKEN,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
advocaat mr. J. Meijst-Michels te Rotterdam.
MOTIVERING
De zaak is bij exploit van 23 januari 2004 aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen, waarna de volgende stukken zijn gewisseld:
- een conclusie van antwoord van de zijde van Isala;
- een conclusie van repliek van de zijde van [eiseres];
- een conclusie van dupliek van de zijde van Isala.
Tenslotte is op verzoek van partijen vonnis bepaald.
CONCLUSIES VAN PARTIJEN
De vordering van [eiseres] strekt ertoe, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht te verklaren dat Isala aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade van [eiseres] voortvloeiend uit het medisch verwijtbaar handelen van anaesthesioloog dr. [A], verbonden aan Isala en uit dien hoofde de door haar geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zal moeten vergoeden;
b. Isala te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad EUR 3.774,80 die [eiseres] heeft moeten maken tot het moment van het uitbrengen van de dagvaarding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de kosten van het inschakelen van een medisch adviseur en het opvragen van medische informatie ad EUR 1.466,13;
c. Isala te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Daartegen is door Isala verweer gevoerd met conclusie [eiseres] niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure, voorzover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
MOTIVERING
1 Vaststaande feiten
1.1 Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist -mede gelet op de inhoud van de in zoverre onbestreden bescheiden- het volgende vast.
1.2 [eiseres] (geboren [datum] 1975) is op 24 februari 1999 van haar paard gevallen en heeft daarbij een breuk in de linkerschouder opgelopen. In verband met recidiverende (pijn) klachten na het ongeval is [eiseres] in 1999 en 2000 behandeld in het Sophia Ziekenhuis te Zwolle.
1.3 In november 1999 werd door orthopedisch chirurg Rondhuis besloten tot een kijkoperatie. De operatie vond op 10 februari 2000 plaats onder algehele anesthesie, waarbij door de anesthesioloog [A] een scalenus blokkade wordt gezet tegen de postoperatieve pijn.
1.4 Meteen na de operatie is bij [eiseres] sprake van neurologische stoornissen, als uitvalverschijnselen, gevoelloosheid. [eiseres] wordt om die reden op 14 februari 2000 weer opgenomen op de afdeling neurologie. Bij MRI onderzoek die dag is een myelomalacie (ruggenmergsverweking) zichtbaar op het niveau C6-7. Op 18 februari 2000 wordt [eiseres] ontslagen.
1.5 Na 18 februari 2000 heeft een second-opinion bij de polikliniek neurologie van het UMC Utrecht plaatsgevonden. Sindsdien is [eiseres] onder behandeling van dr. [B] aldaar. Verder staat zij onder behandeling van een revalidatiearts in het Roesingh te Enschede.
1.6 In een brief van 9 augustus 2000 heeft [eiseres] Isala aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade.
1.7 In overleg tussen de medisch adviseurs van [eiseres] en (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) Isala is een expertise verricht door prof. dr. [C] te Amsterdam. Prof. [C] heeft op 21 november 2001 gerapporteerd. Uit zijn rapport volgt dat hij het oordeel heeft gevraagd van prof. dr. [D], hoofd afdeling Anesthesiologie van het VU-ziekenhuis te Amsterdam en dat hij prof. dr. [E], neuroradioloog van het MRI centrum te Amsterdam, heeft gevraagd de bekende MRI en CT scans betreffende [eiseres] te beoordelen. De bevindingen van prof. [E] vormen een bijlage bij het rapport van prof. [C].
1.8 Naar aanleiding van een uitvoerige reactie van de medisch adviseur van Isala, prof. dr. [F], op het rapport van prof. [C] heeft prof. [D] op verzoek van de raadsvrouwe van [eiseres] een rapport d.d. 21 oktober 2002 opgesteld. Prof. [C] heeft in een brief op het rapport van prof. [F] gereageerd. Op een reactie van prof. [F] op het rapport van prof. [D] heeft laatstgenoemde in een brief gereageerd.
1.9 [eiseres] heeft vanaf haar jeugd last van een te grote beweeglijkheid van de gewrichten (hyperlaxiteit), waarvoor zij onder meer enkele malen operaties aan beide handen heeft ondergaan.
2 Standpunten van partijen
2.1 [eiseres] stelt dat de anesthesioloog dr. [A] bij de operatie van 10 februari 2000 medisch verwijtbaar gehandeld heeft door een te diep althans onjuist uitgevoerde scalenus blokkade. Bij het zetten van de blokkade zou de dura zijn aangeprikt, waardoor anestheticum in de ruggenmergvloeistof (liquor) is terechtgekomen. Daardoor zou een beschadiging aan het ruggenmerg (myelum) zijn ontstaan aan de linkerkant ter hoogte van het (foramen intervertebrale) C6-C7. [eiseres] betwist dat de myelomalacy het gevolg is van de val van het paard, zoals Isala veronderstelt.
Door de, als gevolg van de fout van dr. [A] ontstane, myelomalacy heeft [eiseres], stelt zij, blijvende klachten opgelopen, welke door prof. [C] zijn gewaardeerd op een functionele invaliditeit van 40%. [eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van de schade die daarvan het gevolg is.
2.2 Isala betwist dat dr. [A] een fout gemaakt heeft. Zij betwist ook dat de klachten die [eiseres] ondervindt het gevolg zijn van onzorgvuldig medisch handelen. Isala acht het waarschijnlijk dat de klachten het gevolg zijn van de val van het paard, in combinatie met de hyperlaxiteit bij [eiseres].
Isala kan zich niet verenigen met de bevindingen van prof. [C] en met die van de hoogleraren [E] en [D]. Zij wijst er op dat over het inschakelen van [E] en [D] geen overleg met haar medisch adviseur heeft plaatsgevonden. Volgens haar zijn de hoogleraren [C], [E] en [D] uitgegaan van onvolledige (en deels onjuiste) informatie, onder meer over de methode die is toegepast bij het zetten van scalenusblok.
3 Beoordeling van het geschil
betekenis deskundigenrapporten
3.1 Partijen beroepen zich over en weer op rapporten van door hen ingeschakelde deskundigen. De rechtbank stelt voorop dat, volgens vaste rechtspraak, de waarde die aan de inhoud van rapporten van partijdeskundigen kan worden toegekend ter discretie van de feitenrechter staat. Indien partijen echter voorafgaand aan een procedure in onderling overleg, en na overeenstemming te hebben bereikt over de persoon van de deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen, een deskundige hebben benoemd, komt aan diens rapport, behoudens klemmende bezwaren (bijvoorbeeld aangaande de wijze van totstandkoming van het rapport of de vraagstelling) grote betekenis toe. Er is geen reden om in dat geval alleen vanwege het feit dat de deskundige niet door de rechtbank is benoemd aan het rapport minder betekenis toe te kennen dan aan het rapport van een door de rechtbank benoemde deskundige. Voor een dergelijk rapport (van een rechtbankdeskundige) geldt dat de rechtbank de conclusies uit het rapport in beginsel (behoudens overwegende, en te motiveren, tekorten in het rapport) zal overnemen, terwijl anderzijds van partijen verwacht mag worden dat zij hun bezwaren tegen de conclusies uit het rapport deugdelijk motiveren, bijvoorbeeld middels het in het geding brengen van het rapport van een partijdeskundige.
3.2 De rechtbank stelt vast dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van prof. [C] tot deskundige en over de aan hem te stellen vragen. Aan het rapport van prof. [C] komt dan ook in beginsel grote betekenis toe. Prof. [C] is echter, zo volgt uit de stellingen van partijen en uit de aan prof. [C] voorgelegde vragen, benoemd vanwege zijn deskundigheid als neuroloog, op een moment dat [eiseres] niet zozeer anesthesist [A], maar neuroloog [G] een verwijt maakte. Aan het oordeel van prof. [C] omtrent het zetten van de scalenusblokkade komt alleen om die reden niet de waarde toe van het rapport van een rechtbankdeskundige. Dat prof. [C] zich voor zijn oordeel over dit aspect van de zaak heeft gebaseerd op de opinie van de hoogleraren [E] en [D] leidt niet tot een ander oordeel, nu onbetwist is gesteld door Isala dat over het benaderen van deze hoogleraren geen voorafgaand contact met haar medisch adviseur heeft plaatsgevonden, terwijl onduidelijk is gebleven of deze hoogleraren toen zij prof. [C] -in het najaar van 2001- adviseerden, beschikten over alle relevante medische informatie betreffende [eiseres].
3.3 Hetgeen hierboven is overwogen betekent niet dat aan de rapporten van de hoogleraren [E] en [D] en aan de opinie van prof. [C] betreffende het zetten van de scalenusblokkade geen enkele betekenis toekomt. Aan deze rapporten komt, net als aan het rapport van prof. [F], vrije bewijskracht toe. De rapporten kunnen dan ook in beginsel bijdragen aan het door (één van beide) partijen te leveren bewijs.
scanelusblok
3.4 Prof. [D] heeft in zijn rapport drie methodes voor het zetten van een scanelusblok beschreven. Bij de eerste methode (die nauwelijks wordt gebruikt) moet de patiënt bij bewustzijn zijn. Bij de tweede methode hoeft geen sprake te zijn van bewustzijn, maar mogen geen spierverslappers gebruikt zijn. Bij de derde methode, die volgens prof. [D] veel ervaring vereist, mag dat wel. Bij deze methode dient gebruik gemaakt te worden van een op een speciale wijze geslepen naald. Isala heeft het bestaan van deze methodes noch de omschrijving ervan in het rapport van prof. [D] betwist, zodat de rechtbank van de juistheid van dit onderdeel van het rapport van prof. [D] kan uitgaan.
3.5 Prof. [D] is er in zijn rapport van uitgegaan dat aan [eiseres] ten tijde van het zetten van de blokkade spierverslappers waren toegediend, zodat methode drie toegepast had moeten worden. Volgens hem is echter niet duidelijk dat de bij methode drie te gebruiken speciaal geslepen naald ook daadwerkelijk is gebruikt.
Isala heeft betwist dat aan [eiseres] spierverslappers waren toegediend. Volgens haar is methode twee toegepast. [eiseres] zou eerst zijn gesedeerd (en derhalve niet onder algehele narcose zijn gebracht). Daarna zou het blok zijn gezet en pas daarna zou [eiseres] onder algehele narcose zijn gebracht, waarbij ook spierverslappers zijn toegediend.
3.6 Partijen verschillen niet van mening over het feit dat wanneer aan [eiseres] wel spierverslappers toegediend zijn ten tijde van het zetten van het blok een speciale naald gebruikt diende te worden. Dat die naald gebruikt is, is door Isala niet gesteld. Het volgt ook niet uit het door Isala bijgehouden medisch dossier.
Indien komt vast te staan dat aan [eiseres] spierverslappers waren toegediend ten tijde van het zetten van het blok, heeft dr. [A] naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig gehandeld, nu hij -zonder dat te verklaren- in afwijking van de in de literatuur beschreven handelwijze daarbij geen speciaal geslepen naald heeft gebruikt. Een dergelijke handelwijze is in strijd met hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam anesthesist onder gelijke omstandigheden verwacht mag worden. Door Isala wordt dat overigens ook niet (uitdrukkelijk) betwist.
3.7 De kernvraag is, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, of aan [eiseres] ten tijde van het zetten van het blok spierverslappers waren toegediend, zoals [eiseres] stelt maar Isala ontkent. In beginsel dient [eiseres] haar stelling te bewijzen. Van Isala mag, volgens vaste jurisprudentie, echter gevergd woorden dat zij [eiseres] voldoende feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van haar betwisting van de stelling van [eiseres]. Isala dient op grond van deze ophelderingplicht niet alleen een zo nauwkeurig mogelijke lezing te geven van de bij [eiseres] toegepaste anesthesie, maar ook de gegevens te verstrekken waarover zij de beschikking heeft of behoort te hebben. De rechtbank zal nagaan of Isala aan die verplichting, die neerkomt op een verzwaarde stelplicht, heeft voldaan.
3.8 Dr. [A] heeft op verzoek van (de verzekeraar van) Isala in een brief van 13 januari 2002 een uitgebreid verslag gegeven van de op 10 februari 2000 toegepaste anesthesie. Volgens dr. [A] heeft hij [eiseres] op 10 februari eerst gesedeerd met propofol en fentanyl, vervolgens heeft hij het blok gezet en pas daarna heeft hij haar onder narcose gebracht.
Aan deze uiteenzetting van dr. [A] komt slechts betrekkelijk gewicht toe. Niet alleen dateert de uiteenzetting van bijna twee jaar na de operatie, zij wordt ook gegeven nadat duidelijk is dat [eiseres] dr. [A] een fout verwijt en nadat drie hoogleraren ([C], [E] en [F]) een oordeel hebben gegeven over deze kwestie. Bovendien komt de uiteenzetting niet overeen met hetgeen de door Isala ingeschakelde deskundige, prof. [F], over de anesthesie vermeldt in zijn rapport van 30 januari 2002. Dr. [F] schrijft dat hij telefonisch overleg heeft gehad met dr. [A]. Op basis daarvan is bij prof. [F], zo volgt uit zijn rapport, het volgende beeld ontstaan (blz. 4):
"Eerst werd betrokkene onder algehele narcose gebracht met Propofol (algemeen anestheticum), Esmeron (algemene spierverslapper) en Fentanyl (aanvullend analgeticum). Vervolgens werd aan de linkerzijde een scalenusblokkade aangelegd."
Met de uiteenzetting van dr. [A], hoe gedetailleerd ook, heeft Isala om deze redenen nog niet voldaan aan haar uitgebreide stelplicht. De verklaring van dr. [A] dient ook ondersteund te worden door informatie uit het medisch dossier van [eiseres]. De rechtbank zal daartoe de relevante gegevens uit het dossier bespreken.
3.9 Het medisch dossier van [eiseres] betreffende de operatie bevat een anesthesieverslag. In dat verslag wordt melding gemaakt van het feit dat aan [eiseres] disprivan (ook wel propofol genoemd), esmeron en fentanyl zijn toegediend. Esmeron is een spierverslappend middel. Het verslag vermeldt niet wanneer deze middelen zijn toegediend, voor of (ook) na het zetten van het blok. Het verslag biedt dan ook geen steun voor de door dr. [A] in zijn brief geboden weergave.
Het dossier van [eiseres] bevat verder een verpleegkundige anamnese. Die anamnese bevat voor 10 februari 2000 de volgende opmerking:
"block in li-schouder gezet op de OK, onder algehele narcose.
Dit is mis gegaan, is haar ook direct verteld."
Aan Isala kan worden toegegeven dat waar het gaat om de medische verslaglegging aan een verpleegkundig rapport niet de betekenis toekomt van een medisch rapport. Dat betekent echter niet dat aan een verpleegkundig rapport geen enkele betekenis toekomt, bijvoorbeeld in een situatie waarin, zoals hier, alleen het verpleegkundig rapport relevante informatie bevat over een aspect dat in de medische rapporten niet aan de orde komt. De rechtbank kan Isala niet volgen in haar stelling dat uit het verpleegkundig rapport niet valt af te leiden dat [eiseres] eerst onder narcose is gebracht. Dat valt er niet alleen maar uit af te leiden, maar is er zelfs uitdrukkelijk in vermeld.
3.10 De slotsom is dat in het medisch dossier geen steun is te vinden voor de door dr. [A] in zijn brief van 13 januari 2002 beschreven volgorde van gebeurtenissen betreffende de bij [eiseres] op 10 februari 2002 toegepaste anesthesie. De lezing van dr. [A] wordt weersproken door de informatie uit het verpleegkundig rapport en komt ook niet overeen met hetgeen prof. [F], na overleg met dr. [A], over deze volgorde rapporteert. Onder die omstandigheden heeft Isala niet voldaan aan de op haar rustende (verzwaarde) stelplicht.
De rechtbank ziet in een en ander aanleiding om niet [eiseres] maar Isala te belasten met het bewijs van haar stellingen betreffende de wijze waarop het scalenusblok gezet is.
3.11 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt reeds dat de rechtbank [eiseres] niet volgt in haar primaire stelling, dat reeds thans vaststaat dat bij de anesthesie een fout is gemaakt. In de stukken zijn weliswaar aanknopingspunten te vinden voor de juistheid van de stelling van [eiseres] dat een verkeerde methode is toegepast, maar die stelling is met de overgelegde stukken niet bewezen. Ook wanneer vast zou staan, zoals [eiseres] stelt maar Isala betwist, dat de dura geperforeerd is, betekent dat nog niet dat de vordering van [eiseres] toewijsbaar is. Een eventuele perforatie van de dura kan, zoals Isala terecht (en niet weersproken door [eiseres]) heeft opgemerkt, ook optreden wanneer het blok lege artis is gezet, vanwege een opgetreden complicatie.
verdere procedure
3.12 Wanneer Isala slaagt in het haar opgedragen bewijs, zal de vordering van [eiseres] worden afgewezen. In dat geval staat immers vast dat het aan Isala gemaakte verwijt, dat een verkeerde methode voor het plaatsen van het blok is toegepast, niet juist is. [eiseres] heeft aan haar vordering geen ander verwijt ten grondslag gelegd, zodat bij een geslaagde bewijslevering door Isala de grondslag aan de vordering van [eiseres] komt te ontvallen.
Wanneer Isala niet slaagt in het haar opgedragen bewijs, staat vast dat dr. [A] een fout heeft gemaakt bij de operatie van 10 februari 2000. In dat geval dient eerst te worden vastgesteld of sprake is van causaal verband tussen die fout en de klachten van [eiseres]. Anders dan [eiseres] lijkt te veronderstellen, leidt het niet voldoen aan de verzwaarde stelplicht door Isala er niet toe dat ook betreffende het causaal verband de bewijslast wordt omgekeerd. De omkering van de bewijslast heeft slechts betrekking op die aspecten waarvoor Isala tekortgeschoten is in haar verzwaarde stelplicht, in dit geval de methode die is toegepast bij het zetten van het blok.
3.13 Bij het antwoord op de vraag of sprake is van causaal verband kan van belang zijn of de dura is geperforeerd. De getuigen die zullen worden voorgebracht in het kader van de thans te verstrekken bewijsopdracht zullen mogelijk ook over deze vraag een verklaring kunnen afleggen. De rechtbank sluit dan ook niet uit dat, om proceseconomische redenen, in dat geval ook vragen over de eventuele perforatie van de dura aan de getuigen zullen worden gesteld. Op die manier wordt voorkomen dat de desbetreffende getuigen in een latere fase van de procedure mogelijk opnieuw een verklaring, maar dan over een ander aspect van de zaak, zullen moeten afleggen.
3.14 De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
BESLISSING
Isala dient te bewijzen dat [eiseres] tijdens de operatie van 10 februari 2000 nog niet onder algehele narcose verkeerde, en dat aan haar nog geen spierverslappers waren toegediend, toen dr. [A] de scalenusblokkade zette.
Bewijslevering door getuigen kan plaatsvinden op ander te bepalen dag en uur in het gerechtsgebouw aan de Luttenbergstraat te Zwolle. De zaak zal weer worden opgeroepen op de rolzitting van woensdag 2 maart 2005 voor opgave verhinderdata. Isala dient dan tevens aan te geven hoeveel getuigen door haar zullen worden voorgebracht.
Bij het houden van de getuigenverhoren zal mr. H. de Hek als rechter-commissaris optreden.
Verder houdt de rechtbank iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M. Zomer, A.M. Koene en H. de Hek, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 16 februari 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.