Hof Arnhem, 21-12-2004, nr. 502/2004
ECLI:NL:GHARN:2004:AR8873
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
21-12-2004
- Zaaknummer
502/2004
- LJN
AR8873
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2004:AR8873, Uitspraak, Hof Arnhem, 21‑12‑2004; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑12‑2004
Inhoudsindicatie
Behoefte kind, tabel kosten kinderen niet doortrekken bij inkomen boven EURO 3500 per maand, kosten kinderopvang.
21 december 2004
Familiekamer
Rekestnummer 502/2004
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in het principaal beroep,
verweerder in het incidenteel beroep,
verder te noemen “de man”,
procureur mr F.J. Boom,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in het principaal beroep,
verzoekster in het incidenteel beroep,
verder te noemen “de vrouw”,
procureur mr J.M.J. Huver.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikkingen van de rechtbank te Zutphen van 23 maart 2004, uitgesproken onder zaaknummer 58785 FA RK 03 2232.
2 Het geding in het principaal en het incidenteel beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 22 juni 2004, is de man in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen op nihil vast te stellen, dan wel op een door het hof juist te achten bedrag.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 29 juli 2004, heeft de vrouw het verzoek in hoger beroep van de man bestreden. Daarbij heeft zij tevens incidenteel beroep ingesteld. Zij verzoekt het hof in het principaal beroep de man in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dat verzoek af te wijzen en in het incidenteel beroep de bestreden beschikking te vernietigen voor zover deze betreft de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen voor de periode van 1 januari 2004 tot 1 juli 2004 en opnieuw beschikkende de bijdrage in genoemde periode op € 193,- per kind per maand vast te stellen, met veroordeling van de man in de kosten van het geding.
2.3 Daarop heeft de man in het incidenteel beroep een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie van het hof op 19 augustus 2004, waarin hij het hof verzoekt om het verzoek in het incidenteel beroep af te wijzen en de vrouw in de kosten van het principaal en het incidenteel beroep te veroordelen.
2.4 De mondelinge behandeling heeft op 18 november 2004 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, de man bijgestaan door mr J.A. van Gemeren, advocaat te Rotterdam en de vrouw bijgestaan door mr D. van Bloemendaal, advocaat te Harderwijk. Tevens is verschenen [partner ], de nieuwe partner van de man, die door het hof is gehoord.
2.5 Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder een brief van de advocaat van de vrouw van 15 november 2004 met bijlagen.
3 De vaststaande feiten
Ten aanzien van partijen
3.1 Partijen zijn op 6 november 1993 met elkaar gehuwd. Bij beslissing van 31 augustus 2001 heeft de Hoogste Kiesraad, Register van de Burgerlijke Stand, Managua, Nicaragua, echtscheiding tussen hen uitgesproken. Deze beslissing is op 14 januari 2002 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te ‘s-Gravenhage.
3.2 Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [dochter] (verder te noemen “[dochter]”), op 11 december 1995 en
- [zoon] (verder te noemen “[zoon]”), op 22 juni 1998, over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank te Zutphen op 4 december 2003, heeft de vrouw verzocht de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vast te stellen op € 200,- per kind per maand met ingang van 9 januari 2003, althans met ingang van een datum op een bedrag die de rechtbank juist acht. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de man met ingang van 1 januari 2004 dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met € 38,- per kind per maand en met ingang van 1 juli 2004 met € 193,- per kind per maand.
Ten aanzien van de man
3.4 De man woont samen met [partner ] (verder te noemen "[partner ]"), die in Nicaragua 3 jaar economie heeft gestudeerd, sedert 1 november 2003 in Nederland een verblijfsvergunning heeft en vanaf 13 november 2003 tot 1 juli 2004 een inburgeringscursus heeft gevolgd. Het inkomen van de man bedraagt volgens de jaaropgave 2003 in dat jaar € 22.967,-. De man is tegen ziektekosten verzekerd krachtens de Ziekenfondswet. [partner ] heeft recht op de algemene heffingskorting.
3.5 De lasten van de man bedragen per maand:
- € 446,78 aan hypotheekrente;
- € 125,- aan premie levensverzekering gekoppeld aan de hypotheek;
- € 95,- aan overige eigenaarslasten;
- € 54,35 aan premie aanvullende ziekenfondsverzekering en een tandartsverzekering.
Het eigenwoningforfait van de woning bedraagt € 216,- per jaar.
Ten aanzien van de vrouw
3.6 De vrouw vormt met de kinderen van partijen en met haar zoon [V.], geboren op 12 september 2001, een gezin. Haar inkomen bedraagt sinds 1 juni 2004 € 2.557,37 per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering van 3,5%. Zij heeft recht op extra heffingskortingen, te weten de (aanvullende) kinder-, de (aanvullende) alleenstaande ouder- en de combinatiekorting.
3.7 De lasten van de vrouw bedragen per maand:
- € 405,- aan huur;
- € 291,- aan premie ziektekostenverzekering, waarop in mindering komt € 18,-, die zijn begrepen in de bijstandsnorm;
- € 297,50 aan kosten kinderopvang (waarvan € 67,50 voor avondoppas en € 230,- voor kinderopvang Kiekeboe).
4 De motivering van de beslissing
4.1 In geschil is de door de rechtbank met ingang van 1 januari 2004 vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen.
4.2 Partijen gaan voor de bepaling van de hoogte van de behoefte van de kinderen uit van het gezinsinkomen ten tijde van hun huwelijk, te weten € 4.200,- netto per maand. Volgens de tabel kosten van kinderen ten behoeve van vaststelling kinderalimentatie van de werkgroep Alimentatienormen voor 2004 en uitgaande van het in die tabel aangegeven maximum gezinsinkomen van € 3.500,- netto per maand, bedraagt de behoefte van de kinderen van partijen samen € 845,- per maand. Het hof is van oordeel dat de tabel niet (lineair) dient te worden doorgetrokken nu de tabel gebaseerd is op onderzoek van het CBS en er geen onderzoek is gedaan naar de uitgaven van gezinnen met kinderen met een hoger besteedbaar inkomen dan € 3.500,- per maand. Voorts is voor de behoefte van de kinderen van belang dat de vrouw in verband met verwerving van inkomen oppaskosten heeft. Van deze kosten besteedt de vrouw € 150,- aan de opvang voor [V.] en het restant van € 150,- aan de kinderen van partijen. Nu deze oppaskosten onvoldoende in de kosten volgens de hiervoor genoemde tabel zijn verdisconteerd, acht het hof het redelijk genoemd bedrag van € 845,- te verhogen tot € 945,- per maand voor beide kinderen samen.
4.3 De man betwist niet dat behoefte bestaat aan een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, maar hij stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om enige bijdrage in die kosten te betalen en dat partijen naar rato van hun draagkracht in die kosten dienen bij te dragen.
Het hof is met de man van oordeel dat de ouders naar rato van hun draagkracht moeten bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Het hof zal ieders draagkracht vaststellen
4.4 Het hof gaat bij de vaststelling van de draagkracht van de man uit van de hiervoor onder 3.5 en 3.6 vermelde financiële gegevens, voor zover daarover hierna niet anders wordt geoordeeld.
4.5 De man stelt dat de rechtbank er ten onrechte van uit is gegaan dat [partner ] vanaf 1 juli 2004 in staat is inkomen te genereren waarmee zij in eigen levensonderhoud kan voorzien. Ondanks dat zij een inburgeringscursus heeft gevolgd en inmiddels goed Nederlands spreekt heeft zij nog geen werk kunnen vinden. De vrouw stelt dat van [partner ] verwacht mag worden dat zij reeds met ingang van 1 januari 2004 inkomen uit arbeid gaat genereren, zodat zij ook dan al in eigen levensonderhoud kan voorzien.
Het hof stelt voorop dat het enkele feit dat de vader zijn leven is gaan delen met [partner ] en zich aldus heeft begeven in een nieuwe situatie, die tot een ongunstige verhouding tussen inkomsten en uitgaven heeft geleid onvoldoende is om de ten behoeve van de kinderen van partijen verschuldigde bijdrage op een lager bedrag te bepalen dan anders verschuldigd zou zijn, en zo de belangen van die kinderen bij die van de nieuwe partner achter te stellen. Bij de afweging van belangen die het hof dient te maken is het volgende van belang. [partner ], die voor verblijf bij de man naar Nederland is gekomen, heeft een inburgeringscursus gevolgd, spreekt goed Nederlands, heeft geen kinderen te verzorgen en er zijn ten aanzien van haar geen medische beperkingen bekend. Gelet hierop is het hof van oordeel dat zij in staat moet worden geacht zodanige arbeid te verrichten dat zij met de inkomsten daarvan in eigen levensonderhoud kan voorzien. Het hof acht het redelijk om van dat arbeidsvermogen uit te gaan vanaf 1 juli 2004, nu de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [partner ] tot die datum een inburgeringscursus heeft gevolgd en dientengevolge nog niet beschikbaar was voor de arbeidsmarkt. De vrouw heeft haar stelling dat [partner ] ook vóór 1 juli 2004 beschikbaar was voor de arbeidsmarkt en reeds arbeid had verricht, tegenover de gemotiveerde betwisting door de man, niet aannemelijk gemaakt. Het hof onderscheidt, evenals de rechtbank, twee situaties. In situatie 1 van 1 januari 2004 tot 1 juli 2004, waarin de man in de kosten van levensonderhoud van [partner ] dient te voorzien, hanteert het hof de door de rechtbank gehanteerde rekenmethode, die in hoger beroep niet is bestreden, 90% van de bijstandsnorm voor een gezin en een draagkrachtpercentage van 52,5. Op grond daarvan is de man niet in staat een hogere bijdrage te betalen dan door de rechtbank is vastgesteld. Nu de man bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verklaard akkoord te gaan met de door de rechtbank in situatie 1 vastgestelde bijdrage van € 38,- per kind per maand, zal het hof de bestreden beschikking voor zover daarbij de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen voor de periode van 1 januari 2004 tot 1 juli 2004 is vastgesteld, bekrachtigen.
In situatie 2, vanaf 1 juli 2004, waarin [partner ] wordt geacht in eigen levensonderhoud te voorzien, hanteert het hof de bijstandsnorm voor een alleenstaande en het daarbij horende draagkrachtpercentage van 60. In die situatie wordt de man geacht zijn woonlasten bij helfte met [partner ] te delen.
4.6 Nu tussen partijen vaststaat dat de man een keer per zes weken gedurende een middag in [woonplaats vrouw] omgang heeft met de kinderen en dat de kinderen een keer per zes weken een weekend bij hem verblijven, houdt het hof, gelet op de reisafstand tussen [woonplaats man] en [woonplaats vrouw] van 100 kilometer, de reiskosten van € 0,125 per kilometer en de verblijfsvergoeding van € 5,- per kind per dag, rekening met in totaal € 72,22 per maand aan kosten in het kader van de omgangsregeling.
4.7 Het hof houdt met de door de man opgevoerde premie voor een begrafenisverzekering van € 12,- per maand geen rekening, aangezien hij het bestaan van deze last niet heeft aangetoond.
4.8 Evenals de rechtbank houdt het hof met de maandlast van de man van € 213,- terzake van afbetaling van een belastingschuld geen rekening, aangezien deze schuld is ontstaan door een door de man foutief ingevuld belastingformulier en deze schuld geen voorrang mag krijgen boven de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
4.9 Op grond van vorenstaande gegevens bedraagt de beschikbare draagkracht van de man na 1 juli 2004, inclusief het belastingvoordeel wegens betaalde kinderalimentatie, € 298,- per maand.
4.10 Bij de vaststelling van de draagkracht van de vrouw gaat het hof uit van de hiervoor onder 3.6 en 3.7 vermelde financiële gegevens, voor zover daarover hierna niet anders wordt geoordeeld. Omdat [V.] ook deel uitmaakt van het gezin van de vrouw hanteert het hof de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder en het daarbij behorende draagkrachtpercentage.
4.11 Het hof houdt geen rekening met de gevolgen van het voornemen van de vrouw om in 2005 gebruik te maken van de ouderschapsverlofregeling, aangezien dit een te onzekere toekomstige situatie betreft.
4.12 Van de door de vrouw opgevoerde maandlast van € 300,- per maand terzake van kinderopvang houdt het hof rekening met een gedeelte van € 150,-, welk gedeelte zij besteedt voor [V.]. Zoals hierboven in 4.2 reeds is overwogen is het andere gedeelte van € 150,- per maand, welk gedeelte de vrouw besteedt ten behoeve van de kinderen van partijen, reeds in de behoefte van die kinderen van € 945,- per maand verdisconteerd.
4.13 Met de door de vrouw opgevoerde maandlast terzake van advocaatkosten houdt het hof geen rekening aangezien dit geen noodzakelijke last betreft die voorrang heeft boven de onderhoudsverplichting en met deze last bovendien slechts gedurende een jaar rekening zou kunnen worden gehouden indien deze is ontstaan in het kader van de echtscheidingsprocedure.
4.14 Op grond van vorenstaande gegevens bedraagt de draagkracht van de vrouw na 1 juli 2004 € 199,- per maand.
4.15 Nu de totale draagkracht van de beide ouders lager is dan de totale behoefte van de kinderen is er geen grond de bijdrage van de man lager vast te stellen dan het bedrag dat hij kan betalen.
5 De slotsom
5.1 Op grond van hetgeen hierboven is overwogen dient het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen.
5.2 Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
6 De beslissing
Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te Zutphen van 23 maart 2004, voor zover daarbij de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vanaf 1 juli 2004 is vastgesteld, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 juli 2004 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 149,- per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs Mens, Van der Poel en Van Ginhoven en is op 21 december 2004 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.