Hof Arnhem, 29-05-1987

Het is niet aan de rechter in de beoordeling van een bepaalde bijbelexegese te treden, aangezien dat een aantasting zou betekenen van de grondwettelijk gegarandeerde vrijheid van geloofsverkondiging. De grenzen van die vrijheid worden echter overschreden als de hier aangevochten geloofsverkondiging zou zijn geschied op een wijze die als beledigend, derhalve als nodeloos grievend en kwetsend moet worden gekwalificeerd. Dat nu kan in redelijkheid van de in de telastelegging bedoelde artikelen niet worden gezegd. (Zie de noot onder het volgende arrest (Red.))