Rb. Zutphen, 30-12-2004, nr. 04/1177, nr. 04/1180, nr. 04/1181, nr. 04/1183, nr. 04/1186, nr. 04/1187, nr. 04/1189, nr. 04/1190
ECLI:NL:RBZUT:2004:AR8495
- Instantie
Rechtbank Zutphen
- Datum
30-12-2004
- Zaaknummer
04/1177
04/1180
04/1181
04/1183
04/1186
04/1187
04/1189
04/1190
- LJN
AR8495
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZUT:2004:AR8495, Uitspraak, Rechtbank Zutphen, 30‑12‑2004; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 6:2 Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
Gst. 2005, 125 met annotatie van W.P. Adriaanse
JB 2005/55 met annotatie van Ada Blok
Uitspraak 30‑12‑2004
Inhoudsindicatie
Misbruik van procesrecht. Beroep tegen uitblijven beslissingen op bezwaar. Gelet op buitensporig grote aantallen evident kansloze aanvragen om bijzondere bijstand en evident kansloze procedures tegen afwijzing daarvan is sprake van misbruik van procesrecht. In zeven van de onderhavige acht zaken staat op voorhand vast dat bezwaar ongegrond zal worden verklaard en dat die beslissing rechtens juist is. Beroepen niet-ontvankelijk wegens ontbreken van procesbelang.
Partij(en)
RECHTBANK ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nrs.: 04/1177, 04/1180, 04/1181, 04/1183,
04/1186, 04/1187, 04/1189 en 04/1190
UITSPRAAK
in de gedingen tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluiten
Het niet tijdig nemen van beslissingen op door eiser ingediende bezwaarschriften.
2. Procesverloop
Eiser heeft bij verweerder afzonderlijke aanvragen om bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand ingediend voor:
- a.
de kosten van een declaratie van advocaat Menschaert ten bedrage van € 202,88;
- b.
reiskosten vanwege een bezoek aan deze rechtbank op 18 februari 2004 ten bedrage van € 5,97;
- c.
telefoonkosten (KPN Telecom) ten bedrage van € 47,28;
- d.
reiskosten in verband met een bezoek aan advocatenkantoor Boekel De Nerée te Amsterdam ten bedrage van € 68,00;
- e.
reiskosten vanwege een bezoek aan deze rechtbank op 13 februari 2004 ten bedrage van € 5,97;
- f.
portokosten, kopieerkosten, kantoorartikelen en telefoonkosten (T-Mobile) tot een totaalbedrag van € 62,52;
- g.
legeskosten van door de gemeente Lochem verleende vergunningen tot een bedrag van totaal € 826,--;
- h.
kosten van gerechtsdeurwaarder Tijhuis-Jonker ten bedrage van € 124,59.
Bij afzonderlijke besluiten van 25 februari 2004 (a), 27 februari 2004 (b), 26 februari 2004 (c), 24 februari 2004 (d), 1 maart 2004 (e), 22 maart 2004 (f) en 25 maart 2004 (g en h) heeft verweerder deze aanvragen afgewezen.
Tegen deze besluiten heeft eiser bij brieven van 1 maart 2004 (a), 2 maart 2004 (b, c, d, e) en 6 april 2004 (f, g, h) bezwaar gemaakt.
Bij brief van 19 augustus 2004 heeft eiser beroep bij de rechtbank ingesteld tegen het uitblijven van beslissingen op zijn bezwaren.
De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 7 december 2004, waar eiser in persoon is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.J.S. Koeman, advocaat te Amsterdam, J.P.M. Scheinck, gemeentesecretaris, en mr. H.J.P. Wilts, juridisch controller van de gemeente.
3. Motivering
3.1.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in verbinding met artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke termijn voor het nemen van beslissingen op de bezwaren van eiser ten tijde van het instellen van beroep was verstreken en dat verweerder tot op heden die beslissingen niet heeft genomen. De rechtbank stelt voorts vast dat eiser de beroepschriften niet onredelijk laat heeft ingediend.
3.2.
Verweerder is niet voornemens de beslissingen op bezwaar te nemen, aangezien hij sedert medio 2004 de gedragslijn volgt dat aanvragen en bezwaarschriften van eiser inzake bijzondere bijstand niet meer in behandeling worden genomen en een reeds aangevangen behandeling daarvan wordt gestaakt. Verweerder heeft deze gedragslijn aan eiser kenbaar gemaakt bij brief van 16 september 2004, waarin onder meer het volgende is medegedeeld:
“Op 21 juli 2004 hebt u, op zijn verzoek, een kort onderhoud gehad met de heer J.P.M. Scheinck, gemeentesecretaris/algemeen directeur. (....)
In dat gesprek is ter sprake gebracht dat u al jaren lang onnodig een onevenredig groot beslag legt op de gemeentelijke organisatie, met name door met hoge frequentie aanvragen (m.n. voor bijzondere bijstand) en bezwaarschriften bij ons in te dienen en beroep in te stellen bij de rechter. Aan u is te kennen gegeven dat dit niet langer zo door kan gaan en dat uw brieven, inclusief de bezwaarschriften, buiten behandeling worden gelaten. Daarbij is aangetekend dat aanvragen van algemene bijstand wel in behandeling zullen worden genomen.
In het kader van een zorgvuldige besluitvorming hebben wij deze vervelende kwestie nog eens aan de orde gesteld in onze vergadering van 7 september jl. Daarbij zijn wij tot de conclusie gekomen dat wij inderdaad stappen tegen u moeten ondernemen. Wij willen niet op de oude voet doorgaan met het afhandelen van de stortvloed aan brieven die u bij ons neerlegt. In de afgelopen 4 ½ jaar hebben wij ca. 250 aanvragen in behandeling genomen en ca. 450 werkprocessen in het kader van de rechtsbescherming (bezwaar, voorlopige voorziening, beroep en hoger beroep) doorlopen, respectievelijk in gang gezet. Daarbij blijkt u (nagenoeg) nooit het juridische gelijk aan uw kant te hebben. Deze aantallen zijn dermate extreem dat er geen diepgravende analyse nodig is om tot de conclusie te komen dat er iets mis is met de opstelling die u tegenover de gemeente kiest. Steeds weer vraagt u bijzondere bijstand aan, terwijl het zonneklaar is dat er geen sprake is van (om de wet te citeren) "uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan". Vervolgens moet dan elke keer weer de procedure van bezwaar en beroep worden doorlopen. (....)
Wij zullen in het vervolg met betrekking tot uw brieven de volgende gedragslijn volgen:
- -
de inkomende post van u wordt doorgezonden naar de behandelend ambtenaar, maar wordt niet meer in behandeling genomen. (....);
- -
wij nemen dus ook uw bezwaarschriften niet meer in behandeling;
- -
de behandeling van reeds in behandeling zijnde verzoeken en bezwaarschriften wordt gestaakt;
- -
aanvragen van algemene bijstand worden wel in behandeling genomen.
Overigens willen wij ons wel redelijk blijven opstellen. Indien er een verzoek van u binnenkomt dat een normale behandeling verdient, wordt het in behandeling genomen (in dat geval wordt u daar zo spoedig mogelijk van in kennis gesteld). (....)”
3.3.
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de thans ingestelde beroepen niet-ontvankelijk zijn te achten wegens gebrek aan procesbelang. Daartoe is betoogd dat het bij de toepassing van het beginsel “geen belang, geen recht” moet gaan om een rechtmatig belang en dat sprake is van misbruik van recht, derhalve geen rechtmatig procesbelang, wanneer honderden verzoeken om bijzondere bijstand en honderden kansloze bezwaarschriften tegen afwijzingen daarvan worden ingediend. Voorts is gesteld dat een inhoudelijke behandeling van de onderhavige bezwaarschriften tot geen andere uitkomst kan leiden dan ongegrondverklaring van de bezwaren, zodat enig belang bij de beroepen tegen het niet nemen van besluiten op bezwaar ontbreekt.
3.4.
De rechtbank merkt hieromtrent allereerst op dat eiser de in de geciteerde brief van verweerder genoemde aantallen aanvragen (250) en werkprocessen (450) niet heeft bewist. Deze aantallen vinden ook bevestiging in het gegeven dat eiser vanaf medio 2000 tot heden bij de rechtbank 216 procedures tegen het gemeentebestuur van Winterswijk (beroepen en verzoeken om voorlopige voorzieningen) aanhangig heeft gemaakt. Het gaat daarbij voornamelijk om afgewezen aanvragen om bijzondere bijstand en geen enkele van de afgehandelde procedures heeft tot een voor eiser gunstig resultaat geleid. Veelal betroffen die procedures een herhaling van zetten, in die zin dat eiser bijstand had aangevraagd voor kosten die volledig vergelijkbaar zijn met kosten waarvoor hij eerder vergeefs bijstand had aangevraagd en waaromtrent hij al vergeefs had doorgeprocedeerd. Voorbeelden hiervan zijn advocatenkosten, reiskosten in verband met het voeren van procedures, telefoonkosten en kosten van schulden welke veelal verband houden met het voeren van procedures.
3.5.
Tegen de achtergrond van het voorgaande is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiser op buitensporige wijze gebruik maakt van de wettelijke mogelijkheden om aanvragen en bezwaarschriften in te dienen en zich vervolgens met beroepen en verzoeken tot de bestuursrechter te wenden. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat eiser daardoor een onevenredig groot beslag legt op de gemeentelijke organisatie. Echter, alleen in de gevallen waarin het gaat om bijstand voor kosten die vergelijkbaar zijn met kosten waarover al eerder een onherroepelijk rechterlijk oordeel is gegeven, en waarin eiser dus behoort te begrijpen dat indiening van een aanvraag en doorprocederen evident kansloos is, wordt – mede gelet op het extreme aantal zaken – het punt bereikt dat het gebruik maken van de wettelijke mogelijkheden omslaat in misbruik van procesrecht.
3.6.
In zeven van de thans aan de orde zijnde zaken is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanig misbruik van procesrecht. Het betreft in deze zaken kosten waarvan
eiser behoort te begrijpen dat hij daarvoor – gelet op eerdere uitspraken van zowel de rechtbank als de Centrale Raad van Beroep – onmiskenbaar niet in aanmerking komt voor bijstandsverlening. Vermelding verdient dat eiser ter zitting heeft erkend dat het gaat om aanvragen voor bijzondere bijstand die vergelijkbaar zijn met eerder ingediende en afgewezen aanvragen. In deze zeven zaken staat op voorhand vast dat het bezwaar ongegrond zal worden verklaard en dat die beslissing rechtens juist zal zijn. In deze zaken
ontbreekt – gelet op het oordeel dat sprake is van misbruik – een procesbelang, zodat de rechtbank deze beroepen niet-ontvankelijk zal verklaren.
3.7.
Dit geldt niet voor de zaak nr. 04/1189, welke betrekking heeft op de hiervoor onder g vermelde aanvraag om bijstand voor legeskosten. Voor zover de rechtbank heeft kunnen nagaan is omtrent de vraag of eiser voor dergelijke kosten bijstand kan krijgen niet eerder een rechterlijk oordeel gegeven, zodat in deze zaak niet kan worden gesproken van misbruik van procesrecht als hiervoor onder 3.5 omschreven. In deze zaak zal het beroep gegrond worden verklaard – nu sprake is van het niet tijdig nemen van een besluit – en zal worden bepaald dat verweerder alsnog een beslissing op bezwaar neemt binnen een termijn van vier weken. Ter voorkoming van ongerechtvaardigde verwachtingen bij eiser merkt de rechtbank
op dat het oordeel in deze zaak niet impliceert dat verweerder het bezwaar alleen nog maar gegrond kan verklaren.
3.8.
Beslist wordt derhalve als volgt.
4. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
- -
verklaart het beroep in de zaak 04/1189 gegrond;
- -
bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een besluit neemt op het bezwaar tegen het besluit van 25 maart 2004 met kenmerk 4672/22361;
- -
gelast verweerders gemeente het in deze zaak betaalde griffierecht van € 37,- aan eiser te vergoeden;
- -
verklaart de beroepen in de overige zaken niet-ontvankelijk.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep
worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Aldus gegeven door mr. K. van Duyvendijk en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.