AB 2005, 383
Misleidende voorstelling van zaken, vooringenomenheid, omvang regelende bevoegdheid AFM, betekenis van EG-richtlijn en nationale geschiedenis voor NR; geen prejudiciële vraag; opleggen boete voldoende gemotiveerd.
CBb 28-07-2005, ECLI:NL:CBB:2005:AU1360, m.nt. I.C. van der Vlies
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
28 juli 2005
- Magistraten
Mrs. Van der Ham, Fierstra, Kuiper
- Zaaknummer
AWB03/1360
- Noot
I.C. van der Vlies
- LJN
AU1360
- JCDI
JCDI:ADS868826:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
- Brondocumenten
ECLI:NL:CBB:2005:AU1360, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 28‑07‑2005
- Wetingang
Wet toezicht effectenverkeer 1995 art. 11 lid 1; Richtlijn 93/22/EEG; Awb art. 2:4 lid 1; NR art. 32; Bte 1995 art. 35
Essentie
Misleidende voorstelling van zaken, vooringenomenheid, omvang regelende bevoegdheid AFM, betekenis van EG-richtlijn en nationale geschiedenis voor NR; geen prejudiciële vraag; opleggen boete voldoende gemotiveerd.
Samenvatting
Op grond van het vorenstaande concludeert het college dat de wetgever in art. 11 lid 1 Wte 1995 de reeds aan art. 7 Wte ten grondslag liggende mogelijkheid in ruime mate regelgevende bevoegdheid aan AFM te delegeren heeft gehandhaafd en dat die bevoegdheid met de op 1 februari 1999 in werking getreden wetswijziging en het daardoor grotendeels vervallen van zelfregulering door de beurs, aan betekenis heeft gewonnen.
(…)
Het vorenoverwogene brengt mee ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.