ABRvS, 28-07-2010, nr. 200910342/1/H3
ECLI:NL:RVS:2010:BN2667
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
28-07-2010
- Zaaknummer
200910342/1/H3
- LJN
BN2667
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Openbaarheid van bestuur
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2010:BN2667, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 28‑07‑2010; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Gst. 2010, 83 met annotatie van C.N. van der Sluis
Uitspraak 28‑07‑2010
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 27 augustus 2008 heeft het dagelijks bestuur voor zover relevant een verzoek van [appellant] tot openbaarmaking van een document uit het dossier 'Tijdelijke Bouwvergunning ten behoeve van een zorghotel aan de Charloise Lagedijk 951 te Rotterdam' (hierna: dossier tijdelijke bouwvergunning) afgewezen.
200910342/1/H3.
Datum uitspraak: 28 juli 2010.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 november 2009 in zaak nr. 08/5375 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Charlois.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 augustus 2008 heeft het dagelijks bestuur voor zover relevant een verzoek van [appellant] tot openbaarmaking van een document uit het dossier 'Tijdelijke Bouwvergunning ten behoeve van een zorghotel aan de Charloise Lagedijk 951 te Rotterdam' (hierna: dossier tijdelijke bouwvergunning) afgewezen.
Bij besluit van 27 november 2008 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 november 2009, verzonden op 26 november 2009, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 december 2009, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2010, waar van de partijen uitsluitend het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. T.A. Revet, werkzaam bij de deelgemeente Charlois, is verschenen. Voorts is daar H. Beijer onder verband van de toen door hem afgelegde belofte als getuige gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder document verstaan een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2.2. [appellant] heeft bij brief van 3 augustus 2008 onder meer het dagelijks bestuur om openbaarmaking van een document uit het dossier tijdelijke bouwvergunning verzocht. Het betreft volgens [appellant] een document met een berekening van een ambtenaar met daarop een met de hand geschreven opmerking dat hij niet begrijpt waarom dit moet gebeuren omdat het gebouw toch vijftien jaar blijft bestaan. Bij het besluit tot afwijzing van dit verzoek heeft het dagelijks bestuur zich ten aanzien van dit document op het standpunt gesteld dat dit niet onder hem berust. Naar aanleiding van het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het dagelijks bestuur [appellant] op 20 november 2008 in de gelegenheid gesteld het dossier tijdelijke bouwvergunning nogmaals in te zien, waarbij hij het document niet heeft aangetroffen.
2.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het standpunt van het dagelijks bestuur dat het document niet bestaat niet ongeloofwaardig voorkomt. Naar haar oordeel heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat het vermeende document, ondanks het feit dat het zich niet in het dossier bevindt, onder het dagelijks bestuur berust.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het standpunt van het dagelijks bestuur dat het document niet onder hem berust niet ongeloofwaardig voorkomt. [appellant] voert voorts aan dat in deze procedure en eerdere procedures nooit is ontkend dat het stuk bestaat en dat het dagelijks bestuur en de betrokken ambtenaar er alle belang bij hebben om het document niet boven tafel te halen. [appellant] betwist voorts de overweging van de rechtbank, dat hij het document niet nader gespecificeerd zou hebben naar datum en opsteller nu hij wel degelijk belangrijke aanwijzingen daarover heeft gegeven.
2.4.1. Het betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 26 april 2006 met nr.200509349/1, en de uitspraak van de Afdeling van 21 januari 2009 met nr.200801830/1 waaruit volgt dat wanneer een bestuursorgaan na onderzoek stelt dat een bepaald document niet onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan diegene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Blijkens diens ter zitting in hoger beroep afgelegde, en door het dagelijks bestuur bevestigde, getuigenverklaring heeft getuige Beijer, werkzaam bij de deelgemeente Charlois, noch in het dossier dat de deelgemeente onder zich heeft noch in het dossier dat de Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting onder zich heeft, het door [appellant] bedoelde stuk aangetroffen. Voorts heeft deze getuige verklaard dat hij geen redenen heeft om aan te nemen dat het stuk, indien het heeft bestaan, achtergehouden is. De Afdeling is mede gelet hierop met de rechtbank van oordeel dat het standpunt van het dagelijks bestuur dat het document niet onder hem berust niet ongeloofwaardig voorkomt. De aanwijzingen van [appellant] ten aanzien van de datum en opsteller van het document en de omstandigheid dat het dagelijks bestuur het bestaan van het stuk nooit heeft ontkend, wat daar ook van zij, maken niet aannemelijk dat dit anders is.
2.4.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2010.
312-671.