ABRvS, 21-07-2010, nr. 200907884/1/M2
ECLI:NL:RVS:2010:BN1943
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
21-07-2010
- Zaaknummer
200907884/1/M2
- LJN
BN1943
- Roepnaam
geluidhinder Beesel
- Vakgebied(en)
Milieurecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2010:BN1943, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 21‑07‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 5:21 Algemene wet bestuursrecht; art. 5:32 Algemene wet bestuursrecht; Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer
- Vindplaatsen
Module Ruimtelijke ordening 2010/2980 met annotatie van D. Meloni
JB 2010/201
JOM 2010/722
Uitspraak 21‑07‑2010
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 25 mei 2009 heeft het college een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen met betrekking tot een café aan de [locatie] te [plaats] afgewezen.
Partij(en)
200907884/1/M2.
Datum uitspraak: 21 juli 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats], gemeente Beesel (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
en
het college van burgemeester en wethouders van Beesel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2009 heeft het college een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen met betrekking tot een café aan de [locatie] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 5 oktober 2009, verzonden op 12 oktober 2009, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
[appellant] heeft bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 oktober 2009, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
[appellant] heeft bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2009, beroep ingesteld tegen het besluit van 5 oktober 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen gezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2010, waar [appellant A] en [appellant B] zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Voor zover het op 13 oktober 2009 ingekomen beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, bestaat geen belang bij de behandeling ervan aangezien het desbetreffende besluit reeds - op 5 oktober 2009 - is genomen. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
Ingevolge artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het op 13 oktober 2009 ingekomen beroep mede betrekking op het besluit van 5 oktober 2009. In het navolgende worden dit beroep, voor zover dat is gericht tegen het besluit van 5 oktober 2009, en het op 30 oktober 2009 ingekomen beroep, aangeduid als: het beroep.
2.2.
Voor zover het college en [appellant] in hun betogen wijzen op een bij besluit van 26 februari 2007 opgelegde dwangsom, en de daarover gevoerde procedures, overweegt de Afdeling als volgt.
De bedoelde last onder dwangsom is opgelegd vanwege overtreding van de destijds ingevolge het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichting milieubeheer (hierna: het Besluit horeca) voor het café geldende geluidgrenswaarden. Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) in werking getreden, en is tegelijkertijd het Besluit horeca ingetrokken. Vanaf die datum dient het café te voldoen aan de ingevolge het Activiteitenbesluit geldende geluidgrenswaarden, en niet meer aan die van het Besluit horeca. Reeds vanaf 1 januari 2008 komt aan de last tot naleving van de ingevolge het Besluit horeca geldende geluidgrenswaarden geen betekenis meer toe.
In de huidige procedure staat ter beoordeling of het college op goede gronden het verzoek van [appellant] van 25 maart 2009 om handhaving van de ingevolge het Activiteitenbesluit geldende geluidgrenswaarden kon afwijzen. Hetgeen zowel [appellant] als het college hebben opgemerkt over de eerder opgelegde last tot naleving van het inmiddels vervallen Besluit horeca is voor deze beoordeling niet relevant, en blijft in het navolgende onbesproken.
2.3.
Niet in geschil is dat onder meer in de nacht van 16 op 17 januari 2009 een overschrijding van de ingevolge het Activiteitenbesluit geldende grenswaarden is geconstateerd, zodat het college bevoegd was om handhavend op te treden.
Het college heeft ervan afgezien gebruik te maken van deze bevoegdheid onder verwijzing naar zijn beleid "Geluidbeleid gemeente Beesel 2007". Het Geluidbeleid houdt, kort weergegeven en voor zover hier van belang, in dat pas wordt opgetreden wanneer er een overschrijding van geluidgrenswaarden van 5 dB(A) of meer wordt geconstateerd, tenzij meerdere malen een overschrijding wordt geconstateerd. Volgens het college is de in de nacht van 16 op 17 januari 2009 geconstateerde overschrijding kleiner dan 5 dB(A), en was er niet sprake van een situatie waarin voor de toepassing van het Geluidbeleid zou moeten worden gesproken van meerdere constateringen.
2.4.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.5.
Gezien de uitleg die de Afdeling geeft aan de wettelijke bepalingen over toepassing van bestuursdwang en het opleggen van een last onder dwangsom, mag een bestuursorgaan er bij afweging van de belangen niet voor kiezen om af te zien van handhavend optreden uitsluitend omdat het een overtreding van geringe omvang betreft. Dit levert op zichzelf beschouwd geen bijzondere omstandigheid op. Wel is het mogelijk dat in een concrete situatie het belang bij handhaving van een overtreding van geringe omvang zodanig onevenredig is in verhouding tot de belangen die daartegen pleiten, dat van handhavend optreden moet worden afgezien. Dit zal moeten worden beoordeeld aan de hand van een afweging van alle in de concrete situatie spelende belangen.
Het Geluidbeleid, voor zover daarin als regel is geformuleerd dat in geen enkel geval wordt opgetreden tegen een eenmalige overschrijding van minder dan 5 dB(A), is gelet hierop in strijd met de genoemde wettelijke bepalingen. Het college heeft zijn afwijzing om handhavend op te treden ten onrechte gebaseerd op dit onderdeel van het Geluidbeleid, en die afwijzing bij het bestreden besluit ten onrechte met een verwijzing naar het Geluidbeleid in stand gelaten.
Het bestreden besluit berust gelet op het voorgaande in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet op een deugdelijke motivering.
2.6.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
2.7.
Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
verklaart het op 13 oktober 2010 ingekomen beroep niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit;
- II.
verklaart de beroepen voor het overige gegrond;
- III.
vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beesel van 5 oktober 2009;
- IV.
gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Beesel aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2010
262.