Gst. 2009, 101
101. ABRvS 26-11-08. Preventieve bestuurlijke rechtshandhaving. Bewijskracht strafvonnis, ex nunc. (Noord-Brabant) m.nt. L.J.J. Rogier
ABRvS 26-11-2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG5316, m.nt. L.J.J. Rogier
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
26 november 2008
- Magistraten
mrs. M. Valsblom, M.G.J. Parkins-de Vin en H.G. Lubberdink
- Zaaknummer
200801483/1
- Noot
L.J.J. Rogier
- LJN
BG5316
- JCDI
JCDI:ADS883416:1
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2008:BG5316, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 26‑11‑2008
- Wetingang
Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus art. 7 lid 1, 2 en 5; par. 2.1 aanhef en sub c Circulaire pbr; VRM art. 6
Essentie
Preventieve bestuurlijke rechtshandhaving. Bewijskracht strafvonnis, ex nunc. (Brabant-Noord)
Samenvatting
Weigering toestemming te verlenen tot het verrichten van beveiligingswerkzaamheden op basis van stukken uit strafdossier. […]
Nu de korpschef, vooruit lopend op het oordeel van de strafrechter, het feitenmateriaal uit het Acroniemdossier aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd en bij zijn standpunt dat sprake is van een serieuze verdenking in aanmerking heeft genomen dat [appellant] strafrechtelijk werd vervolgd in de Acroniemzaak, kan de uitkomst van de strafzaak een bepaald licht werpen op voormeld feitenmateriaal en het gewicht dat aan strafrechtelijke vervolging gehecht moet worden, zodat deze bij de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.