NJB 2007, 392
ABRvS, 24-01-2007, nr. 200601431/1
ABRvS 24-01-2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ6884
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
24 januari 2007
- Magistraten
Mrs. Polak, Bijloos en Roemers
- Zaaknummer
200601431/1
- LJN
AZ6884
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bestuursprocesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2007:AZ6884, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 24‑01‑2007
- Wetingang
Awb art. 3:1; Awb art. 6:6; Awb art. 7:12; Awb art. 8:24; Bekendmakingswet art. 4; Bekendmakingswet art. 5; Wet Primair Onderwijs art. 138; Wet Primair Onderwijs art. 184; Verord. Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam art. 8; Regl. Participatiefonds voor het Primair Onderwijs voor het schooljaar 2003–2004 art. 9; Regl. Participatiefonds voor het Primair Onderwijs voor het schooljaar 2003–2004 art. 32
Essentie
Het behoort tot de eisen van een behoorlijke procesvoering dat buiten twijfel is wie als aanlegger van het geding moet worden aangemerkt. In dit geval is de bevoegdheid om mede namens een ander in beroep te komen onvoldoende aangetoond.
Art. 9 onder o, Reglement Participatiefonds voor het Primair Onderwijs voor het schooljaar 2003–2004 is niet op de in de Bekendmakingswet voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Nu naar het oordeel van de Afdeling in dit geval niet vast staat dat dat artikelonderdeel appellante ten tijde van de bestreden beslissing had bereikt, kan haar deze bepaling niet worden tegengeworpen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.