Gst. 2007, 60
61. ABRvS 3-1-07. Wet Bibob, vergunning, vermoeden van strafbare feiten. Aannemelijke verklaring over informatieverschaffing. (Maastricht) m.nt. A.E.M. van den Berg en P.C.M. Heinen
ABRvS 03-01-2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ5492, m.nt. A.E.M. van den Berg, P.C.M. Heinen
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
3 januari 2007
- Magistraten
mr. M. Vlasblom, mr. P.A. Offers en dr. K.J.M. Mortelmans
- Zaaknummer
200606185/1
- Noot
A.E.M. van den Berg, P.C.M. Heinen
- LJN
AZ5492
- JCDI
JCDI:ADS883223:1
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2007:AZ5492, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 03‑01‑2007
- Wetingang
Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur art. 3 lid 6; Sr art. 225
Essentie
Vermoeden van strafbare feiten ter verkrijging van vergunning; aannemelijke verklaring betrokkene over informatieverschaffing; geen grond om redelijkerwijs te vermoeden dat betrokkene heeft gehandeld met het oogmerk om onjuiste voorstelling van zaken te geven. (Maastricht)
Samenvatting
Het college heeft de vergunning ten behoeve van de inrichting geweigerd omdat betrokkene bij de aanvraag onvolledige en onware informatie heeft verschaft waardoor een redelijk vermoeden is ontstaan dat een strafbaar feit, namelijk valsheid in geschrifte, is gepleegd. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op het op zijn verzoek door het Landelijk Bureau Bibob opgestelde advies. Het college stelt dat het advies deugdelijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.