ABRvS, 05-07-2006, nr. 200506721/1
ECLI:NL:RVS:2006:AY0377
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
05-07-2006
- Zaaknummer
200506721/1
- LJN
AY0377
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2006:AY0377, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 05‑07‑2006; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Gst. 2006, 117 met annotatie van J.J.J. Sillen
Uitspraak 05‑07‑2006
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 30 september 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boskoop (hierna: het college) [vergunninghoudster] bouwvergunning verleend voor het bouwen van 6 appartementen op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
200506721/1.
Datum uitspraak: 5 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/3514 van de rechtbank
's-Gravenhage van 21 juni 2005 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Boskoop.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boskoop (hierna: het college) [vergunninghoudster] bouwvergunning verleend voor het bouwen van 6 appartementen op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 1 april 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 30 september 2003 herroepen.
Bij besluit van 16 juni 2004 heeft het college, opnieuw beslissend op de aanvraag van vergunninghoudster, vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van 6 appartementen op het perceel.
Bij uitspraak van 21 juni 2005, verzonden op 22 juni 2005, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar van 16 juni 2004 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 1 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 augustus 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 7 september 2005 heeft vergunninghoudster medegedeeld als partij op grond van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), aan het geding deel te willen nemen.
Bij brief van 26 oktober 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. H.J.M. Winkelhuijzen, advocaat te Alphen aan den Rijn, en het college, vertegenwoordigd door P.M. Lenssinck, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde].
De Afdeling heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Er zijn nog nadere stukken ontvangen van het college. Deze zijn aan de andere partij toegezonden, die in de gelegenheid is gesteld hierop te reageren. Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting en heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Onder verwijzing naar de uitspaak van de Afdeling van 28 juni 2006, no.200506294/1overweegt de Afdeling ambtshalve het volgende.
2.2. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen.
2.3. De beoogde bouw is in strijd met het ter plaatse van kracht zijnde bestemmingsplan "Bestemmingsplan dorpskern c". Om de bouw niettemin mogelijk te maken, heeft het college ten behoeve van het bouwplan met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling van dit bestemmingsplan verleend.
2.4. De door gedeputeerde staten in overeenstemming met de inspecteur vastgestelde lijst met categorieën van gevallen waarvoor met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling kan worden verleend, betreft een algemeen verbindend voorschrift. Ingevolge artikel 136, eerste lid, van de Provinciewet verbinden besluiten van het provinciebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden niet dan wanneer zij bekend zijn gemaakt. Ingevolge artikel 136, tweede lid, van de Provinciewet geschiedt bekendmaking door plaatsing in het provinciaal blad, dat algemeen verkrijgbaar wordt gesteld.
Uit de door het college nader overgelegde stukken met betrekking tot de genoemde lijst blijkt dat deze niet op de aldus voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Hieruit volgt dat het college niet bevoegd was om met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling te verlenen voor het bouwplan. De aangevallen uitspraak en de beslissing op bezwaar komen dan ook voor vernietiging in aanmerking.
2.5. In verband met het vorengaande komt de Afdeling aan hetgeen appellant overigens heeft aangevoerd, niet meer toe.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door appellant bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar van 16 juni 2004 vernietigen.
2.7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 juni 2005, AWB 04/3514;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boskoop van 16 juni 2004, kenmerk 0302195;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Boskoop tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Boskoop aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de gemeente Boskoop aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 207,00 (zegge: tweehonderdzeven euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006
328-503.