ABRvS, 27-07-2005, nr. 200407247/1
ECLI:NL:RVS:2005:AU0117
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
27-07-2005
- Zaaknummer
200407247/1
- LJN
AU0117
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2005:AU0117, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27‑07‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 3:11 Algemene wet bestuursrecht; art. 8:29 Algemene wet bestuursrecht; art. 10:27 Algemene wet bestuursrecht; art. 10 Wet openbaarheid van bestuur; art. 9 Besluit op de ruimtelijke ordening 1985; art. 12 Besluit op de ruimtelijke ordening 1985; art. 23 Wet op de Ruimtelijke Ordening; art. 28 Wet op de Ruimtelijke Ordening
- Vindplaatsen
AB 2006, 27 met annotatie van L.J.A. Damen
Gst. 2005, 184 met annotatie van R. Kooper
Module Ruimtelijke ordening 2005/1840 met annotatie van F. Arents
JOM 2007/352
OGR-Updates.nl 1001043
Uitspraak 27‑07‑2005
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 6 januari 2004 heeft de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Antoniapolder" vastgesteld.
Partij(en)
200407247/1.
Datum uitspraak: 27 juli 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Terra Nova B.V.", gevestigd te Den Haag,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 januari 2004 heeft de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Antoniapolder" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 6 juli 2004, kenmerk DRM/ARB/04/866A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij faxbericht van 27 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 12 oktober 2004 heeft de gemeenteraad nadere stukken toegezonden. Met betrekking tot één stuk heeft de gemeenteraad om geheimhouding verzocht. De overige stukken zijn aan partijen gezonden.
De Afdeling heeft beperking van de kennisneming van het desbetreffende stuk gerechtvaardigd geoordeeld. Partijen zijn bij brief van 29 oktober 2004 van deze beslissing op de hoogte gesteld. Aan appellante is gevraagd of zij er toestemming voor verleent dat mede op grondslag van het desbetreffende stuk uitspraak wordt gedaan. Bij brief van 11 november 2004 heeft appellante geweigerd deze toestemming te verlenen. Vervolgens is het vooronderzoek in een ander kamer voortgezet.
Bij brief van 11 november 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door [bestuurder] bijgestaan door mr. F.W.J. van der Steen, advocaat, en verweerder, vertegenwoordigd door H. Kats, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht, vertegenwoordigd door mr. A. Hoogesteger, ambtenaar van de gemeente.
2. Overwegingen
Toetsingskader
2.1.
Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: de WRO) in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: de Awb) rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Standpunt appellante
2.2.
Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan "Bedrijventerrein Antoniapolder".
Daartoe stelt appellante onder meer dat de economische onderbouwing van het plan ten onrechte niet ter inzage heeft gelegen en bekend is gemaakt zoals ingevolge artikel 3:11 van de Awb is vereist. Volgens appellante is geen sprake van een geldige reden op grond waarvan openbaarmaking achterwege mocht blijven. Appellante stelt ook dat niet aannemelijk is gemaakt dat het plan financieel uitvoerbaar is. Volgens appellante is op geen enkele wijze objectief inzichtelijk gemaakt welke kosten de aanvullende saneringsmaatregelen op het zogenoemde Genieterrein met zich brengen.
Standpunt verweerder
2.3.
Verweerder heeft het plan met uitzondering van een aantal onderdelen van de planvoorschriften niet in strijd geacht met het recht of een goede ruimtelijke ordening en heeft het plan in zoverre goedgekeurd. Verweerder is van mening dat, omdat in het onderzoek naar de financiële uitvoerbaarheid van het plan strategische en bedrijfseconomische gegevens zijn meegenomen, het aanvaardbaar is dat deze gegevens vertrouwelijk zijn behandeld. Volgens verweerder tonen de gegevens voorts aan dat het plan financieel uitvoerbaar is.
Vaststelling van de feiten
2.4.
Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.1.
Artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (verder: het Bro 1985) luidt:
- 1.
Burgemeester en wethouders verrichten ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied der gemeente onderzoek naar de bestaande toestand in en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkeling van de gemeente.
- 2.
Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan heeft het in het eerste lid bedoelde onderzoek van stonde af aan mede betrekking op de uitvoerbaarheid van het plan.
Blijkens de Nota van toelichting op dit besluit betreft het daarbij in het bijzonder onder meer de financiële uitvoerbaarheid.
2.4.2.
Artikel 12, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro 1985 luidt:
- 2.
Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp daarvoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:
- a.
de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de uitkomsten van het in artikel 9 bedoelde onderzoek voor zover dit onderzoek het in het plan begrepen gebied betreft.
(…)
2.4.3.
Artikel 23, eerste lid, van de WRO luidt, voor zover van belang:
- 1.
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing (…).
2.4.4.
Artikel 3:11 van de Awb luidt, voor zover van belang:
- 1.
Het bestuursorgaan legt de aanvraag tot het nemen van het besluit of het ontwerp van het ambtshalve of op aanvraag te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken, voor een periode van ten minste vier weken ter inzage voor hen aan wie ingevolge artikel 3:13 de gelegenheid wordt geboden hun zienswijze naar voren te brengen.
- 2.
Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing. Indien op grond daarvan bepaalde stukken niet ter inzage worden gelegd, wordt daarvan mededeling gedaan.
2.4.5.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (verder: de WOB), voorzover hier van belang, blijft het verstrekken van informatie achterwege voorzover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de WOB, voorzover hier van belang, blijft het verstrekken van informatie eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
- b.
de economische of financiële belangen van publiekrechtelijke lichamen;
- g.
het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
2.4.6.
In de plantoelichting is vermeld dat de projectontwikkelaar ter onderbouwing van de financiële haalbaarheid van het plan een exploitatieonderzoek heeft doen uitvoeren, waaruit blijkt dat het plan economisch uitvoerbaar is. In dit onderzoek heeft de projectontwikkelaar volgens de plantoelichting aangetoond dat de verplaatsing van de bedrijven mogelijk is binnen het kader van de totale realisatie van het Project Noordoevers. De verwezenlijking van dit project is volgens de plantoelichting bezien door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden, die overleg heeft gevoerd met de naar het nieuwe bedrijventerrein uit te plaatsen bedrijven. Hieruit kwam naar voren dat verwacht kan worden dat op korte termijn overeenstemming wordt bereikt over de herplaatsing, zo staat in de plantoelichting.
2.4.7.
Appellante heeft aan de gemeenteraad verzocht om openbaarmaking van het aanvullende exploitatieonderzoek. De gemeenteraad heeft zich op het standpunt gesteld dat de exploitatieopzet vertrouwelijke strategische en bedrijfseconomische gegevens bevat. De Afdeling heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken opgevraagd. De gemeenteraad heeft ten aanzien van de exploitatieopzet om geheimhouding verzocht. Vervolgens is de procedure gevolgd zoals in artikel 8:29 van de Awb is omschreven.
2.4.8.
Artikel 8:29 van de Awb luidt:
- 1.
Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de rechtbank mededelen dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
- 2.
Gewichtige redenen zijn voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.
3. De rechtbank beslist of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
4. Indien de rechtbank heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting.
5. Indien de rechtbank heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan zij slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die inlichting onderscheidenlijk die stukken uitspraak doen. Indien de toestemming wordt geweigerd, wordt de zaak verwezen naar een andere kamer.
Het oordeel van de Afdeling
- 2.5.
Ingevolge artikel 12 Bro 1985 in samenhang met artikel 9 Bro 1985 behoren de uitkomsten van het onderzoek naar de financiële uitvoerbaarheid van het plan in de plantoelichting te worden opgenomen. Zoals blijkt uit overweging 2.4.6 zijn in de plantoelichting de uitkomsten van het exploitatieonderzoek beschreven.
- 2.6.
De gemeenteraad heeft verzocht om een beperking van de kennisneming van de exploitatieopzet als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb. De Afdeling heeft dit verzoek beoordeeld. Daarbij onderzoekt zij of er voor het bestuursorgaan gewichtige redenen bestaan op grond waarvan beperkte kennisneming gerechtvaardigd is. Gelet op artikel 8:29, tweede lid, van de Awb, wordt een beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd geacht, indien op grond van de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting zou bestaan het stuk openbaar te maken.
De Afdeling heeft geoordeeld dat het verzoek van de gemeenteraad tot beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
- 2.7.
Door haar weigering de Afdeling toestemming te geven om van de overgelegde stukken beperkt kennis te nemen, heeft appellante de Afdeling in zoverre de mogelijkheid ontnomen de rechtmatigheid van het bestreden besluit te toetsen. In beginsel zijn de gevolgen van een dergelijke weigering voor risico van appellante. In hetgeen appellante heeft aangevoerd kan geen reden worden gevonden hierop een uitzondering te maken.
Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
- 2.8.
Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
- 2.9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
- 3.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Langeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2005
317-481.