Gst. 2005, 142
ABRvS, 05-01-2005, nr. 200401581/1
ABRvS 05-01-2005, ECLI:NL:RVS:2005:AR8730, m.nt. L.J.J. Rogier
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
5 januari 2005
- Magistraten
mrs. W. van den Brink, B.J. van Ettekoven en W.D.M. van Diepenbeek
- Zaaknummer
200401581/1
- Noot
L.J.J. Rogier
- LJN
AR8730
- JCDI
JCDI:ADS883084:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2005:AR8730, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 05‑01‑2005
- Wetingang
Opiumwet art. 13b lid 1; EVRM art. 6; EVRM art. 7
Essentie
Sluiting inrichting i.v.m. harddrugs. Geen punitieve sanctie. Bevoegdheid tot handhavend optreden door de enkele aanwezigheid van de cocaïne. Opstellen van beleidsregels niet noodzakelijk. Geen strijd met gelijkheidsbeginsel. (Amsterdam)
Samenvatting
Als meest verstrekkende grief hebben appellanten aangevoerd dat de sluiting van de inrichting een punitieve sanctie is, zodat dient te worden beoordeeld of is voldaan aan het bepaalde in art. 6 en 7 EVRM. Bij de beoordeling van de proportionaliteit van de sluiting kan, aldus appellanten, niet worden volstaan met een terughoudende toetsing van de door de burgemeester verrichte belangenafweging.
Deze grief faalt. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.