ABRvS, 08-12-2004, nr. 200404538/1
ECLI:NL:RVS:2004:AR7118
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
08-12-2004
- Zaaknummer
200404538/1
- LJN
AR7118
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2004:AR7118, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 08‑12‑2004; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AB 2005, 18 met annotatie van A. van Hall
Uitspraak 08‑12‑2004
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 18 september 2002 heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Peel en Maasvallei (hierna: het dagelijks bestuur), voorzover hier van belang, de linker- en rechteroever langs een gedeelte van het primaire water Graven over een lengte van ongeveer 230 meter, met een breedte van 2,00 meter, aangewezen voor de aanleg van onderhoudstroken.
Partij(en)
200404538/1.
Datum uitspraak: 8 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 22 april 2004 in het geding tussen:
appellant
en
de Kamer uit Gedeputeerde Staten van Limburg voor de Behandeling van Administratieve Geschillen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2002 heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Peel en Maasvallei (hierna: het dagelijks bestuur), voorzover hier van belang, de linker- en rechteroever langs een gedeelte van het primaire water Graven over een lengte van ongeveer 230 meter, met een breedte van 2,00 meter, aangewezen voor de aanleg van onderhoudstroken.
Bij besluit van 23 oktober 2003 heeft de Kamer uit Gedeputeerde Staten van Limburg voor de Behandeling van Administratieve Geschillen (hierna: gedeputeerde staten) het daartegen door appellant gemaakte administratief beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 april 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 mei 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 juni 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 2 juli 2004 hebben gedeputeerde staten van antwoord gediend.
Daartoe op voet van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld, heeft het dagelijks bij brief van 15 juli 2004 een memorie ingediend.
Bij brief van 5 november 2004 heeft gedeputeerde staten een nader stuk ingediend. Deze is in kopie naar appellant verzonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. M.M.G.M. Richter, rechtsbijstandverlener, werkzaam bij Stichting Rechtsbijstand te Tilburg, en gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. G.G.P.M. Muijres, werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel 4 van de Keur van het waterschap Peel en Maasvallei (hierna: de Keur) zijn onderhoudsplichtigen van primaire wateren degenen die als zodanig in de legger zijn aangewezen.
2.2.
In hoger beroep handhaaft appellant zijn betoog met betrekking tot de eigendom van de in geding zijnde onderhoudstroken. Appellant betwist dat het waterschap eigenaar is van de betreffende stroken en verzoekt het waterschap dit aan te tonen. Naar zijn stellen is hij door verjaring eigenaar van de gronden geworden.
2.3.
Het betoog van appellant treft geen doel. Het water Graven is op de legger bij de Keur als primair water aangewezen. Zoals de rechtbank ook heeft overwogen, is gelet op de Keur voor aanwijzing van een strook als onderhoudsstrook niet relevant wie rechthebbende is ten aanzien van de grond. De eigendom van de grond is niet van belang, alleen de aard van het water. Hetgeen appellant aanvoert, leidt dan ook niet tot het oordeel dat gedeputeerde staten het besluit van 18 september 2002 niet in stand heeft kunnen laten. Met betrekking tot de vraag wie rechthebbende van de desbetreffende stroken is, dient appellant zich wenden tot de burgerlijke rechter.
2.4.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.P. Zwart, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. J.G. Treffers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Zwart w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2004
27-421.