AB 2004/212
Intrekking Grondwaterwetvergunning; door eigen toedoen onbereikbaar maken; overgang van de vergunning; opschonen vergunningenbestand.
ABRvS 06-05-2004, ECLI:NL:RVS:2004:AO8860, m.nt. A. van Hall
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
6 mei 2004
- Magistraten
Mrs. Hirsch Ballin, Brink, Van Wijmen
- Zaaknummer
200304963/1
- Noot
A. van Hall
- LJN
AO8860
- JCDI
JCDI:ADS867121:1
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2004:AO8860, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 06‑05‑2004
- Wetingang
Grondwaterwet art. 25 lid 2 aanhef en onder b
Essentie
Intrekking Grondwaterwetvergunning; door eigen toedoen onbereikbaar maken; overgang van de vergunning; opschonen vergunningenbestand.
Samenvatting
Naar het oordeel van de Afdeling hebben zich voldoende gelegenheden voorgedaan waarbij van appellante mocht worden verwacht dat zij uit eigen beweging contact met verweerder zou opnemen over haar vergunning. Naar aanleiding van de in 1991 verzonden brieven met betrekking tot de gedeeltelijke intrekking van de vergunningen, hebben omvangrijke betogingen bij het provinciehuis van Noord-Brabant plaatsgevonden. Verder is er in de media uitgebreid aandacht besteed aan de gedeeltelijke intrekking van deze vergunningen. De Afdeling acht het gelet hierop aannemelijk dat appellante van deze ontwikkelingen op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.