ABRvS, 24-12-2003, nr. 200302722/1
ECLI:NL:RVS:2003:AO0934
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
24-12-2003
- Zaaknummer
200302722/1
- LJN
AO0934
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Milieurecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2003:AO0934, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 24‑12‑2003; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AB 2004, 117 met annotatie van F.C.M.A. Michiels
JB 2004/84 met annotatie van C.L.G.F.H. Albers
Uitspraak 24‑12‑2003
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 14 januari 2002 heeft appellant [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast de stacaravan op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) te verwijderen.
200302722/1.
Datum uitspraak: 24 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 24 maart 2003 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 januari 2002 heeft appellant [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast de stacaravan op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) te verwijderen.
Bij besluit van 15 oktober 2002 heeft appellant het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 maart 2003, verzonden op 25 maart 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 oktober 2002 vernietigd en het besluit van appellant van 14 januari 2002 herroepen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 9 april 2003, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 29 juli 2003 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. H. van de Werken en mr. E. de Jong, beiden ambtenaar bij de gemeente, is verschenen. Tevens is daar gehoord [wederpartij], bijgestaan door mr. W.J.H. Wenselaar, werkzaam te Utrecht.
2. Overwegingen
2.1. Appellant komt met succes op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de handhaving van het primaire besluit onrechtmatig is geworden omdat de stacaravan voorafgaand aan de beslissing op bezwaar is verwijderd.
Vast staat dat appellant bij het primaire besluit terecht tot het opleggen van de last onder dwangsom is overgegaan. De omstandigheid dat voorafgaand aan de beslissing op bezwaar de illegale situatie was beëindigd, maakt het opleggen van de last onder dwangsom niet alsnog onrechtmatig. Aangezien de illegale situatie is beëindigd nadat het vastgestelde maximale bedrag aan dwangsommen was verbeurd, was er dan ook geen grond voor herroeping van de opgelegde last. Herroeping van het primaire besluit leidt er immers toe dat de grondslag komt te ontvallen aan deze dwangsommen. Daarmee zou het doel van de last onder dwangsom, die erop is gericht de overtreder ertoe te bewegen zelf een einde te maken aan de illegale situatie binnen een bepaalde termijn, teniet worden gedaan.
Anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, kan, gelet op het voorgaande, handhaving van de last onder dwangsom na beëindiging van de illegale situatie nadat het maximale bedrag aan dwangsommen is verbeurd evenmin als een besluit met een punitief karakter worden aangemerkt.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van appellant alsnog ongegrond verklaren.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 24 maart 2003, 02/2337 GEMWT;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Wilbers-Taselaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2003
71-455.