ABRvS, 20-11-2002, nr. 200201553/1
ECLI:NL:RVS:2002:AF0863
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
20-11-2002
- Zaaknummer
200201553/1
- LJN
AS3631
- Roepnaam
Gedeeltelijke voorzienbaarheid Apeldoorn
- Vakgebied(en)
Bouwrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2002:AF0863, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 20‑11‑2002; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
BR 2003/97 met annotatie van J.W. van Zundert
Uitspraak 20‑11‑2002
Inhoudsindicatie
-
200201553/1.
Datum uitspraak: 20 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Zutphen van 1 februari 2002 in het geding tussen:
appellante
en
de raad van de gemeente Apeldoorn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2000 heeft de raad van de gemeente Apeldoorn (hierna: de raad) een vergoeding aan appellante toegekend ten bedrage van ƒ 11.000,00/€ 4991,58 op voet van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Bij besluit van 22 maart 2001 heeft de raad het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Onafhankelijke bezwarencommissie van 11 oktober 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 1 februari 2002, verzonden op 4 februari 2002, heeft de rechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 14 maart 2002, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 1 mei 2002 heeft de raad van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn in afschrift aan de raad toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2002, waar appellante in persoon, vergezeld van [partij], en de raad, vertegenwoordigd door J. Schoneveld, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat appellante ten gevolge van het op
3 december 1997 in rechte onaantastbaar geworden bestemmingsplan “Sprengenweg-Noord herziening Loolaan/Maduralaan” in een planologisch nadeliger situatie is komen te verkeren, waardoor zij schade heeft geleden in de vorm van een waardevermindering van haar appartement met ƒ 40.000,00/€ 18151,21.
2.2. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft de raad zich, in overeenstemming met het terzake door de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) uitgebrachte advies van december 1999, op het standpunt gesteld dat een gedeelte van de schade redelijkerwijs voor rekening van appellante dient te blijven wegens voorzienbaarheid daarvan.
De raad heeft op basis van het advies van de SAOZ een vergoeding vastgesteld ten bedrage van ƒ 11.000,00/€ 4991,58 voor het gedeelte van de schade dat niet voorzienbaar was.
2.3. Terecht en op goede gronden heeft de rechtbank dit standpunt niet onjuist geacht. De Afdeling ziet in de herhaling in hoger beroep van hetgeen in beroep naar voren is gebracht, geen aanleiding daarover anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met overneming van de gronden van de rechtbank, te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. H. Bekker en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P. Hoogenboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Hoogenboom
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2002
119-401.