AB 2003, 304
Kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht; rechtshulpverlener in proceskosten veroordeeld
ABRvS 21-08-2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE6738, m.nt. C.M. Bitter (niet-gemachtigde advocaat)
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
21 augustus 2002
- Magistraten
Van der Does, Troostwijk, Parkins-De Vin
- Zaaknummer
200201319/1
- Noot
C.M. Bitter
- LJN
AE6738
- Roepnaam
niet-gemachtigde advocaat
- JCDI
JCDI:ADS866849:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Bestuursprocesrecht / Beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2002:AE6738, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 21‑08‑2002
- Wetingang
Awb art. 8:75
Essentie
Kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht; rechtshulpverlener in proceskosten veroordeeld
Samenvatting
Uit de bewoordingen van het hoger beroepschrift blijkt dat appellant op eigen naam hoger beroep heeft ingesteld. Nu appellant geen eigen persoonlijk belang kan hebben bij het instellen van hoger beroep, is hij niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Voor appellant als rechtshulpverlener moet het ten tijde van het instellen van het hoger beroep evident zijn geweest dat dit beroep kansloos zou zijn. Nu er derhalve sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht, dient appellant veroordeeld te worden in de door de raad in verband met de behandeling ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.