AB 1999, 229
Punitieve sanctie; proportionaliteitsvereiste vloeit voort uit art. 6 EVRM
ABRvS 25-03-1999, ECLI:NL:RVS:1999:AN5980, m.nt. B.P. Vermeulen (Eben-Haëzer)
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
25 maart 1999
- Magistraten
Ligtelijn-van Bilderbeek, Van der Meer, Grosheide
- Zaaknummer
E04980006
- Noot
B.P. Vermeulen
- LJN
AN5980
- Roepnaam
Eben-Haëzer
- JCDI
JCDI:ADS867864:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:1999:AN5980, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 25‑03‑1999
- Wetingang
Essentie
Punitieve sanctie; proportionaliteitsvereiste vloeit voort uit art. 6 EVRM.
Samenvatting
De vermindering van bekostiging vanwege het vervullen van vacatures met voorbijgaan van de TWAO-voorschriften moet worden aangemerkt als een punitieve sanctie, waar art. 6 EVRM op ziet. Deze sanctie is naar het oordeel van de wetgever evenredig aan de ernst van het verzuim. In zijn algemeenheid kan niet met vrucht worden staande gehouden dat een overeenkomstig de wet, naar aanleiding van een bepaald verzuim, eenmalig opgelegde sanctie, niet voldoet aan het proportionaliteitsvereiste dan wel het evenredigheidsbeginsel. Ten overvloede overweegt de Afdeling dat het gedurende meerdere bekostigingsjaren ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.